• No results found

Faillissementen van rechtspersonen en natuurlijke personen

In document Monitor Wsnp, zesde meting (pagina 35-41)

3.5 Uitkomsten

3.5.4 Faillissementen van rechtspersonen en natuurlijke personen

Een van de doelstellingen van de Wsnp is het terugdringen van het aantal faillisse-menten van natuurlijke personen31. In figuur 3.12 wordt de ontwikkeling van het aan-tal uitgesproken faillissementen van vennootschappen e.d.32 (hierna aangeduid met “rechtspersonen”) en natuurlijke personen weergegeven voor de periode 1993 tot en met 2009. In de nulmeting was geconstateerd dat er na 1999 minder natuurlijke per-sonen failliet werden verklaard dan rechtsperper-sonen. In de tweede meting bleek dat het aantal faillissementen van natuurlijke personen het aantal faillissementen van rechtspersonen in 2005 weer had ingehaald. In 2006 zijn voor het eerst sinds de in-voering van de Wsnp (december 1998) meer natuurlijke personen failliet verklaard dan rechtspersonen. Dit kwam vooral door een sterke daling bij de rechtspersonen. Figuur 3.12

Bron: CBS

In 2008 is het aantal faillissementen van rechtspersonen voor het eerst na enkele ja-ren van continue daling toegenomen. In 2009 heeft deze stijging zich als gevolg van de economische crisis versterkt doorgezet, waardoor het aantal faillissementen van rechtspersonen dat jaar uitkwam op een recordaantal van 6 995.

31 Hieronder vallen zowel particulieren als (ex-)ondernemers.

32 Hieronder vallen: Besloten vennootschap, Naamloze Vennootschap, stichting, vereniging, Limited of andere

buitenlandse rechtspersoon) of een samenwerkingsverband (Vennootschap onder Firma, Commanditaire Vennootschap of maatschap). 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000

Aantal uitgesproken faillissementen, 1993-2009

Natuurlijke personen met of zonder eenmanszaak Rechtspersonen

Ook het aantal natuurlijke personen dat failliet werd verklaard, nam in 2009 toe, maar aanzienlijk minder sterk dan het aantal failliete rechtspersonen. Deze toename van de faillissementen van natuurlijke personen is de eerste sinds jaren en staat los van de ontwikkeling van het aantal beëindigde schuldsaneringen. Zoals eerder gezien is immers het aantal schuldsaneringen dat eindigde in een faillissement, in 2009 juist

4 Dwangakkoorden, moratoria en voorlopige

voorzieningen

Sinds 1 januari 2008 staat de rechter een drietal nieuwe instrumenten ter beschik-king:

- het dwangakkoord: de schuldenaar kan bij zijn verzoekschrift tot toepassing van de Wsnp de rechtbank vragen een of meer schuldeisers die weigeren mee te werken aan een minnelijke regeling alsnog te bevelen mee te werken aan een (minnelijk) akkoord;

- de voorlopige voorziening bij bedreigende ("moratorium"): de rechtbank kan voor de duur van maximaal zes maanden een voorlopige voorziening toeken-nen om een (beperkt aantal) bedreigende situatie(s) af te wenden met als doel alsnog tot een minnelijk akkoord te komen;

- de voorlopige voorziening bij spoedeisende zaken ("voorlopige voorziening"): om tijd te winnen voor het behandelen van een verzoekschrift van de Wsnp kan een rechtbank een voorlopige voorziening toekennen bij spoedeisende zaken (hieronder vallen meer situaties dan bij het moratorium).

Voor alle drie deze minnelijke middelen is het aantal verzoeken in 2009 aanzienlijk hoger dan in 2008. De stijging is met name groot bij de dwangakkoorden (70%, van 400 naar 682) en de voorlopige voorzieningen (67%, van 283 naar 473). Bij de mora-toria bedraagt de stijging 31% (van 572 naar 834). Het percentage toegekende ver-zoeken is bij de moratoria en de voorlopige voorzieningen in 2009 iets hoger dan in 2008 (53% respectievelijk 63%). Bij beide is het percentage afwijzingen gedaald (mo-ratoria van 27% naar 18% en voorlopige voorzieningen van 22% naar 16%). Het per-centage nietontvankelijkverklaringen is bij beide gestegen naar 7% respectievelijk 6% (van 2% respectievelijk 0,2%). Dwangakkoorden worden slechts in 32% van de gevallen toegekend. Iets minder dan een kwart van de verzoeken wordt afgewezen. Het aandeel ingetrokken verzoeken is in 2009 iets lager dan in 2008 (40% versus 47%) en het aandeel nietontvankelijkverklaringen iets hoger.

Tabel 4.1 Beslissingen op verzoeken dwangakkoord en voorlopige voorzienin-gen in 2009

Dwangakkoord Moratorium Voorlopige voorziening

aantal % aantal % aantal %

Toegekend 204 32% 418 53% 285 63% Afgewezen 147 23% 139 18% 72 16% Ingetrokken 257 40% 171 22% 69 15% Niet-ontvankelijk verklaard 33 5% 55 7% 29 6% Totaal ingediend in 200933 682 834 473 Totaal ingediend in 2008 400 572 283

Verschillen tussen rechtbanken

Net als in 2008 zijn er aanzienlijke verschillen tussen de rechtbanken in het aantal ingediende verzoeken om een dwangakkoord, moratorium of voorlopige voorziening (tabel B3.1 in bijlage 3).

Ten opzichte van het aantal Wsnp-verzoeken hebben de rechtbanken van Den Haag, Middelburg en Utrecht veel verzoeken om een dwangakkoord. In Almelo, Gro-ningen en Zwolle-Lelystad is dit aantal juist relatief laag. Den Haag en Amsterdam hebben relatief veel verzoeken om een moratorium; net als in 2008 wordt bijna de helft (46%) van alle verzoeken hierom gedaan bij de rechtbank van Den Haag. Net als in 2008 is in Almelo het aantal verzoeken bij alle drie de middelen laag en geldt dit in 's-Hertogenbosch en Maastricht alleen voor de dwangakkoorden en de morato-ria.

Verzoeken om een voorlopige voorziening komen relatief veel voor in Haarlem, Zwol-le-Lelystad, Amsterdam en Alkmaar. Een relatief hoog aantal verzoeken om een voorlopige voorziening kan mede veroorzaakt worden door het feit dat de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening sneller kan plaatsvinden dan op een verzoek om een moratorium. Bij zeer dringende situaties wordt de schuldhulpverle-ner gevraagd, indien deze een verzoek om een moratorium indient, ook een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen (ook al is er geen verzoekschrift voor de Wsnp, dat in principe vereist is) omdat alleen een verzoek om een voorlopige voor-ziening meteen ingewilligd kan worden.

Wat betreft de uitkomsten van de verzoeken om een dwangakkoord kennen met na-me Breda, Dordrecht en Roermond veel intrekkingen. In Assen, Leeuwarden en Mid-delburg is aantal toegekende verzoeken ten opzichte van het aantal afgewezen ver-zoeken hoog; in Rotterdam, Utrecht en 's-Hertogenbosch geldt het omgekeerde. In 2008 waren het andere rechtbanken die op deze punten opvielen.

33 Dit aantal wijkt af van de som van de vier getallen erboven, om bij die getallen deels zaken zitten die in 2008

Voor de uitkomsten van de verzoeken om een moratorium geldt dat deze met name in Assen en Utrecht erg vaak worden toegewezen (verhouding toewijzing- afwijzing is 10:1 en 19:1). In tegenstelling tot in 2008 is bij geen enkele rechtbank het aantal af-wijzingen hoger dan het aantal toeaf-wijzingen.

Verzoeken om een voorlopige voorziening, ten slotte, worden relatief vaak toegekend in Middelburg, Zwolle-Lelystad en 's-Hertogenbosch en relatief vaak afgewezen in Rotterdam en Breda. Ook dit is anders dan in 2008.

5 Duurzaamheid schone lei

In document Monitor Wsnp, zesde meting (pagina 35-41)