• No results found

4. Lessen uit de pilots – wat maakt de zoektocht succesvol?

4.3 Samenwerkingsproces in de pilot

4.4.1 Faciliteren: ruimte voor een vrijplaats en voldoende hulpbronnen

Een vrijplaats voor verkenning en verdieping

Een pilot creëert de broodnodige vrijheid om meerlaagsveiligheid te verkennen, op enige afstand van dwingende ritmes van het HWBP en van ruimtelijke investeringsprogramma’s. Deze vrijheid is essentieel om te komen tot het verkennen van ongebaande paden, maar wil overigens niet zeggen dat er geen sprake is van tijdsdruk of van politiek-bestuurlijke urgentie. Zo zien we bijvoorbeeld bij IJssel- Vechtdelta dat in de luwte is nagedacht over de visie en hoofdlijn van het programma, maar dat er tegelijkertijd wel tijdsdruk zit op financiële aanvragen voor projecten in het uitvoeringsprogramma. Ook bij Marken is deze tijdsdruk en politiek-bestuurlijke urgentie sterk aanwezig. Dit leidt er toe dat de pilot is voorzien van een duidelijke tijdshorizon (uitvoer maatregelen uiterlijk in 2018). Binnen deze tijdshorizon heeft de projectgroep de pilot benut als vrijplaats voor de uitwerking van verschillende alternatieven.

Leergierigheid en veranderbereidheid

Daarnaast is het kenmerkend dat in de algemene context van de pilots sprake is van een zekere nieuwsgierigheid en bereidheid om te leren. Een pilot biedt alle betrokkenen een veilige ruimte om snel te leren en tot vernieuwing te komen. Dit gebeurt op basis van enthousiasme en persoonlijk commitment.

Hulpbronnen

Er zijn drie belangrijke hulpbronnen die in de pilots een belangrijke rol spelen: geld, organiserend vermogen en tijd.

Financiële middelen

Een ingewikkelde puzzel in de pilots betreft de vraag onder welke omstandigheden overheden bereid zijn om geld uit te geven aan zaken die in strikte zin niet tot hun verantwoordelijkheid gerekend kunnen worden. Het is voor alle overheden lastig om ergens aan mee te betalen waar zij niet zelf verantwoordelijk voor zijn, of om iets meer te doen dan waarvoor ze strikt genomen aan de lat staan. Provincies en gemeenten willen wel iets doen om overstromingsrisico’s te reduceren, maar willen niet zonder meer investeren om de toekomstige opgave van de waterbeheerder te verkleinen. Waterschappen willen best hun dijkversterking zo uitvoeren dat ruimtelijke ontwikkelingen kunnen meeliften of investeringen naar voren halen, maar willen niet zonder meer investeren in maatregelen achter de dijk als dat er niet direct toe bijdraagt dat hun opgave kleiner wordt.

Een uitzondering op deze moeizame discussie over financiën zien we in de pilot IJssel-Vechtdelta. Cofinanciering vanuit de provinciale investeringsimpuls (€14 miljoen in vier jaar) heeft als een vliegwiel gewerkt om lopende of nieuwe projecten meer ‘delta-proof’ te maken.

Organisatorische hulpbronnen

Meerlaagsveiligheid is voor alle partijen nog onontgonnen terrein. Dat betekent dat er enerzijds veel externe expertise nodig is om goed in beeld te krijgen wat de mogelijkheden zijn. Maar het betekent ook dat er intern veel geleerd en ontwikkeld moet worden om een overstromingsrisicobenadering als organisatie goed te kunnen toepassen. Dat geldt voor waterschappen en veiligheidsregio’s, maar ook voor gemeenten en provincies. Niet alleen kost deze capacity-development tijd, ze kost ook geld. Geld dat schaars is. Veel regionale actoren geven aan dat het rijk via pilots en kennisontwikkeling kan helpen om deze capacity-development een impuls te geven. Het rijk kan de samenwerking op regionaal niveau aanjagen en faciliteren, mede ook door een platform te creëren waarop regionale pilots hun resultaten kunnen delen. Op haar beurt kunnen provincies hetzelfde doen in de richting van het lokale schaalniveau.

Tijd

De verkenning in de pilots staat onder stevige tijdsdruk. Zo wordt de hoeveelheid beschikbare tijd om de verkenningen uit te voeren in de casus Marken door sommige actoren als problematisch ervaren. Zij geven aan soms onvoldoende tijd te hebben om de gemaakte stappen in de eigen organisatie door te vertalen. Dat geldt ook voor Dordrecht, al is daar sprake van een langere aanloopperiode. Maar ook daar is de snelheid van het proces zodanig, dat het moeilijk is om de thuishonken voldoende goed mee te nemen in het proces.

Niet alleen de beschikbaarheid van tijd binnen de pilot is een aandachtspunt. Uit de pilots leren we ook dat het gesprek tussen de dominante actoren binnen de verschillende lagen leidt tot kansen voor synergie als dit gesprek plaatsvindt in een vroegtijdig stadium en met heldere agenda’s (inhoud en investeringsagenda). Zo is er in de stad Zwolle zowel een duidelijke ruimtelijke opgave als een duidelijke waterveiligheidsopgave. Deze duidelijke agenda’s in combinatie met een heldere visie en financiële steun vanuit het programma IJssel-Vechtdelta, hebben geleid tot een groot aantal succesvolle projecten. Voorbeelden zijn het combineren van de herinrichting van (op dijken liggende) toegangswegen en het extra verhogen van de dijken, het versterken van een geluidswal waardoor de geluidswal als ‘gevolgbeperkende’ kering functioneert en het waterrobuust inrichten van

nieuwbouwwijken. Door niet te vertrekken vanuit een vastomlijnde opgave vanuit één domein, bleek meer mogelijk.

Tegelijkertijd is het niet altijd gemakkelijk om voor dit vroegtijdige gesprek de bereidheid te vinden bij de betreffende overheden. Vooral in het ruimtelijke domein zijn agenda’s van actoren meer dan eens fluïde. In de pilots wordt het gesprek gevoerd, maar zien we ook een duidelijke splitsing. De projecten die geprogrammeerd staan, willen zo min mogelijk gehinderd worden door dit soort verkenningen en willen graag zo snel mogelijk maatregelen uitvoeren. En tegelijk is het lastig om voldoende urgentiegevoel te mobiliseren om na te denken over de toekomst van het gebied zonder dat duidelijk is aan welke concrete opgaven van de verschillende overheden dat mogelijkerwijs raakt.