• No results found

De faciëskartering geeft een vlakdekkend beeld van de aspectbepalende

vegetatie-elementen over de gehele gemonitorde zone. Deze kaart is weergegeven in onderstaande figuur.

Figuur 5.5 Faciëskartering voor het gemonitorde deel van Sevendonk. De dominante aspectbepalende soorten worden hierbij vlakdekkend gekarteerd

Figure 5.5 Main vegetation facies mapping of the monitored area of Sevendonk. Full area mapping of the dominant aspect-determining species

Deze kartering geeft een vereenvoudigd beeld van de ruimtelijke variatie in de

kruidvegetatie van het gebied. De groene lijn geeft de afbakening weer van het gedeelte dat getypeerd en verwerkt werd als ‘vochtig eiken-berkenbos’, de zone ten zuiden hiervan vormt het ‘mesotroof elzenbroek’.

Uit de facieskartering blijkt dat deze opsplitsing een sterke vereenvoudiging is van de realiteit : in werkelijkheid is de vegetatie van het gebied een grillige mozaiek van natte en vochtige, voedselarme en mesotrofe vegetatietypes, al dan niet verstoord of aangerijkt door vroegere beheerwerkzaamheden, of voedselrijk grondwater.

Globaal zijn de faciestypes in het ‘elzenbroek’ wat voedselrijker dan de rest, dit omwille van de aanvoer van nutriënten en slib bij overstroming van de beekvallei, en de invloed van voedselrijk grondwater.

Hieronder worden nog enkele ‘typische’ faciësbeelden meegegeven.

Figuur 5.6 Enkele typische faciesbeelden : zuiver Pijpenstrootje (boven links), Pijpenstrootje met Blauwe bosbes (boven rechts), Braam (midden links), Moeraszegge (midden rechts); Riet (linksonder) en Stekelvaren (rechtsonder).

6 Prognose van de bosevolutie bij nulbeheer

Bosdynamiek en boomsoortensamenstelling

De te verwachten evoluties naar bosdynamiek zijn sterk uiteenlopend al naargelang de uitgangssituatie.

Voor de jonge bestanden van breedbladige wilgen en berk die het resultaat zijn van

verbossende graslanden kan een verdere successie verwacht worden in de richting van meer langlevende en schaduwverdragende boomsoorten. In de droge bosdelen betekent dit dat de berken weliswaar nog lange tijd dominant aanwezig zullen blijven, in dimensie zullen

toenemen en in aantal afnemen, maar dat hun positie geleidelijk aan zal worden

overgenomen door Zomereik en Lijsterbes, twee soorten die deze zones vrij veel gevestigde verjonging vertonen. In de vochtige zones zullen bos- en schietwilgen nog enige tijd

domineren; de wilgenkoepels zullen echter geleidelijk aan uiteenvallen en vervangen worden door soorten als Gewone es en Zwarte els.

In de naaldhoutbestanden zal de boomlaag nog vele decennia gedomineerd blijven door Grove den : de bomen zijn nog vrij jong en vitaal. Sterfte treedt op bij individuele bomen, maar de vrijgekomen ruimte wordt vrij snel weer ingevuld door de overige bomen. Geleidelijk aan zal echter ook loofhout als Zomereik en Lijsterbes doorgroeien naar de boomlaag, en dit aandeel zal enkel toenemen. Aangezien de dennen zich helemaal niet verjongen zullen de naaldhoutbestanden op zeer lange termijn evolueren naar gemengde loofhoutbossen op basis van eik en Lijsterbes.

In de oudere zure bestanden die nu reeds door Zomereik worden gedomineerd zal deze dominantie verder doorgezet worden; de positie van Ruwe en Zachte berk is meer precair : de verwachting is dat bij verdere rijping deze soorten meer en meer zullen vervangen worden door Lijsterbes en Zwarte els, resp. op de meer droge en nattere standplaatsen. Door het ontbreken van zaadbomen van beuk en esdoorn valt te verwachten dat deze ‘subclimax’ nog lange tijd kan aanhouden.

Naar boom- en leeftijdsdimensies is een verdere spreiding van de diameterverdeling te verwachten. De dennen zullen hierbij verder opschuiven en geleidelijk aan ontbreken in de kleinere diameters. Ook bij eik is een duidelijke verschuiving naar rechts te verwachten, al is hier wel een verdere (beperkte) nalevering in de kleinere diameters te verwachten. Op zeer lange termijn kan dit leiden tot dennen van >80 cm diameter en eiken tot > 100 cm, diameterklassen die nu enkel worden ingenomen door enkele oude populieren en wilgen. Ook bij de berken is een dergelijke verschuiving te verwachten, zij het beperkt tot de kleine tot middelzware dimensies, waarbij de kleinere diameterklassen vooral worden aangevuld door de meer schaduwtolerante Lijsterbes. Een aantal berken en Lijsterbessen kunnen echter ook respectabele afmetingen (tot 40-50 cm) bereiken.

In de mesotrofe broekbossen valt te verwachten dat de sterke dominantie van Zwarte els nog lange tijd kan aanhouden, al zullen soorten als Zomereik en Lijsterbes (op drogere plekken) en Gewone es aan belang winnen. De nog aanwezige cultuurpopulieren en oude Schietwilgen zullen wellicht op termijn volledig uit de menging verdwijnen. Het stamtal zal geleidelijk verder teruglopen door onderlinge concurrentie en zelfdunning van de spillen op de elzenstoven. De meerstammigheid zal hierdoor geleidelijk verder afnemen. Door de verdere volumetoename van de afzonderlijke spillen valt te verwachten dat op termijn nogal

openingen door zijdelingse kroonsluiting bij een plastische boomsoort als Zwarte els, vrij snel weer zullen verdwijnen. De diameterverdeling zal ook hier verder opschuiven naar rechts, waarbij de spillen op de elzenstoven tot meer dan 50-60 cm diameter kunnen uitgroeien, vooral dan op éénspillige stoven (uitscheuren bij meerstammigheid).

Voorraad levend en dood hout.

Actueel bedraagt de gemiddelde levende voorraad ongeveer 250 m³/ha. In de

broekbosgedeelten is deze verhoudingsgewijze iets hoger dan in de droge arme bosdelen (resp. 224 en 292 m³/ha). De dode voorraad bedraagt gemiddels slechts 14 m³/ha. Zowel de levende als de dode voorraad zitten nog ver onder de te verwachten voorraadpeilen in onbeheerde bossen. Voor beide bostypes zijn op lange termijn voorraadpeilen te verwachten die ruim het dubbele zijn van de huidige toestand. Ter

vergelijking : in het bosreservaat Wijnendalebos, eveneens gelegen op zure zandige bodems, is een gemiddeld voorraadpeil van meer dan 500 m³/ha aanwezig. We kunnen dus

verwachten dat zowel de levende als dode voorraad verder geleidelijk zullen toenemen. Zonder grote verstoringen (grote windvalvlaktes,…) valt een toename van de levende voorraad van ca 5 m³/ha/j te verwachten, en een opbouw van de dode voorraad met 1-2 m³/ha/j. De te verwachten eindvoorraden (op basis van potentiele levende voorraad en buitenlandse referentiebeelden) liggen hier wellicht tussen 50 en 100 m³/ha.

Vergelijken we de resultaten uit deze inventaris met de gegevens van de basisinventaris tien jaar voordien, dan blijkt inderdaad dat de levende voorraad op tien jaar tijd met zowat 50 m³/ha is toegenomen. Dergelijke vergelijkingen zijn echter met de nodige omzichtigheid te hanteren : de proefvlaklocaties en gebruikte steekproefgrootte is sterk verschillend, en ook de bemonsterde ‘populatie’ is niet geheel gelijklopend : de inventaris uit 1997 omvat ook de bosbestanden in het gericht reservaatsdeel, maar niet de broekbosdelen in het militair domein, die in 2007 wel zijn opgenomen. De proefvlakken werden in 1997 bovendien niet ‘ad random’ gekozen maar ‘in een representatief deel van het bosbestand’. Uit analyses blijkt dat men hierbij geneigd is om zeldzame elementen over te bemonsteren : in een els

gedomineerd bos met hier en daar een es of een eik wil men graag ook de bijmenging in het proefvlak opnemen, ook al zou dat bij een random sampling slechts nu en dan het geval zijn. Hetzelfde geldt voor zwaar dood hout : uit de oude inventaris wordt de totale

doodhoutvoorraad reeds geschat op meer dan 20 m³/ha (berekend op basis van diameters en tarieven met één ingang). Dit zou betekenen dat de voorraad zou zijn afgenomen wat weinig waarschijnlijk is. Het hogere cijfer in 1997 is dus wellicht toe te schrijven aan overbemonstering.

Vegetatieontwikkeling

Naar vegetatie zijn geen drastische veranderingen te verwachten : in de droge tot vochtige zure bosdelen is een verdere rijping van de vegetatie, met toename van Blauwe bosbes en stekelvarens te verwachten ten nadele van Pijpenstrootje en Bochtige smele. Ook braam en (op vochtiger standplaatsen) riet zullen wellicht afnemen naargelang de totale

overscherming toeneemt (door o.a. verdere toename van loofhout in de boomlaag en de ontwikkeling van een dichtere onderetage van Lijsterbes en Hazelaar). Bij een verdere rijping van het ecosysteem valt ook te verwachten dat de nu nog sporadisch voorkomende

oudbosplanten zoals Gewone salomonszegel zich zeer geleidelijk zullen uitbreiden.

De elzenbossen hebben nu reeds op vele plaatsen een zeer volledige climaxvegetatie bereikt. Daar worden weinig grote verschuivingen verwacht. De vegetatie in de jongere elzenbossen zal door verdere uitrijping vermoedelijk ook hiernaartoe convergeren.

7 Literatuurlijst

Albrecht L. (1990) Naturwaldreservate in Bayern – Schriftenreihe, Band 1 – Grundlagen, Ziele und Methodik der waldökologischen Forschung in Naturwaldreservaten. Bayerisches Staatsministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten.

Arickx J. (1975): Landschapsevaluatie van Turnhout.

Berben J. (1983) Dendrometrische studie van de Corsikaanse den, LISEC, Genk. Bodeux A. (1955). Alnetum glutinosae.Mitt. Flor.-soz. Arbeitsgem.N.F. 5 : 114-135

Bücking W. (1989) Bericht des Landes Baden-Württemberg über den Stand den Einrichtung, Sicherung, Bestandserfassung und Dauerbeobachtungen von Naturwaldreservaten. Natur und Landschaft 64(12) : 550-553.

Cornelis J., Hermy M., Roelandt B., De Keersmaeker L., Vandekerkhove K. (2009) Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen, een typologie van bossen gebaseerd op de kruidlaag. INBO.M.2009.5. Agentschap voor Natuur en Bos en Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, 316 p.

Crespin L., Verhagen R., Stenseth N., Yoccoz N., Prevot-Julliard A. & Lebreton J. (2002). Survival in fluctuating bank vole populations: seasonal and yearly variations. OIKOS 98, 467-479.

Dagnelie P., Palm R., Rondeux J. & Thill A. (1985) Tables de cubage des arbres et des peuplements forestiers. Les presses agronomiques de Gembloux, Gembloux, 148p.

De Bakker D., Desender K., Grootaert P., Van Den Meersschaut D., Vandekerkhove K. & Van De Kerckhove P. (1999). Faunistische inventarisatiegegevens voor het bosreservaat

Sevendonck. Resultaten van de inventarisaties van spinnen, loopkevers, dansvliegen en slankpootvliegen in het proefvlak Sevendonck in het kader van het bodemfaunaprojekt. Ondersteunend rapport opgemaakt door het IBW en het KBIN in het kader van het beheersplan voor het bosreservaat Sevendonk. IBW Bb R 99.0010.

De Bakker D., Desender K. & Grootaert P. (2000) Determinatie en bioindicatie van bosgebonden ongewervelden. 1. Bioindicatie van standplaatsvariabelen. Rapport ENT.2000.01. KBIN, Departement Entomologie

De Bakker D., Desender K., Grootaert P. & Baert L. (2001). Inventarisatie en determinatie van ongewervelden als ecologische indicatoren in Vlaamse integrale bosreservaten. 1. Verkennend onderzoek naar de potentiële waarde van integrale bosreservaten voor spinnen en loopkevers. Rapport ENT.2001.01. Onderzoeksopdracht B&G/18/99: 90pp+bijlagen De Bakker D., Hendrickx F., Dekoninck W. & Maelfait J.-P. (2003). Spider diversity and assemblages in the forest reserve 'Sevendonk' (Oud-Turnhout, Antwerp, Belgium). Abstractbook of the 21st European Colloquium of Arachnology, Sint-Petersburg, Russia. De Bruyn L. & De Meyer M. (1984). On the phenology of some Chloropidae (Diptera) in Belgium. Bull. Annls Soc. R. belge Ent. 120. pp. 133-144.

De Keersmaeker L., Baeté H., Van de Kerckhove P., Christiaens B., Esprit M. &

Vandekerkhove K. (2002). Bosreservaat Kersselaerspleyn: monitoringrapport. Monitoring van de vegetatie en de dendrometrische gegevens in de kernvlakte en de steekproefcirkels. Rapport IBW Bb 2002.002, 105 pp. + bijlagen.

De Keersmaeker L., Van de Kerckhove P., Baeté H., Walleyn R., Christiaens B., Esprit M. & Vandekerkhove K. (2005). Integrale Bosreservaten: inhoudelijk programma en

basishandleiding. Rapport IBW Bb R 2005.003.

De Meyer M. & De Bruyn L. (1984): On the phenology of some Pipunculidae (Diptera) in Belgium. Bull. Annls Soc. R. belge Ent. 120. pp. 123-131.

De Schutter B. & Coosemans J. (1999): Bosbodemclassificatie door middel van bodemfauna - luik ‘Nematoda’. AMINAL-afdeling Bos & Groen. Onderzoeksopdracht nr.B&G/15/96

uitgevoerd door Laboratorium voor Fytopathologie en Plantenbescherming – KULeuven. Deneckere M. (1980a): Staatsbos Zevendonk : broedvogelinventarisatie. Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Waters en Bossen, Inspectie Antwerpen, Houtvesterij Turnhout.

Deneckere M. (1980b): Staatsbos Zevendonk : biologisch rapport. Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Waters en Bossen, Inspectie Antwerpen, Houtvesterij Turnhout.

Desender K., De Bakker D., Versteirt V., De Vos B., Van Den Meersschaut D., Vandekerkhove K. (2000a). Ground beetle diversity and assemblages from forests in Flanders: a baseline study. Abstractbook of the XXIth International Congress of Entomology, Iguassu Falls, Brazil Desender K., De Bakker D., Grootaert P., Pollet M., De Bruyn L., De Vos B. & Maelfait J.-P. (2000b). Beetles, spiders and flies as bio-indicators in forests: a large scale research project in Flanders (Belgium). Abstractbook of the XXIth International Congress of Entomology, Iguassu Falls, Brazil.

Desender K., De Bakker D. & Van de Kerckhove P. (2001). Inventarisatie en determinatie van ongewervelden als ecologische indicatoren in Vlaamse integrale bosreservaten. 2. Casestudie naar de invloed van boshistoriek, bosfragmentatie en bosexploitatie op de spinnen- en loopkeverfauna van ecologisch waardevolle alluviale bossen. Rapport ENT.2001.03. Onderzoeksopdracht B&G/18/99: 98pp+26bijlagen

Desender K., Maes D., Maelfait J.-P. & Van Kerckvoorde M. (1995): Een gedocumenteerde Rode lijst van de zandloopkevers en loopkevers van Vlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 1995 (1).

Dik E.J. (1990). De schatting van volumes en werkhoutlengten bij populier. De Dorschkamp, rapport nr 590, Wageningen.

Econnection (2003) Beheersplan Bosreservaat Sevendonk. Van Elegem B., Engels P. & Vandekerkhove K. (eindredactie). Vlaams gewest, Afdeling Bos & Groen

Govaere L. & Vandekerkhove K. (2005). Biotoopkartering. Specifiek biotoop- en soortenbeheer in bossen: methodologische ondersteuning. Deel I : Methodiek, Deel II: Beschrijvende fiches, Deel III Gedocumenteerde soortenlijsten. Rapport IBW Bb 2005.007 Hochbichler E., O’Sullivan A., van Hees A. & Vandekerkhove K. (2000) WG2

“Recommendations for Data Collection in Forest Reserves, with an Emphasis on Regeneration and Stand Structure”. In : (anonymus) COST Action E4 – Forest Reserves Research Network. European Commission.

Kärcher R. & Förster M. (1994) Waldschutzgebiete Baden-Württemberg: Anweisung für Vermessung und Aufnahme. Forstliche Versuchs- und Forschungsanstalt

Kirby K., Thomas R. & Dawkins H. (1996). Monitoring of changes in the tree and shrub layers in Wytham Woods (Oxfordshire), 1974-1991. Forestry 69: 319-334.

Linard C., Tersago K., Leirs H. & Lambin E. (2007). Environmental conditions and Puumala virus transmission in Belgium. International Journal of Health Geographics 6: 55

Lodewijckx, E., Verhagen, R. & Verheyen, W. (1985). Influence of sex, sexual condition and age on the amount of activity of wild wood mice, Apodemus-sylvaticus (L). Annales de la societe royale zoologique de Belgique 115, 75-85

Lodewijckx E. (1984). The influence of sex, sexual condition and age on the exploratory-behavior of wild wood mice (Apodemus-sylvaticus l). Behavioural Processes 9, 431-444 Lodewijckx E. (1984). Seasonal fluctuations in the exploratory-behavior and in the activity of wild wood mice. Acta Theriologica 29, 273-282

Londo G. (1984). The decimal scale for relevés of permanent quadrats. In: Knapp R (Ed), Sampling methods and taxon analysis in vegetation science. The Hague, Dr. W. Junk Publishers, pp. 45-49.

Maelfait J.-P., Baert L., Janssen M. & Alderweireldt M. (1998). A Red List for the spiders of Flanders. Bull. Kon. Inst. Nat. 68. p.131-142.

Meeus D. (1996): Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Turnhout. Milieudienst stad Turnhout.

Meeus R. (1980): Staatsbos Zevendonk : vegetatieonderzoek van de graslanden. Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Waters en Bossen, Inspectie Antwerpen, Houtvesterij Turnhout.

Noirfalise A. & Sougnez N. (1961). Les forêts riveraines de Belgique. Bulletin du Jardin Botanique de l'Etat, 30, 199-288.

Noirfalise A. (1984). Forêts et stations forestières en Belgique. Presses Agronomiques de Gembloux, 234 pp.

Ódor P. & van Hees A. (2004). Preferences of dead wood inhabiting bryophytes for decay stage, log size and habitat types in Hungarian beech forests Journal of Bryology 26: 79–95. Paelinckx, D., De Baere, D., De Blust, G., Bervoets, H. & Verheyen, R. (1986): Biologische Waarderingskaart van België. Verklarende tekst kaartbladen 2 en 8. Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart.

Paulussen W. (1950). De broedvogels van Winkels’ Broek te Sevendonk-Turnhout. De Wielewaal 16, 334-337.

Paulussen W. (1954). Avifauna van Zevendonk. De Wielewaal 20, 83-87.

Peterken G. & Backmeroff C. (1988). Long-term monitoring in unmanaged woodland nature reserves. Research and Survey in Nature Conservation 9. Nature Conservancy Council, Petersborough.

Pigott C. & Taylor K. (1964) The distribution of some woodland herbs in relation to the supply of nitrogen and phosphorus in the soil. Journal of Ecology 52: 175-185.

Rogister J.E. (1985). De belangrijkste bosplantengemeenschappen van

Vlaanderen.Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch onderzoek - Groenendaal - Werken Reeks A, nr. 29.

Rogister J.E. (1988). Determinatiesleutels en -schema's voor het bepalen van subassociaties, varianten en subvarianten van het ALNO-FRAXINETUM en ALNETUM

GLUTINOSAE.Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch onderzoek - Groenendaal - Werken Reeks A, nr. 34.

Rombouts K. (2005). Een aanzet tot monitoring van de graslandvegetaties in bosreservaat Sevendonk. Nota Afdeling Bos en Groen, houtvesterij Turnhout.

Rombouts K. (2006). Veranderingen binnen graslandvegetaties in bosreservaat Sevendonk. Bosrevue 15

Schaminée J., Stortelder A. & Weeda, E. (1996). De vegetatie van Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press/Uppsala - Leiden.

Sérusiaux E., Diederich P. & Lambinon J. (2004). Les macrolichens de Belgique, du Luxembourg et du nord de la France. Clés de détermination. Ferrantia 40. Travaux scientifiques du Musée national d’histoire naturelle Luxembourg.

Siebel, H. & During H. (2006). Beknopte Mosflora van Nederland en België. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Stortelder A., Hommel, P. & de Waal, R. (1998): Broekbossen. KNNV Uitgeverij/Utrecht. Stuurman F. & Clement J. (1993) The standardized monitoring programme for forest reserves in The Netherlands. In: Broekmeyer M E A, Vos W, Koop H (eds) European Forest Reserves. Centre for agricultural publishing and documentation, Wageningen, The

Netherlands.

Tersago K., Verhagen R. & Leirs H. (2011). Temporal Variation In Individual Factors Associated With Hantavirus Infection In Bank Voles During An Epizootic: Implications For Puumala Virus Transmission Dynamics. Vector-Borne And Zoonotic Diseases 11, 715-721 Tersago K., Schreurs A., Linard C., Verhagen R., Van Dongen S., Leirs H. (2008). Population, environmental and community effects on local bank voles (Myodes glareolus) Puumala virus infection in an area with low human incidence. Vector Borne Zoonotic Diseases 8, 235-244 Timmers A. (2002). Synecologische analyse van de arachnofauna van het bosreservaat Sevendonk met verder onderzoek naar de ecologie van de zustersoorten Pardosa lugubris en

Pardosa saltans (Araneae, Lycosidae). Universiteit Gent (RUG), Faculteit Wetenschappen,

Vakgroep Biologie: Gent. 142 pp

Thibo J. (2006).Synecologie en dispersievermogen van loopkevers in het bosreservaat te Sevendonck . Afstudeerwerk universiteit Gent

Van Den Meersschaut D. & Lust N. (1997) Monitoring van de bosstructuur en de bossamenstelling in het RTT-domein van Liedekerke. Rapport Universiteit Gent.

Van Den Meersschaut D. & Lust N. (1996): Kansen voor natuurontwikkeling in bossen op arme zandgronden. Onderzoek naar de bestrijding van Amerikaanse vogelkers (Prunus

serotina Ehrh.).

Van Der Werf S. (1991). Natuurbeheer in Nederland; Deel 5 : Bosgemeenschappen. Pudoc Wageningen, 375 pp.

Vandekerkhove K. (1998): Criteria voor de selectie van bosreservaten in functie van een betere kadering van de Vlaamse bosreservaten in een Europees netwerk. Mededelingen Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer 1998/3. 113p.

Vandekerkhove K., Van de Kerckhove P. & Van Den Meersschaut D. (1999): Ondersteunend onderzoek door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer bij het beheersplan voor het bosreservaat Koeimook : chemische en biologische waterkwaliteit van de afvoersloot ; concurrentiële positie van de zware Grove dennen en beoordeling van bosstructuur en hoeveelheden dood hout. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer/Geraardsbergen IBW Bb R 99.009.

Vandergroen G., Beelaert G., Hoofd G., et al. (1987). Partial characterization of a hantavirus isolated from a Clethrionomys-glareolus captured in Belgium. Acta Virologica 31, 180-184. Vandooren L. & Van der Aa B. (ongepubl.) Protocol voor de verwerking van fish-eye

opnamen. IBW-rapport. Instituut voor Bosbouw & Wildbeheer, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Vanhellemont M., Verheyen K., De Keersmaeker L., Vandekerkhove K., Hermy M., (2008). Does Prunus serotina act as an aggressive invader in areas with a low propagule pressure? Biological Invasions 11: 1451–1462

Vanhellemont M., Baeten L., De Keersmaeker L., Vandekerkhove K., Hermy M. & Verheyen K. (2009). Is Amerikaanse vogelkers overal even invasief? De levende natuur 110 (7), 339-343

Vanrompaey J & Verhagen R. (1986). Hairless field mice (Apodemus-sylvaticus) caught in the wild. Zeitschrift für Saugetierkunde 51, 153-158.

Verbeke W. (1996): Synthesenota met betrekking tot de oprichting van het bosreservaat Sevendonk. Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Bos & Groen.

Verhagen R. (1975): Toepassing en vergelijking van een landschapsecologische invantarisatie- en evaluatiemethode. Licentiaatsverhandeling, Universitaire Instelling Antwerpen.

Verhagen R. (1976) : Zoogdieren van de gemeente Turnhout. Lutra 18 (1). p.1-7.

Verhegghen J.F. (1980): Staatsbos Zevendonk : bedrijfsregeling. Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Waters en Bossen, Inspectie Antwerpen, Houtvesterij Turnhout.

Viaene P., Boddez P. & Hermy M. (1997): Basisinventarisatie van de Bosreservaten. Bosreservaat Sevendonk. Katholieke Universiteit Leuven, Departement Landbeheer, laboratorium voor Bos, natuur en Landschap i.o.v. de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL-afdeling Bos & Groen.

Waterinckx M. (2001) De bosinventarisatie van het Vlaamse Gewest. Deel 2:

bosbouwkundige resultaten. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen; 51-208.

Lijst van figuren

Figuur 1.1 Situering van het bosreservaat Sevendonk in Vlaanderen ... 11

Figuur 1.2 bosreservaat Sevendonk (rode perimeter), met gearceerd de zone die in deze monitoring is opgenomen (51,39 ha groot): deze omvat het integraal reservaatsdeel, evenals een zone in het militair domein waar de facto ook een nulbeheer wordt gevoerd. Blauwgroene arcering is de zone met broekbos, het overige deel zijn zure droge bossen. Ook weergegeven op de kaart zijn de 78 cirkelplots en de twee kernvlaktes (zie verder) ... 14

Figuur 1.3 Evolutie van het landgebruik in Sevendonk tussen 1775 en 1930 ... 16

Figuur 1.4 Detailbeeld van de Ferrariskaart ter hoogte van het bosreservaat ... 17

Figuur 1.5 Stafkaart uit 1960, na inrichting van het gebied als militair domein (munitiedepot). ... 19

Figuur 1.6 Evolutie van het landgebruik in Sevendonk tussen 1950 en 1990 op basis van luchtfoto’s ... 20

Figuur 1.7 Evolutie van het landgebruik in Sevendonk over de laatste 15 jaar op basis van luchtfoto’s . 21 Figuur 1.8 Gedetailleerde bestandskaart voor Sevendonk uit 1982 ... 22

Figuur 1.9 Bestandenkaart met beheermaatregelen voor het bosreservaat uit het beheerplan (2003) – niet ingekleurde zones kennen een nietsdoen-beheer ... 23

Figuur 1.10 Stamtal- (links) en grondvlakverdeling (rechts) uit de basisinventaris. ... 30

Figuur 1.11 Diameterverdeling uit de basisinventaris. ... 31

Figuur 1.12 Locatie van het proefvlak van het bodemfauna-project, en de transecten van de basisinventaris (lijnstukken met nummers 1-2). ... 35

Figuur 1.13 twee dagvlindersoorten die regelmatig in het bosreservaat worden waargenomen : kleine ijsvogelvlinder (links) en bont dikkopje (rechts) – (foto’s Kris Vandekerkhove en Luc De Keersmaeker)... 37

Figuur 2.1 Een fenopaal, die gebruikt wordt om de hoekpunten van de kernvlakte en het middelpunt