• No results found

F UNCTIE 1: A ANLEG NIEUWE NATUUR OF VERDWIJNEN VAN NATUUR

In document Waardering van ecosysteemdiensten (pagina 115-117)

22 Titel hoofdstuk

95 aanwezigheid van habitats die geschikt zijn voor bestuivende insecten Typische monocultuur

6.1.1. F UNCTIE 1: A ANLEG NIEUWE NATUUR OF VERDWIJNEN VAN NATUUR

o Beschrijving

De waarde van deze functie geeft een schatting van de waarde voor de culturele diensten van een omzetting van een landbouwecosysteem naar een natuurecosysteem. De functie kan bij benadering ook gebruikt worden voor het verdwijnen van natuur ten voordele van infrastructuur, maar dit geeft een onderschatting van de waarde, omdat enerzijds het verdwijnen van iets bekends klassiek als meer ingrijpend wordt ervaren, en anderzijds het bijkomende verlies aan belevings- en overdrachtswaarde van landbouw naar stedelijk landgebruik niet is meegerekend.

Functie 1 kan ook gebruikt worden om veranderingen in landgebruik die niet in een andere functie worden aangeboden te waarderen binnen een natuurgebied bijv. heide naar grasland, heide naar bos… .

Benodigde inputgegevens:

x % van de verschillende ecosystemen in het gebied

x % hoge soortenrijkdom: geef hiermee aan of het gebied een gezond ecosysteem zal hebben of als het zeldzame soorten in Vlaanderen (rode lijstsoorten) bevat. Indien geen van deze beide voorwaarden geldt, geeft u 0% aan. Indien aan één van beide voorwaarden is voldaan voor het hele gebied, geeft u 100% in. Indien dit slechts geldt voor een gedeelte van het gebied geeft u aan voor welk percentage (oppervlakte) van het gebied dit geldt. Het percentage geeft geen schatting van de graad van biodiversiteit weer. Bij een bestaand gebied kan u eventueel de Biologische WaarderingsKaart (BWK) raadplegen (code w, wz of z of overlay met belangrijke fauna is een indicatie van hoge soortenrijkdom).

x Aanwezigheid van wandel- en fietspaden: geef aan of het gebied toegankelijk is/zal zijn via paden (wandel, fiets, ruiter). Indien slechts een deel van het gebied toegankelijk is via paden, geef dan aan welk percentage van de oppervlakte.

x Aangrenzende omgeving: met aangrenzende omgeving bedoelen we het landgebruik waaraan het te ontwikkelen natuurgebied grenst. Indien één van de mogelijke types sterk overheerst, vul daar dan 100% in en 0% bij de rest. Indien het natuurgebied grenst aan meerdere types, die geen van allen dominant zijn, geef dan het aandeel van de types in de totale omgeving aan. Voorbeeld: voor een gebied met een omtrek van 5 km dat wordt begrensd door 1,5 km landbouw, 1,5 km woongebied en 2 km natuur, vult u dan 30% in bij landbouw, 30% in bij bewoning en 40% bij natuur. De som moet 100% zijn.

x Lijst van gemeenten in een straal van 50 km rond het studiegebied (afstand in vogelvlucht tussen het middelpunt van het gebied en het middelpunt van de gemeente mag maximaal 50 km zijn) (de webtool berekent dit automatisch).

o Onderbouwing van de functie

De betalingsbereidheid voor de omzetting van akker/weiland (dat in de bevraging verondersteld werd geen natuurwaarde te hebben en niet toegankelijk te zijn) naar een natuurgebied werd bevraagd in een grootschalige enquête in 2009 waarbij een keuze-experiment werd uitgevoerd. Voor meer details over de bevraging en de resultaten verwijzen we naar Liekens et al. 2009.

102

De literatuur leert ons dat de aanwezigheid van substituten, met andere woorden de aanwezigheid van bestaande natuur in de nabije omgeving, de betalingsbereidheid voor bijkomende natuur beïnvloedt. Dit geldt duidelijk voor de gebruikswaarde voor natuur, bijvoorbeeld voor recreatie. Hoe meer natuur voor recreatie beschikbaar is, hoe minder de betalingsbereidheid is voor bijkomende natuur. Iemand die bijvoorbeeld omringd is door bossen zal relatief genomen minder wensen te betalen voor een bijkomend bos dan iemand die geen bos in zijn onmiddellijke omgeving heeft. Ook zal iemand voor één extra bos een bepaalde betalingsbereidheid hebben, maar voor een tweede extra bos zal deze waarschijnlijk lager zijn. Hoeveel lager is niet zo duidelijk. Als men de functie wil toepassen voor verschillende gebieden loopt men snel tegen budgetbeperkingen aan. Het is minder duidelijk in welke mate en op welke wijze dit geldt voor de niet-gebruikswaarde zoals overdrachtswaarde. We vonden geen statistisch significante indicator om deze effecten mee te nemen in de functie. Verder tonen de resultaten dat mensen een heel hoge betalingsbereidheid per hectare hebben voor een klein gebied, maar dat die betalingsbereidheid per hectare snel zakt naarmate het gebied groter wordt.

Om rekening te houden met bovenstaande argumenten ontwikkelden we een pragmatische aanpak die gebaseerd is op de informatie die mensen ons gegeven hebben over hun bereidheid om meer te betalen voor natuur met bepaalde kenmerken (afhankelijk van type natuur, mate van toegankelijkheid, omgeving, soortenrijkdom), en op het feit dat uit de resultaten blijkt dat mensen 0,05€ extra willen betalen per bijkomende hectare ongeacht de kenmerken van het gebied.

Functie 1 wordt zo geschaald dat als men de functie invult voor een theoretisch gebied van 1 ha, met gemiddelde waarden voor de bepalende parameters (bijv. voor één zesde bos, voor één zesde grasland etc.) het gebied wordt gewaardeerd aan €0,05 per huishouden (hh) per jaar (voor een gemiddeld huishouden). De waarde voor een meer aantrekkelijk gebied (een bos, met hoge soortenrijkdom, met wandel- en fietspaden en naast een natuurgebied) wordt dan geschat op €0,0708/hh.j. De waarde van een gemiddeld huishouden voor een hectare minder aantrekkelijk gebied (grasland met lage biodiversiteit, niet toegankelijk en naast een industriegebied ) wordt dan geschat op €0,0276/hh.j. Op deze wijze wordt de belevings- en overdrachtswaarde van het meest waardevolle natuurgebied (vanuit deze groep van waarden) dus zo’n 2,7 keer hoger geschat dan het minst waardevolle.

Een belangrijke discussie die een grote impact heeft op de waarde, is het vastleggen voor welke huishoudens betalingsbereidheid van toepassing is. We passen deze functie toe op alle huishoudens binnen een straal van 50 km. De BTB voor extra natuur daalt wel in functie van de afstand en de omvang van het gebied. Gemiddeld daalt de BTB met €0,63 per kilometer afstand tussen woonplaats en gebied ten opzichte van de berekende betalingsbereidheid zoals in bovenstaande paragraaf beschreven, vermenigvuldigd met het aantal ha. Onderstaande figuur illustreert hoe het afstandsverval voor één gebied met bepaalde kenmerken (een toegankelijk bos met hoge soortenrijkdom) de betalingsbereidheid beïnvloedt voor verschillende oppervlakten van het gebied. De rode lijn illustreert dat voor een gebied met een omvang van 40 ha de BTB vervalt tot 0 vanaf een afstand van ongeveer 5 km. Voor een gebied dat dezelfde kenmerken heeft maar dat 320 ha groot is, vervalt de BTB op een afstand van 38 km. Enkel voor gebieden van meer dan 500 ha schatten we dat er op 50 km afstand nog een positieve BTB is. Deze benadering is consistent met de kennis van recreatieve gebruikswaarde van natuur, waarbij kleinere gebieden enkel een lokaal belang hebben, terwijl grotere gebieden een bovenlokaal belang hebben.

103

In document Waardering van ecosysteemdiensten (pagina 115-117)