• No results found

Externe veiligheid

In document Ambonstraat 5, Alphen aan den Rijn (pagina 25-32)

SAB 20 Verlenen hogere grenswaarden

3.2.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsba-re objecten.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (of-wel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang perma-nent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dode-lijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risi-co van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen.

Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhan-kelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ont-wrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi, Bevb en Bevt wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.

Toetsing

In mei 2017 is een quick scan externe veiligheid uitgevoerd. Het onderzoek is opge-nomen als bijlage bij dit bestemmingsplan. De belangrijkste conclusies uit het onder-zoek zijn hieronder opgenomen.

SAB 24

Voor het plangebied is een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hierbij is binnen 1 km af-stand van het plangebied gekeken naar de volgende aspecten, die van invloed kun-nen zijn op het plangebied:

 risicovolle inrichtingen;

 transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;

 transport van gevaarlijke stoffen over spoor, water en weg.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De glo-bale ligging van het plangebied is aangeduid met een geel kader.

Uitsnede uit risicokaart externe veiligheid met aanduiding plangebied (bron: www.risicokaart.nl)

Stationaire bronnen

Ten zuiden van het plangebied is aan de Prins Bernhardlaan 1 een inrichting gelegen (rode stip). Het betreft hier een gasdrukregel- en meetstation. Voor het bedrijf is geen 10-6 contour aanwezig. De inrichting ligt op een afstand van ruim 800 m. De afstand tot het plangebied is daarmee voldoende groot. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van de inrichting. Nadere toetsing aan het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

Ten westen van het plangebied zijn een aantal BEVI-inrichtingen op minder dan 1 ki-lometer van het plangebied gelegen, deze zijn hieronder nader beschouwd.

Aan de Handelsweg 6 bevindt zich Mavom B.V., een bedrijf dat gericht is op de ver-vaardiging van overige anorganische basischemicaliën. De inrichting is op 950 m van het plangebied gelegen. De inrichting kent een PR 10-6 contour van 85 m; de omvang van het invloedsgebied is 675 m. De risicobron is daarmee niet relevant voor het plan.

Aan de Produktieweg 8 bevindt zich Kluthe, een bedrijf dat gericht is op de vervaardi-ging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek. De inrichting is op 900 m van het plange-bied gelegen. Uit een door de Omgevingsdienst West-Holland uitgevoerde QRA, d.d.

5 augustus 2014, is gebleken dat het PR 10-6 contour heeft en een invloedsgebied heeft van 2 kilometer. Het invloedsgebied is derhalve over het plangebied gelegen.

SAB 25

Het berekende groepsrisico kent een oriënterende waarde van het groepsrisico van 0,008 maal de oriëntatiewaarde. De grote afstand van het bedrijf tot het plangebied maakt dat het groepsrisico niet zal wijzigen. Het plangebied ligt enkel binnen een toxisch relevant invloedsgebied en verder niet binnen EV-zones van de signalerings-kaart. Dit betekent dat volstaan kan worden met een verwijzing naar de standaard verantwoording uit de beleidsvisie.

Aan de Eikenlaan 20 bevindt zich Biesterfeld, een groothandel in chemische produk-ten. De inrichting is op 850 m van het plangebied gelegen. De inrichting kent een PR 10-6 contour van circa 40 m; de omvang van het invloedsgebied is circa 5 km. De risi-cobron is daarmee relevant voor het plan. Er dient een verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Voor dit bedrijf is in de toelichting bij de beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020 opgenomen dat voor dit bedrijf de procedure voor intrekking van de vergunning loopt. Verwacht mag worden dat dit be-drijf derhalve niet meer relevant is op het gebied van externe veiligheid. Indien het groepsrisico toch verantwoord dient te worden kan ook voor Biesterfeld worden aan-gesloten bij de standaard verantwoording uit de beleidsvisie 2016-2020. Het plange-bied ligt enkel binnen een toxisch relevant invloedsgeplange-bied en verder niet binnen EV-zones van de signaleringskaart. De grote afstand van het plan tot het bedrijf maakt dat het groepsrisico niet zal wijzigen. Dit betekent dat volstaan kan worden met een ver-wijzing naar de standaard verantwoording uit de beleidsvisie.

Aan de H.A. Lorentzweg 2 bevindt zich Avery, een bedrijf dat gericht is op de vervaar-diging van lijm- en plakmiddelen. De inrichting is op 1400 m van het plangebied gele-gen. De inrichting kent een PR 10-6 contour van circa 35 m; de omvang van het in-vloedsgebied is 1700 m. De risicobron is daarmee relevant voor het plan. Er dient een verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Uit een door Tebodin uitge-voerde QRA, d.d. 8 juni 2012, is gebleken dat de PR 10-6 contour niet ver buiten de in-richtingsgrens komt en dat het bedrijf een invloedsgebied heeft van 2 kilometer. Het invloedsgebied is derhalve over het plangebied gelegen. Het berekende groepsrisico kent een oriënterende waarde van circa groepsrisico van 0,006 maal de oriëntatie-waarde. De grote afstand van het bedrijf tot het plangebied maakt dat het groepsrisico niet zal wijzigen. Het plangebied ligt enkel binnen een toxisch relevant invloedsgebied en verder niet binnen EV zones van de signaleringskaart. Dit betekent dat volstaan kan worden met een verwijzing naar de standaard verantwoording uit de beleidsvisie.

Aan de Eikenlaan 265 bevindt zich Hoogvliet B.V., een opslagbedrijf. De inrichting is op 1900 m van het plangebied gelegen. De inrichting kent geen PR 10-6 contour; de omvang van het invloedsgebied is 1670 m. De afstand tot het plangebied is daarmee voldoende groot. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van de in-richting. Nadere toetsing aan het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

Mobiele bronnen

In de omgeving van het plangebied kunnen verschillende mobiele bronnen voor ver-voer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Hierbij gaat het om hogedrukaardgaslei-dingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In onderhavige si-tuatie is enkel transport door buisleidingen aan de orde.

SAB 26 Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied ligt een hogedrukaardgasleiding. De aardgasleiding heeft een diameter van 8,62 inch en een maximale druk van 40 bar. De aardgaslei-ding kent geen PR 10-6 contour. Omdat het plangebied ruim buiten de onderzoekzone (ongeveer 20 m) van deze buisleidingen is gelegen en buiten het invloedsgebied kan een nadere onderbouwing achterwege blijven.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een aantal risicobronnen ligt. De planontwikkeling kan daardoor een effect hebben op het groepsrisico. Voor de ver-antwoording kan worden verwezen naar de standaard verver-antwoording uit de beleids-visie externe veiligheid 2016-2020 Alphen aan den Rijn. Om deze reden is de aandui-ding veiligheidszone - bevi in dit bestemmingsplan niet overgenomen. Het

bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect externe veiligheid.

3.2.7 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan wor-den gesteld dat als aan de grenswaarwor-den voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet vol-doen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenen-de mate bijdragen aan luchtverontreiniging worbetekenen-den opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Plannen die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoe-ven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aange-zien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2

en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maxi-maal 1,2 ųg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

SAB 27

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aan-vaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project ‘niet in betekenende mate’ bij-draagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehui-zen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsri-sico’s optreden.

Toetsing

In het plangebied bestaat het voornemen om een woongebouw voor circa 62 wonin-gen te realiseren. Volwonin-gens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij o.a. woningen sprake kan zijn van een significante blootstellingsduur. Om onacceptabele gezondheidsrisi-co’s uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht. De monitoringstool bij het Na-tionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het ministerie van I&M maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees ni-veau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s.

Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg. Daarnaast worden er in het plan geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het ‘Besluit gevoelige bestemmingen’. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat zowel vanuit de Wet milieube-heer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

SAB 28

3.3 Water

3.3.1 Beleid

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) is 10 december 2015 vastgesteld en vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisi-co’s. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene stra-tegie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken on-derdeel uit van het NWP2.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2016

In 2016 heeft de provincie Zuid-Holland een planherzieningsbesluit inzake het water-beleid genomen. Het Provinciaal Waterplan 2010 – 2015 wordt hiermee actueel ver-klaard voor de onderdelen waterveiligheid, water en natuur en vismigratie.

In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 zijn de opgaven van de Europese Kaderricht-lijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid- Holland. Het Provinciaal Waterplan be-schrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar water-partners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

a waarborgen waterveiligheid;

b zorgen voor mooi en schoon water;

c ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;

d realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft ge-leid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad.

In de Verordening Ruimte (2014) is regelgeving opgenomen voor de regionale en pri-maire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.

Hoogheemraadschap van Rijnland

Het plangebied voor dit bestemmingsplan valt geheel binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: Rijnland). Elke zes jaar leggen water-schappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren, vast in een zogeheten waterbeheerplan. In het vijfde waterbeheer-plan (WBP5) geeft Rijnland richting aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Dit in lijn met en in aanvulling op het coalitieakkoord (2015) waarin het nieuwe bestuur van Rijnland de koers voor de komende jaren heeft uitgezet.

SAB 29 Keur 2015

Rijnland zorgt voor een veilig en gezond watersysteem voor het gebied tussen Was-senaar, Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Om het watersysteem zo optimaal mogelijk te laten functioneren, heeft een waterschap de bevoegdheid, op grond van artikel 56 in combinatie met artikel 78 van de Waterschapswet, verordeningen vast te stellen die het nodig acht voor de behartiging van de opgedragen taken. De taken die aan een waterschap worden opgedragen, betreffen – volgens artikel 1 van de Waterschapswet – de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater en eventueel kan nog de zorg voor andere waterstaatsaangelegenheden worden opge-dragen, bijvoorbeeld vaarwegbeheer. Ook de Waterverordening Rijnland en het Re-glement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland bepalen de kaders.

Naast voornoemde wet- en regelgeving, die de organisatie van de waterschappen re-gelt, geven de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving allerlei bepalingen over de inhoud van het waterbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van doelstellingen en concrete normen. De Keur dient tevens ter invulling van deze doelstellingen, te weten:

 voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en water-schaarste, in samenhang met

 bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van water-systemen, en

 vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Handreiking Watertoets

Om te kunnen borgen dat gemeenten bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplan-nen of het verlebestemmingsplan-nen van omgevingsvergunningen ter afwijking van een bestemmings-plan worden gehouden aan de regels uit de Keur, is in artikel 3.1.1 Bro de verplichting opgenomen voor gemeenten om nieuwe bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen ter toetsing aan het waterschap voor te leggen. Deze toets wordt ook wel de 'watertoets' genoemd. De Handreiking Watertoets, die in december 2011 door het hoogheemraadschap is vastgesteld, bevat richtlijnen over de waterpa-ragraaf in ruimtelijke besluiten en de manier waarop deze wordt getoetst door het wa-terschap.

Het Hoogheemraadschap van Rijnland biedt gemeenten de gelegenheid de planei-genschappen op een digitaal formulier in te vullen, waarna een digitale watertoets moet uitwijzen of het bestemmingsplan, het wijzigingsplan of de omgevingsvergunning een 'groot waterbelang' omvat en ook feitelijk contact met de afdeling plantoetsing van het hoogheemraadschap dient te worden opgenomen.

Gemeentelijk waterbeleid

Stedelijk waterplan Alphen aan den Rijn

Gemeente Alphen aan den Rijn en het hoogheemraadschap van Rijnland hebben sa-men het Stedelijk waterplan Alphen aan den Rijn opgesteld. Het waterplan heeft als doel een visie en een uitvoeringsplan vast te stellen voor het verbeteren van het totale watersysteem en het waterbeheer in Alphen aan den Rijn voor de periode tot 2017 met een doorkijk naar 2025. Het gaat om het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, maar ook om het ontwikkelen van kansen op het ge-bied van beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

SAB 30

Gemeentelijk rioleringsplan 2016-2020 Alphen aan den Rijn

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot de inrichting van de gemeentelijke rioolstel-sels is beschreven in het Gemeentelijk rioleringsplan. Het geldende plan heeft de titel

“Gemeentelijk rioleringsplan 2016-2020 Alphen aan den Rijn” (Grp 2016-2021). Naast de wijze waarop de bestaande stelsels worden beheerd en onderhouden wordt in het Grp 2016-2021 ook aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met hemelwater en op welke wijze de vuilemissie vanuit de rioolstelsels op oppervlaktewater wordt ver-minderd.

In document Ambonstraat 5, Alphen aan den Rijn (pagina 25-32)