• No results found

2 Planbeschrijving

4.6 Externe veiligheid

Beleidskader

Bij de invloed van de externe veiligheid wordt bezien in hoeverre de

veiligheidsrisico’s door de gewenste bestemmingen worden overschreden. Het gaat hierbij om risico’s door stationaire (inrichtingsgebonden) activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico’s door het transport van gevaarlijke stoffen. In beide gevallen wordt de afweging gebaseerd op de omvang van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de mogelijke effecten die optreden en de kans dat die effecten ook daadwerkelijk manifest worden. Nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogen niet

voorkomen op plaatsen waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 per jaar.

De normen voor het plaatsgebonden risico zijn bedoeld als grenswaarden volgens de wet milieubeheer. Naast het plaatsgebonden risico wordt ook gekeken naar het groepsrisico. De normen worden weergegeven door middel van risicocontouren.

Onderzoek

Invloed van stationaire bronnen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein.

Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en LPG-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de

inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is, op enkele onderdelen na, op 27 oktober 2004 in werking getreden.

Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet worden gerealiseerd in gebieden waar sprake is van een plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar. Voor het PR geldt als norm dat dit kleiner dan 10-6 per jaar moet zijn. De kans per jaar dat één persoon, die op een bepaalde plaats verblijft, komt te overlijden door een ongeval van het vervoer van gevaarlijke stoffen moet kleiner zijn dan 1 op 1 miljoen. Ook het vaststellen van een bestemmingsplan geldt als een nieuwe situatie, waarbij voldaan moet worden aan de eisen uit het Bevi. Concreet betekent dit dat kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar contour niet zijn toegestaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden toegestaan.

Wanneer zich binnen de 10-6 per jaar contour kwetsbare objecten kan een

bestemmingsplan worden vastgesteld mits er zodanige voorschriften aan het besluit zijn verbonden dan wel er een traject van wijziging van de milieuvergunning is ingezet, zodat binnen 3 jaar na vaststelling van het besluit voldaan wordt aan de grenswaarde (artikel 8 lid 3 Bevi). Wel dient in de tussentijd voldaan te worden aan de grenswaarde van 10-5 per jaar. Naast Bevi-inrichtingen zijn er ook inrichting die niet onder het Bevi vallen, maar waar wel opslag van risicovolle stoffen plaatsvindt.

Regulering van de risico- aspecten die samenhangen met de opslag van deze stoffen vindt plaats middels het Activiteitenbesluit dan wel de WM vergunning. Een

belangrijke richtlijn voor opslag en gebruik vormen de zogenaamde PGS richtlijnen.

De PGS richtlijnen beschrijven de eisen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu kan worden bereikt.

78 Volgens de risicokaart bevinden zich in de omgeving van de drie deelgebieden geen inrichtingen waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden en/of inrichtingen waar werkzaamheden met gevaarlijke stoffen plaatsvinden die een bedreiging kunnen vormen voor het onderhavige plan.

Afbeelding 40: Uitsnede Risicokaart A 100 te Ottoland

Afbeelding 41: Uitsnede Risicokaart Polderweg 2 te Ottoland

79 Afbeelding 42: Uitsnede Risicokaart tegenover Heulenslag 77 te Bleskensgraaf

Invloed transport gevaarlijke stoffen – transportroutes

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar

risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Wegverkeer

In de directe omgeving van de deelgebieden vinden geen voor de externe veiligheid relevant structureel transport van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Incidentele transporten van gevaarlijke stoffen over de omliggende wegen zijn echter niet uit te sluiten, maar deze vallen ruimschoots buiten het toetsingskader. Hierdoor zijn geen relevante externe veiligheidsrisico’s door transport over de weg te verwachten.

Spoorverkeer

In de directe omgeving van de deelgebieden zijn geen spoorwegen aanwezig.

Vaarwegen

In de directe omgeving van de deelgebieden zijn geen voor de beroepsvaart relevante vaarwegen aanwezig.

Invloed transport gevaarlijke stoffen – buisleidingen

Bij besluit van 24 juli 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Dit besluit stelt regels voor risico’s en zonering langs

buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en

beschikbaarheid van noodplannen.

De deelgebieden in Ottoland zijn niet gelegen in de directe omgeving van de voor het aspect externe veiligheid relevante buisleidingen. Het deelgebied tegenover

A-803:

169 m A-553:

145 m A-518-06:

142 m

80 Heulenslag 77 te Bleskensgraaf is gelegen binnen de inventarisatieafstand van de gasbuisleidingen A-518-06, A-553 en A-803.

Tabel 11: Gegevens nabijgelegen buisleidingen

Leidingnummer A-518-06 A-553 A-803

Eigenaar Gasunie Gasunie Gasunie

Diameter 762 mm

Artikel 11 Bevb: plaatsgebonden risico

Conform artikel 11 van het Bevb mogen kwetsbare objecten niet binnen de norm voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6) van een aangelegde of geprojecteerde buisleiding toegelaten worden. Het plaatsgebonden risico is in dit geval een grenswaarde. Verder moet rekening worden gehouden met de invloed van risico verhogende objecten in de directe omgeving van de buisleidingen.

Het deelgebied in Bleskensgraaf is op een afstand van circa 142 meter gelegen van de dichtstbijzijnde leiding. De drie leidingen geen PR 10-6/jaar contour, waardoor wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico.

De afstand van de beoogde woning is gelegen binnen de 100% letaliteitsafstand van de drie buisleidingen. Conform de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient voor zowel buisleidingen met een werkdruk van 66 bar als 80 bar een

belemmeringenstrook van tenminste 5 meter te worden aangehouden waarbinnen geen bouwwerken worden opgericht en een vergunningstelsel geldt voor

graafwerkzaamheden. Het deelgebied ligt ruim buiten de aan te houden

belemmeringenstrook waarbinnen geen activiteiten mogen plaatsvinden die de buisleiding kunnen beschadigen.

Artikel 12 Bevb: groepsrisico

In artikel 12 van het Bevb is geregeld dat een plan dient te worden voorzien van een verantwoording over het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleidingen.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar, dat ten minste tien of meer personen komen te overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding, bij een ongeval aan deze buisleiding. Het groepsrisico is daarmee een maat voor maatschappelijke ontwrichting (ramp) bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Aanwezigen binnen het invloedsgebied van een risico dragen bij aan het groepsrisico.

Het deelgebied in Bleskensgraaf is gelegen in een woonlint in het buitengebied. De populatie in de omgeving van dit plangebied is laag. Met het toevoegen van één woning zal de populatie in de omgeving nog steeds laag blijven. Daardoor is het zeer aannemelijk dat het groepsrisico ter plaatse van het deelgebied met weinig populatie iets toeneemt, maar lager is en blijft dan een factor 1.000 lager dan de oriëntatiewaarde.

81 Omdat het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde, moet de

gemeente nog steeds het groepsrisico verantwoorden, maar kan met een ‘beperkte verantwoording’ worden volstaan.

Verantwoording groepsrisico

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om één woning te realiseren binnen het invloedsgebied van drie buisleidingen. Omdat de buisleidingen alle drie geen PR 10-6-contour hebben, wordt voldaan aan het plaatsgebonden risico. Bovendien wordt de woning niet gerealiseerd binnen een belemmeringenstrook van de

buisleidingen. In alle redelijkheid kan verwacht worden dat het groepsrisico voor alle drie de buisleidingen kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde is. Daarom hoeft de gemeente geen maatregelen of alternatieven te overwegen .Wel dient ingegaan te worden op bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Het scenario dat het externe risico veroorzaakt betreft een fakkelbrand. Het

scenarioboek externe veiligheid geeft de volgende opties voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid:

Bestrijdbaarheid:

• Redden en verlenen van eerste hulp aan slachtoffers.

• Bepalen van het bron- en effectgebied.

• De situatie stabiliseren door middel van het afschermen van de omgeving en uitbreiding voorkomen.

• Ontstane branden in de omgeving blussen.

• Veiligstellen van het bron- en effectgebied.

De planwijziging heeft geen effect op de bestrijdbaarheid met uitzondering dat het huishouden in de nieuwe woning in het gebied kunnen zijn.

Zelfredzaamheid:

• Schuilen in een gebouw achter een muur.

• Vluchten uit het zicht van de fakkel onder dekking van constructies zoals muren.

Het schuilen is alleen mogelijk buiten de eerste ring (220 meter). Daarbinnen is de warmte zodanig dat ook binnen schuilen onvoldoende is. Dit geldt niet alleen voor het voorgenomen pand, maar ook voor 20 bestaande panden die binnen de 100%

letaliteitsafstand staan. Specifieke maatregelen van deze ene woning lijken daarmee disproportioneel. Vanwege de landelijke inrichting van de omgeving zijn er

bovendien weinig gebouwen om achter te schuilen bij het vluchten.

De meeste risico’s met betrekking tot buisleidingen ontstaan echter bij

graafwerkzaamheden en werken aan de buisleiding zelf. De externe risico’s zouden daardoor sterk kunnen worden gereduceerd met de maatregel om in geval van graaf- of onderhoudswerkzaamheden het gebied binnen 220 meter te evacueren. De kans dat in andere gevallen een fakkelscenario optreedt, is zodanig klein dat

maatregelen niet nodig worden geacht.

82 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

83