• No results found

minimaal 1 ontsluitingsweg minimaal 2 ontsluitingswegen

4.1.5 Externe veiligheid

Woningen zijn volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kwetsbare objecten. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico’s te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De

normen en regelingen hiervoor staan beschreven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen, hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen.

Risicovolle activiteiten

In het kader van het plan moet worden bekeken of er in of in de nabijheid van het plangebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Risicovolle bedrijvigheid

Uit de Risicokaart blijkt dat er binnen het plangebied en de directe omgeving geen risicovolle

inrichtingen zijn gelegen. De meest dichtbij gelegen inrichting ligt op basis van de risicokaart op circa 950 meter ten noordoosten van het plangebied en betreft een bovengrondse propaantank bij het bedrijf Paes B.V. aan het Eiland 34. De betreffende propaantank is echter al enige jaren geleden

Uitsnede risicokaart met globale ligging plangebied (rode pijl)

verwijderd. Daarnaast valt de voormalige propaantank niet onder inrichtingen die onder de reikwijdte van het Bevi vallen, waardoor deze sowieso geen belemmering oplevert voor de nieuwe woning.

Vanuit het Bevi zijn er kortom geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

Buisleidingen

Uit de Risicokaart blijkt dat er binnen het plangebied en de directe omgeving geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Vanuit het Bevb bestaan er kortom geen

belemmeringen voor de ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water

Het plangebied ligt op circa 930 meter van het midden van de vaarweg van het Julianakanaal, waar-over transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gezien deze afstand vormt de ligging ten opzichte van deze waterweg geen belemmering. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het Ju-lianakanaal voor wat betreft toxische gaswolken.

Op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt dient in verband met de ligging binnen het invloedgebied een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Vanwege de ligging op meer dan 200 meter van het kanaal kan op basis van artikel 8, lid 1 worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar het kopje ‘verant-woording groepsrisico’.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een transportroute over de weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op circa 1,8 kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt de rijksweg A2, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Over de A2 vindt transport van diverse gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor wat betreft toxische gaswolken.

Op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt, dient in verband met de ligging binnen het invloedgebied een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Vanwege de ligging op meer dan 200 meter van de A2 kan op basis van artikel 8, lid 1 worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar het kopje

‘verantwoording groepsrisico’.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

In de wijde omgeving van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats over spoorwegen.

Verantwoording groepsrisico

Op basis van de inventarisatie zoals opgenomen in deze paragraaf, ligt het plangebied binnen het in-vloedsgebied van de rijksweg A2 en het Julianakanaal, waarvoor met een beperkte verantwoording van het groepsrisico kan worden volstaan. Bij een beperkte verantwoording dient op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt aandacht besteed te worden aan de volgende items:

1. De mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

2. De mogelijkheden van personen binnen het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid).

In de onderstaande tabel is deze beperkte verantwoording weergegeven:

Aspect Verantwoording

De mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

Voor wat betreft de transportroutes bestaan er met name ri-sico’s in verband met ongelukken met giftige gassen en vloeistoffen (toxisch scenario).

De kans op overlijden ten gevolge van een incident met ge-vaarlijke stoffen binnen het plangebied is gelet op de tussen-liggende afstand zeer klein. Er bestaan geen feitelijke moge-lijkheden om middels dit bestemmingsplan de mogemoge-lijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de om-vang van een ramp direct te beïnvloeden.

De bestrijding vindt voor zover mogelijk plaats bij de risico-bron. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het plangebied bij eventuele calamiteiten goed bereikbaar is voor de hulp-diensten.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op de weg een ramp voordoet (zelfredzaamheid).

Bij het beschrijven van de mogelijkheden tot

zelfredzaamheid is het van belang om in te gaan op de verschillende soorten calamiteiten. In dit geval zijn uitsluitend calamiteiten met giftige gassen en vloeistoffen (toxisch scenario) relevant.

Voor blootstelling aan een toxische gaswolk (het bepalende scenario), biedt ‘schuilen’ in combinatie met het sluiten van ramen en deuren de eerste wijze van zelfredzaamheid.

Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Van belang hierbij is dat een gebouw waarin personen schuilen geen buitenlucht naar binnen blaast via

ventilatiesystemen. Om dit te voorkomen kan een centraal geschakelde mechanische ventilatievoorziening worden aangebracht. In het kader van veiligheid en zelfredzaamheid wordt daarom geadviseerd om bij de toekomstige

nieuwbouw te voorzien in dergelijke voorzieningen.

Van belang is verder dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding en mogelijk in de toekomst via NL-alert. Verder informeert de veiligheidsregio c.q.

gemeente haar inwoners over de handelingsstrategie bij calamiteiten. Dit mede vanwege het feit dat met ingang van 1 januari 2018 het streven erop is gericht om het WAS uit te faseren.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt advies opgevraagd bij de Veiligheidsregio Lim-burg-Noord. Dit advies wordt als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Conclusie

Vanwege het aspect externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen.