• No results found

Externe veiligheid

Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

3. Kenmerken van de milieueffecten

3.4. Externe veiligheid

De beoogde ontwikkeling betreft geen risicobron en zal dan ook geen negatief effect hebben op omliggende (beperkt) kwetsbare objecten.

Volgens de professionele risicokaart liggen ten zuiden van het plangebied een gasregelstation en een buisleiding van GasUnie. Verder worden binnen van het plangebied of in de nabije omgeving geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het water of het spoor (zie figuur 3.6). Het invloedsgebied (1%

letaliteit) rondom het gasregelstation strekt tot 70 meter. Op basis van diameter (168 mm) en werkdruk (4000 kPa) reikt het invloedsgebied (1%-letaliteitgrens) van deze buisleiding tot 70 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van het gasstation en de buisleiding. De ontwikkeling heeft daarom geen gevolgen voor het groepsrisico. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen hierdoor worden uitgesloten.

Figuur 3.6 risicovolle bronnen (www.risicokaart.nl)

3.5. Bodem

De beoogde gronden hebben op dit moment de bestemming Bedrijf. Voor de realisatie van de Aldi en woningen is een (planologische) functiewijziging nodig. Bij functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodemkwaliteit voldoende is ten dienste van de beoogde nieuwe functie.

Volgens historische gegevens van het Bodemloket (figuur 3.7) is er voor het hele plangebied een verkennend bodemonderzoek (ref. 98072, 1998) uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse geen vermoeden is van een verontreiniging. Voor het plangebied is geen vervolgonderzoek nodig, het heeft de status: voldoende onderzocht/gesaneerd.

Figuur 3.7 beschikbare bodeminformatie (bron: www.bodemloket.nl)

Het plangebied is momenteel nog bebouwd en in gebruik. Het uitvoeren van een verkennend asbest- en bodemonderzoek vindt op dit moment plaats. Voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' wordt dit verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten zal nader onderzoek/sanering uitgevoerd worden. De beoogde ontwikkeling zelf heeft geen negatieve gevolgen voor bodemkwaliteit. Belangrijke nadelige milieugevolgen op het gebied van bodemkwaliteit kunnen al dan niet na sanering dan ook worden uitgesloten.

3.6. Water

Het plangebied ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Legger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is de Bergerweg (N510) aangewezen als een

‘regionale waterkering’. Het plangebied ligt grotendeels in beschermingszone B van deze waterkering. De nieuwe ontsluiting van het gebied ligt binnen de kernzone van de waterkering. Ten aanzien hiervan wordt nader overleg gevoerd met HHNK om negatieve effecten/risico’s te voorkomen. Resultaten van dit overleg worden verwerkt in het bestemmingsplan.

De ontwikkeling leidt tot een verhardingstoename van meer dan 800 m2 met als gevolg versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater of rioolstelsel. In extreme situaties leidt dit tot pieken in de waterstand met mogelijke wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert moeten compenserende maatregelen getroffen worden in de vorm van extra open water. Deze watercompensatie eis bedraagt 10% ten opzichte van de verhardingstoename. Voor het aanbrengen van 800 m2 of meer onverhard oppervlak (bebouwing of bestrating) is een watervergunning nodig. Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om compensatie te realiseren.

Afvalwater wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel en hemelwater wordt deels geïnfiltreerd, vastgehouden op het groene dak van de Aldi en afstromend naar het oppervlaktewater. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase, niet-uitloogbare materialen gebruikt. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op het watersysteem kunnen worden uitgesloten mits de resultaten van het nadere overleg met HHNK worden verwerkt in het plan.

Figuur 3.8 Legger Regionale Waterkeringen (bron: HHNK)

3.7. Ecologie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied ligt midden in bebouwd gebied. Het meest nabij gelegen stikstof gevoelige Natura 2000-gebied is het ‘Noord Hollands Duinreservaat’ dat circa 1,5 km ten westen van het plan2000-gebied ligt. Gezien de aard van de ontwikkeling en de afstand tot Natura 2000 zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verstoring van weidevogels en verandering van de waterhuishouding uitgesloten. De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling en de verkeersgeneratie zouden kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is met behulp van de AERIUS Calculator de stikstofdepositie berekend (opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan).

Uit beide berekeningen (aanlegfase en gebruiksfase) blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr op Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000-gebied kunnen daarmee worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Om de ecologische gevolgen van de beoogde ontwikkeling in kaart te brengen is een ecologische quickscan uitgevoerd (Van der Goes en Groot, 8 juni 2020, QS2020-126). Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage bij het bestemmingsplan. Uit de quickscan blijkt dat het plangebied potentieel geschikt is voor een aantal beschermde soorten vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen. Negatieve effecten van het plan op beschermde soorten is niet uit te sluiten. Het gaat om jaarrond beschermde roofvogels en uilen, kleine marterachtigen en vleermuizen waarvoor vervolgonderzoeken noodzakelijk zijn.

Op dit moment worden aanvullende onderzoeken verricht. De resultaten worden te zijner tijd toegevoegd aan het bestemmingsplan. Mogelijk is voor de ontwikkeling een ontheffing in het kader van de Wnb nodig.

Bij deze aanvraag hoort ook aan activiteitenplan met daarin te nemen mitigerende maatregelen. Met inachtneming van de te eventueel te nemen maatregelen in het activiteitenplan worden negatieve effecten op soorten uitgesloten.