4 Vegetatiekaart
4.3 Exploratieve data‐analyse voor de vegetatiekaart
Open bodem kale, open bodems met een schaarse en lage begroeiing die niet periodiek bij ieder
hoogwater overspoelen (≠ slik)
Figuur 4‐2. Geografische situering van de vegetatiekaart van 2013 van de Zenne, Grote Nete, Kleine Nete en Dijle.
4.3 EXPLORATIEVE DATA‐ANALYSE VOOR DE VEGETATIEKAART
Uit de vegetatiekaart van 2013 kan de oppervlakte zoetwaterschor afgeleid worden per rivier (Tabel 4‐4). In totaal bedraagt de oppervlakte zoetwaterschor 746 ha. 63% of 469 ha daarvan ligt langs de Zeeschelde, 13% langs de Durme, 6% langs de Rupel en de overige 19% van de zoetwaterschorren ligt langs de zijrivieren. Door de iets bredere schorren in het meest stroomafwaarts deel van de Grote Nete en Dijle, is het aandeel van deze rivieren iets hoger in vergelijking met de Zenne en Kleine Nete.
Tabel 4‐4. De oppervlakte zoetwaterschor in hectare verdeeld per formatie en per rivier. In de onderste rijen zijn de oppervlakte en het aandeel zoetwaterschor per rivier gegeven (N.A. data onbeschikbaar).
Zeeschelde Durme Rupel Zenne Dijle Grote Nete Kleine Nete
Biezen 5,2 0,0 2,5 0,0 0,0 0,5 Pioniers 20,9 0,4 3,8 5,4 5,8 11,4 6,0 Rietland 64,7 13,6 10,3 1,5 4,6 8,3 0,5 Ruigte 64,4 31,8 9,5 8,7 22,7 22,5 11,5 Struweel 187,0 30,2 8,2 2,6 3,3 6,3 4,2 Bos 91,2 17,1 8,6 1,5 2,0 0,3 Individuele boom/struik 13,2 1,8 1,2 0,1 0,7 0,4 0,1 (Zilt)grasland 21,2 0,2 0,0 0,0 0,0 Open bodem 0,8 0,0 0,0 0,0 Strooisel/veek 0,1 0,0 0,0 N.A. 0,7 4,8 1,3 0,3 Totaal 468,7 95,0 44,1 18,9 43,5 52,8 22,8 % 62,8 12,7 5,9 2,5 5,8 7,1 3,1
Figuur 4‐3 en Tabel 4‐5 illustreren het verschil in samenstelling tussen de grotere schorgebieden langs de Zeeschelde, Durme en Rupel (Schor in Figuur 4‐3), de tussenliggende smalle oeverstroken langs de Zeeschelde, Durme en Rupel (Oever in Figuur 4‐3) en de samenstelling van de schorren langs de zijrivieren Zenne, Grote Nete, Kleine Nete en Dijle (ZeNeDij in Figuur 4‐3).
Langs de Zeeschelde, Durme en Rupel verhouden de grote schorren en smalle oeverstroken zich als 74‐26. 74% van de schoroppervlakte bevindt zich op de grotere schorren, de resterende 26% ligt langs de smalle oeverstroken tussen de grotere schorgebieden.
De grotere schorgebieden bestaan hoofdzakelijk uit houtige vegetaties (Figuur 4‐3). 40% van de oppervlakte bestaat uit struweel, terwijl bos 20% inneemt. Rietland en ruigte nemen elk tussen de 10% en 20% in. Opvallend op de grotere schorren is het laag aandeel biezen en pioniers. Bijna 5% van de grotere schorren bestaat uit grasland. Dit is eerder uitzonderlijk en volledig toe te schrijven aan GGG Bergenmeersen. Kort na de ontpoldering (i.e. de periode van de kartering van 2013) waren nog veel graslanden aanwezig, restanten van voor het toelaten van getijdeninvloed, en dat komt tot uiting in de cijfers.
Ook langs de smalle oeverstroken langs de Zeeschelde en Rupel neemt struweel de grootste oppervlakte in. Bos, ruigte en rietland nemen een vergelijkbaar aandeel in tussen 15% en 20%. In vergelijking met de grotere schorren is het hoger aandeel pioniers frappant. Dit geldt ook voor de biezen. De meeste biezen, ook in absolute cijfers (Tabel 4‐5), komen voor langs de smalle oeverstroken.
/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
rietland reikt net boven de 10%. Biezen daarentegen nemen slechts 0.5 ha of 0.4% van het oppervlak in.
Tabel 4‐5. Absoluut (ha) en procentueel aandeel van de verschillende formaties langs de Zeeschelde, Durme en Rupel opgedeeld tussen de grotere schorren en smalle oeverstroken, en langs de Zenne, Netes en Dijle, kortweg ZeNeDij.
Zeeschelde, Durme, Rupel ZeNeDij
schor oever
ha % ha % ha %
Biezen 0,9 0,2 6,9 4,3 0,5 0,4 Pioniers 15,0 3,3 10,0 6,3 28,6 20,7 Rietland 55,7 12,4 32,8 20,7 14,9 10,8 Ruigte 78,8 17,6 26,9 16,9 65,4 47,4 Struweel 177,5 39,5 47,9 30,1 16,4 11,9 Bos 89,5 19,9 27,4 17,2 3,7 2,7 Individuele boom/struik 9,5 2,1 6,7 4,2 1,4 1,0 (Zilt)grasland 21,2 4,7 0,2 0,1 0,0 0,0 Open bodem 0,8 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 Strooisel/veek 0,0 0,0 0,0 0,0 N.A. 7,1 5,1 Totaal 449,0 100,0 158,9 100,0 138,0 100,0 Figuur 4‐3. Procentuele verdeling van de formaties per deelgebied (schor: grotere schorgebieden langs de Zeeschelde, Durme en Rupel; oever: smallere oeverstroken tussen de grotere schorgebieden langs de Zeeschelde, Durme en Rupel; ZeNeDij: schorren langs de Zenne, Grote Nete, Kleine Nete en Dijle).
4.4 ALGEMENE CONCLUSIE
De vegetatiekaart van 2013 toont dat er 746 ha zoetwaterschor is. Het overgrote deel ligt langs de Zeeschelde maar toch herbergen de smalle oeverstroken langs de Zenne, Grote Nete, Kleine Nete en Dijle 19% van de oppervlakte zoetwaterschor. Bovendien scoren deze zijrivieren best in absolute en relatieve cijfers wat pioniers betreft. De smalle oeverstroken langs de Zeeschelde en Rupel spannen de kroon wat de oppervlakte biezen betreft.
4.5 REFERENTIES
Bertels L., Houthuys R., Deronde B., Knaeps E., Vandevoorde B. & Van den Bergh E. (2008). Automatische kartering voor opvolging areaal slikken en schorren. Rapport VITO 2008/TAP/R/076, 137 p.
Eurosense (2012). Hyperspectraalmetingen en kartering van slikken en schorren van de Zeeschelde afwaarts Wintam in het kader van de geïntegreerde monitoring van het Schelde‐ estuarium (MONEOS‐programma). Eindrapport 01/10/2012. In opdracht van W&Z Afdeling Zeeschelde.
Janssen J. & van Gennip B. (2000). De Oude Grenzen Methode. Een manier om betrouwbaar veranderingen in landschap en vegetatie te monitoren op basis van luchtfoto‐karteringen. Landschap 17(3/4): 177‐186.
INBO OG Ecosysteemdiversiteit (2011). MONEOS – Geïntegreerd datarapport Toestand Zeeschelde tot 2009. Datarapportage ten behoeve van de VNSC voor het vastleggen van de uitgangssituatie anno 2009. Rapporten van het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek INBO.R.2011.8, Brussel, 77 p.
Schaminée J.H.J., Stortelder A.H.F. & Westhoff V. (1995). De vegetatie van Nederland. Deel 1 Inleiding tot de plantensociologie: grondslagen, methoden en toepassingen. Opulus Press, Uppsala, Leiden, 296 p.
Van Braeckel A. & Elsen R. (2015). Geomorfologie ‐ Fysiotopen – Ecotopen. p. 149‐162 In Van Ryckegem G. (red.) et al. MONEOS – Geïntegreerd datarapport INBO: toestand Zeeschelde 2014. Monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie, diversiteit Habitats en diversiteit Soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek INBO.R.2015.8990774. Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek, Brussel.
Vandevoorde B. (2011). Systeemmonitoring vegetatiekartering. In Van Ryckegem G., (red.) (2011). MONEOS –Geïntegreerd datarapport Toestand Zeeschelde tot 2009. Datarapportage ten behoeve van de VNSC voor het vastleggen van de uitgangssituatie anno 2009. Rapporten van het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek INBO.R.2011.8, Brussel. Van Ryckegem G., Van Braeckel A., Elsen R., Speybroeck J., Vandevoorde B., Mertens W., Breine J., De Beukelaer J., De Regge N., Hessel K., Soors J., Terrie T., Van Lierop F. & Van den Bergh E. (2016). MONEOS – Geïntegreerd datarapport INBO: Toestand Zeeschelde 2015: monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie, diversiteit Habitats en diversiteit Soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek INBO.R.2016.12078839. Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek, Brussel.
/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////