• No results found

Experts die een bijdrage hebben geleverd

In document KringloopToets Mestverwerking (pagina 33-36)

5 Bijlagen mbt deelnemers en inhoudelijke informatie

5.2 Experts die een bijdrage hebben geleverd

Organisatie Naam

Wageningen universiteit en research Gerard Velthof

Wageningen universiteit en research Willy Baltussen

Wageningen universiteit en research Marieke Meeusen

Wageningen universiteit en research Jantine van Middelkoop

Louis Bolk Instituut Jan de Wit

Blonk Consultants Jasper de Groot

Blonk Consultants Hans Blonk

DLV Agri&Food Gé Backus

5.3

Additionele informatie

Bij het becommentariëren van de concept-rapportage maakten een aantal deelnemers aanvullende opmerkingen en vragen. Deze opmerkingen en vragen zijn hieronder geanonimiseerd weergegeven. Deze na afloop van de workshops binnengekomen vragen zijn niet verder uitgewerkt cq beantwoord. Aanvullingen en opmerkingen 1

Samen met de sectororganisaties hebben EZ en IenM gemeend dat het goed zou zijn om de

onafhankelijk kennis op het gebied van mestverwerking te vergroten. In opdracht van EZ is daarom in het voorjaar van 2017 gestart met een verkenning voor de oprichting van een Nederlands

Coördinatiecentrum Mestverwerking (NCM). Een dergelijk centrum is in Vlaanderen redelijk succesvol. Het centrum kan bijdrage aan de kennisontwikkeling en -verspreiding over mestverwerking voor bedrijven en overheden. Het is de verwachting dat eind 2017 een beslissing wordt genomen over de oprichting van het NCM.

Aanvullingen en opmerkingen 2

Bij kunstmest weten we exact, tot op de kg/ha wat bij iedere kunstmestgift aan N, P en K geven wordt gegeven. Dat is voor organische stromen ondoenlijk.

Nog serieuzer is dat de manier van toediening van dierlijke mest met een flinke milieubelasting gepaard gaat.

De N uit de organische stromen komt in het voorjaar – voor de 1e snede – te laat vrij. Hoe moet dat zonder kunstmest-N worden gecompenseerd?

De N uit de organische stromen komt in het najaar – na de laatste snede (?) – nog volop vrij door voortgaande bodemprocessen. Dit noemen wij uitspoeling van nitraat. In strijd met de richtlijnen? Hoe zit het met precisiebemesting. Dit verdraagt zich niet of uiterst moeizaam met

recirculatiestromen, omdat alle elementen/mineralen ‘aan elkaar vastzitten’. Dus apart N, apart K en apart P dosering is niet mogelijk? Hetzelfde geldt voor variabel per element bemesten op basis van taakkaarten?

Hoe krijgen/houden we balans met de spoorelementen als N,P en K leidend zijn.

Hoe zit het met de energie-efficiëntie en carbonfootprint van organische en gerecycleerde

meststoffen? Er wordt vaak “aangenomen” dat de LCA performance van organische/gerecycleerde meststoffen beter is dan die van conventionele minerale meststoffen. Maar is dat effectief wel zo? Is er daar voldoende en degelijke wetenschappelijke informatie over?

Aanvullingen en opmerkingen 3

Bij de casus ‘stoppen met kunstmest’: 100% is nooit haalbaar omdat er altijd verlies van nutriënten optreedt, dat aangevuld moet worden om een gelijke gewasopbrengst te behouden. In de eerste fase is door betere bemesting e.d. wel een inhaalslag te behalen, maar gelet op de grilligheid van de

natuur (teveel neerslag), kan een optimale bemesting deels weer teniet worden gedaan. Opgelet moet worden dat we hierin niet doorschieten.

Bij scenario’s, waaronder ‘staarten tellen’: Het verminderen van het aantal dieren in Nederland hoeft niet te leiden tot een betere evenwichtsbemesting. Het gebruik van onbewerkte drijfmest heeft in zich dat vooral in het voorjaar de drijfmest en dus de mineralen op het land worden gebracht met een bepaalde werkingscoëfficiënt die zonder be- of verwerking van de mest niet is te verbeteren. Voor een optimale kringloop met zo gering mogelijke verliezen is een vorm van mest be- en/of verwerking juist nodig. Financieel kan het dan wel aantrekkelijk zijn om juist mestoverschot te hebben met wel de vraag hoe groot deze kan/mag zijn voor een optimale mestverwerking.

Bij vraag naar dierlijke mest vanuit de akkerbouw: vragers naar mest vragen goed inzetbare

meststoffen die deels van organische oorsprong zijn omdat deze essentieel zijn voor de gewasteelt. Ze vragen in principe niet om onbehandelde mest, maar dit is een gevolg van de markt/prijs/aanbod Bij akkerbouw krijgt betaald voor dierlijke mest en heeft dus nu geen probleem: Wel als ook akkerbouwers ‘afgerekend’ worden op het sluiten van de kringloop met zo weinig mogelijk

mineralenverliezen. Dit is dan weer het sturingsinstrument om al of niet het gebruik van drijfmest nog mogelijk te maken. Dit is een beleidsmatige keuze.

Bij de biologische sector is meer afhankelijk van dierlijke mest: De vraag is wel hoe efficiënt hierin de kringloop is. Een varken dat buiten loopt en zijn mest met meerdere dieren op één plaats deponeert, geeft ook piekbelastingen en maakt het efficiënt in kunnen zetten van deze mineralen niet mogelijk. Het wordt echter vanuit beleid geaccepteerd, maar de vraag is of dit vanuit milieuoogpunt gewenst is. Denk ook aan de grotere ammoniakemissies per gemiddeld aanwezig dier e.d. Ook hier kan anders naar gekeken worden vanuit de gedachte van mineralenkringloop.

Bij de casus verwerken varkensmest verplicht: Zou feitelijk voor elk bedrijf dat mest produceert kunnen gelden en dus ook voor bedrijven in andere EU-landen.

Bij tekort aan N aanvullen vanuit andere bronnen: bij 50% benutten NH3 uit stallucht van varkens zou ca. 15 kton N zijn te winnen

Bij Tabel 1 In tabel 1 is nog niet mee genomen welke eventuele betere mineralenbenutting mogelijk is bij gebruik van bewerkte mest. Nu is uitgegaan van een bepaald mineralenverlies wat wellicht minder kan worden in de toekomst en waardoor minder aanvoer nodig is. Om hoeveel kg NPK gaat het dan nog? Echter akkerbouwers op kleigrond geven nu wel al aan dat de fosfaatgift zo laag is dat door gedeeltelijke fixatie van de fosfaat de gewasopbrengst onder druk staat, terwijl de lage normen ingegeven zijn door de overbemesting in het verleden op de meer zuidelijke zandgronden. Ook hier moet oog voor zijn om niet door te schieten.

Bij verwachte toename van transport van onverwerkt mest: transport, uitgedrukt in

transportkilometers, zal juist afnemen omdat minder water in de mest over grote afstanden vervoerd zal worden. De verwerking vindt plaats op korte afstanden in de productieregio’s van de mest. Bij stimulans over te schakelen op biologisch: Dit lijkt me onwaarschijnlijk omdat de uitbreiding van biologische landbouw vooral vraag gestuurd is en niet vanuit de productievoorwaarden. Biologische landbouw zal een beperkte omvang blijven behouden omdat de producten simpelweg te duur zijn voor de gemiddelde consument of die heeft er het geld niet voor over. Er moet gewaakt worden voor overschatting waardoor verkeerd beleid wordt gemaakt.

Bij in Nederland is men bereid veel voor grond te betalen: Hier mee opletten omdat de ondernemers met de beste financiële resultaten de prijs bepalen en anderen hierdoor gedwongen worden deze vaak te hoge prijs te betalen. Voor het gemiddelde klopt dit niet en daalt het bedrijfsinkomen wel degelijk, zie ook het recente rapport dat is gemaakt voor de provincie Noord-Brabant naar de gevolgen van versnelde invoering van het emissiearm moeten maken van de stallen.

Bij verwachte dalende mestafzetkosten voor intensieve veehouderij bij geen kunstmest: Dit is niet juist als er meerkosten komen om de mest te bewerken voor een betere benutting. Een opbrengstprijs voor dierlijke mestproducten wil nog niet zeggen dat de totale mestkosten dalen. P en K is er nog over, dus zal toch geëxporteerd moeten worden.

Bij tekstblok: verplaatsen van het probleem: Dit is wel mogelijk als de mestproducten uiteindelijk in korrelvorm worden geproduceerd en in deze vorm terug gaan naar deze regio’s waar nu de producten vandaan komen. Het is het beleid in deze landen die het mogelijk maken dat de kringloop mede niet gesloten kan worden. Echter deze landen willen juist op deze wijze een stijging van de welvaart ook als dit op korte termijn uitholling van de bodem is (denk aan plat branden van bossen). Op dat gebied is het ook nodig wereldwijd te denken. De algemene vraag is wel of we producten wel van alle

plaatsen van de wereld moeten willen halen, maar dit blijft prijs gedreven en dus gebeuren. Ook hierin moeten we als Nederland niet doorschieten, tenzij we bewust aansturen op een kleinere Nederlandse landbouw met een kleine handelsoverschot. Daarbij is de vraag tot hoe ver het beleid bereid is dit te laten komen. Het is dus ook vooral een economische afweging die gemaakt zal worden.

Bij tekstblok vraaggestuurd of aanbodgestuurd: Deze (markt voor dierlijke mest) is er deels al, maar kan alleen ontstaan als er ook aanbod is van een goede kwaliteit en omvang. Daarbij de prijs/kwaliteit erg bepalend. Het opbouwen van een markt kost veel tijd omdat nieuwe gebruikers eerst zelf de positieve ervaringen met mestproducten moeten ervaren alvorens er voor te willen en kunnen betalen. Daarbij speelt ook een grote rol of de gebruikers voldoende financiële middelen hebben om producten af te nemen die geld kosten. Het blijft dus een wisselwerking, die best wat gedrukt mag worden vanuit Nederland, maar dan wel zodanig dat een veehouder in Nederland er van op aan kan dat het beleid ook consistent is, wat vaak niet het geval is. Voorlopers worden nog te vaak gedupeerd in deze, is de praktijkervaring.

Bij regelgeving: Vooral in Noord-Brabant is de vraag of de overheid wel bereid is mest- verwerking mogelijk te maken. Er moet wel een wil zijn om te komen tot mestverwerking op de meest geschikte locaties. Het “not in my backyeard” effect is groot.

Bij gescheiden opvangen van mest en urine: Simpel gesteld wel, maar is praktisch en financieel lastig. Tevens wordt dit door versnelde invoering van andere beleidszaken, zeker in Noord-Brabant,

gedwarsboomd. Hier geldt ook dat beleid/regelgeving sterk sturend is.

Bij beleid en rollen: Niet alleen belang maar ook wettelijke verplichting tot mest verwerken. Als iets wordt verplicht moet er wel ruimte worden geboden om hieraan te voldoen, anders ontstaat er een niet handhaafbare situatie.

Bij vergunning voor veranderen van stallen: Niet geheel juist omdat proefstallen juist mogelijkheden bieden. De omschakeling naar een Pool moet wel leiden tot een snellere toekenning van proefstallen en/of opname in de regelingen.

Bij handelingsperspectief van betrokkenen: is echter technisch nog wel problematisch als het gaat om zowel N, P en K goed te scheiden van elkaar.

Aanvullingen en opmerkingen 4

Bij samenvatting: Dierlijke mest kan genoeg P en K bevatten, maar geen 1 op 1 en directe relatie met voerimport.

Gebruik van ‘fosfaatbommen’ via verwerkte varkensmest hoeft zeker niet te leiden tot meer o.s., dit is van vele factoren afhankelijk.

In document KringloopToets Mestverwerking (pagina 33-36)