• No results found

EVIDENCE BASED WERKEN: RICHTLIJNEN IN DE ARBEIDSHYGIËNE Dag twee begon weer met een woord van welkom, waarna Carel Hulshof

(Kwaliteitsbureau NVAB) de weer goed gevulde zaal toesprak over het nut en de noodzaak van ‘Evidence Based’ werken.

De neiging bestaat, zowel onder bedrijfsartsen als onder arbeidshygiënisten om bij een (voor betrokkene) ‘nieuw’ probleem de wetenschappelijke literatuur te doorvorsen en zelf met oplossingen of adviezen te komen. Fout. (Nou ja, soms).

Het is beter om eerst na te gaan of er op het onderhavige gebied al normen of richtlijnen bestaan om het probleem aan te pakken. Via de website van PubMed is veel literatuur vrij toegankelijk, dat maakt het gemakkelijk om literatuuronderzoek te doen. Maar waarom zou je zelf het wiel nog eens wil-len uitvinden wanneer ze kant-en-klaar beschikbaar zijn.

Natuurlijk zijn er nog niet genoeg richtlijnen, op diverse gebieden moeten deze nog ontwikkeld worden. De NVAB heeft richtlijnen ontwikkeld voor onder andere lage rugpijn, psychische klachten, oogonderzoek bij beeld-schermwerk. De ontwikkeling van een nieuwe richtlijn vergt ongeveer anderhalf jaar, vanaf de keuze van het onderwerp tot aan de publicatie. Bij publicatie wordt aangegeven op welk niveau van ‘Evidence Based

Medicine’ de richtlijn is gebaseerd. Richtlijnen moeten natuurlijk gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek en de effecten moeten geëvalueerd worden. Dan kunnen richtlijnen een belangrijke rol spelen in de kwaliteits-bewaking van het vakgebied. Bovendien kunnen richtlijnen een rol spelen in het aantonen van lacunes in de kennis en zo een stimulans geven tot meer onderzoek.

Momenteel is het zo, dat er geen overheidsgeld meer beschikbaar is voor het opstellen van monodisciplinaire richtlijnen. Maar wel voor multidiscipli-naire richtlijnen, waarvan de richtlijn “Preventie van

beroepsslechthorend-heid” een recent voorbeeld is.

Gepleit werd voor een kwali-teitsbureau, dat een grote sti-mulans zou kunnen zijn voor de beroepsgroep.

Vervolgens ging Ep Marinus (Achmea) in zijn presentatie dieper in op het proces van het ontwikkelen van een richt-lijn en de criteria die aan een goede richtlijn gesteld kunnen worden. In het

ontwikkelings-proces zijn er onderscheiden fasen, om te beginnen het literatuuronder-zoek. Waar zoek je naar? PICO: populatie, interventie, controlegroep, out-come. Dan het opstellen van de concept-richtlijn, de commentaar-fase en de praktijktest. En vervolgens, na de autorisatie, volgen publicatie en imple-mentatie van de richtlijn.

Behalve ‘evidence based’ moet een richtlijn bijvoorbeeld ook reproduceer-baar resultaat geven, goed toepasreproduceer-baar zijn, specifiek zijn, maar ook ‘flexi-bel’, dat wil zeggen aanpasbaar aan actuele problematiek. En de richtlijn moet helder geformuleerd zijn.

Na deze inleidingen namen beide sprekers plaats achter de tafel op het podium, tezamen met Hans Kromhout (IRAS) en Huib Arts (Arboprofit) om met ‘de zaal’ in discussie te gaan, onder (bege)leiding van Lex Burdorf (Erasmus Universiteit).

De openingsvraag luidde: “Zitten de arbeidshygiënisten van Nederland te wachten op richtlijnen, of op de ‘kennisdossiers’ die mede met inbreng van de NVvA (via Stichting PPM – Preventie Project Management) worden samengesteld?”

Volgens Huib Arts: “Nee, daar zitten ze niet op te wachten maar dat zouden ze wel moeten!”

Veel arbeidshygiënisten hebben het te druk om zelf de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied bij te houden. Het aantal zelfstandig opererende arbeidshygiënisten neemt toe, die hebben vaak het geld niet om zich te abonneren op (wetenschappelijke) vakbladen. En dan is het ook nog zo, dat ‘de wetenschap’ te weinig publiceert met betrekking tot beheersmaatre-gelen. Daar werd bij opgemerkt, dat wat je in de literatuur over beheers-maatregelen kunt vinden, vooral de ‘succesverhalen’ betreft. De niet of slechts ten dele werkende maatregelen leiden veelal niet tot publicatie. Ook werd erop gewezen dat kennis over de effectiviteit van beheersmaatregelen voor een groot deel in de hoofden zit van ervaren arbeidshygiënisten. Een aantal is al met pensioen, er is dus actie nodig om hun kennis vast te leg-gen en te ontsluiten.

Evidence Based: volle zaal …

Er komen de laatste tijd veel

‘tools’ op de markt die niet gevalideerd zijn, maar waar vind je de benodigde informa-tie over de effectiviteit daar-van? Zoals richtlijnen eviden-ce-based dienen te zijn, behoren tools wel degelijk gevalideerd te zijn!

Ook de kennisdossiers die voor het arboportaal geschre-ven worden, zullen zo veel en zo goed mogelijk de

informa-tie bevatten die er toe doet. Het is niet de bedoeling dat dit een eenmalig project blijft, de kennisdossiers moeten in de toekomst up-to-date worden gehouden. Kennisdossiers zijn daarmee geen richtlijnen, maar zouden wel die status kunnen verkrijgen; beide worden volgens een duidelijk en gestruc-tureerd proces opgesteld. Een verschil zou zijn, dat een richtlijn direct gericht is op toepassing in de praktijk, een kennisdossier niet. Daar staat tegenover dat een kennisdossier een overzicht zal bevatten van beheersmaatregelen.

De vraag die dan nog bleef is, worden die ook toegepast en worden ze cor-rect toegepast? Vandaar dan ook dat de NVAB-richtlijnen een praktijktest ondergaan als onderdeel van het ontwikkelingsproces en dat in de richtlijnen veel als/dan formules en constructies voorkomen. Verder worden er ook visi-taties uitgevoerd om te testen of bedrijfsartsen de richtlijnen correct toepas-sen en uitvoeren.

Een vraag die niet duidelijk beantwoord werd, was: Gaan we de kennisdos-siers ook werkelijk raadplegen wanneer ze op het Arboportaal staan? Er was natuurlijk niemand die opstond om te bekennen dat men echt niet elke week de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied probeert te achterhalen.

Waarmee natuurlijk niet gezegd is dat richtlijnen en kennisdossiers geen bestaansrecht zouden hebben. Integendeel, die zouden dus juist in een Van 28-02-2002 tot 20-03-2003

Drie zaken die tijdens het voorzitterschap in 2002

speelden waren de Leerstoel voor onze hoogleraar, de financiën van de vereniginig en het beeld van onze kwaliteiten naar buiten toe.

Met het eerste punt, de hoogleraar, waren we snel klaar: het getreuzel kwam niet van het Klaas Biersteker fonds, niet van het NVvA bestuur maar van de

Universiteit.

Het heeft daarna nog wel een paar jaar geduurd voordat de leerstoel er kwam maar nu is hij er dan toch.

Wel is het zaak dat de Hoogleraar zich aan zijn door de NVvA geformuleerde taak houdt: het onderzoek naar beheersstrategieën. REACH met de Risk Management Measures Library en de SER-leidraad vormen daarvoor een mooie inspiratiebron.

Het tweede punt waren de financiën, waarin we als enige in Nederland een BTW tarief van 10% hanteerden. Hoe bijzonder kan je zijn!

Het instortend vermogen van de vereniging is met een forse injectie in de vorm van een contributieverhoging gekeerd (Wouter Bos heeft daar van geleerd).

En het derde punt: Via een door SZW gesteunde draagvlakstudie voor een databa-se, een externe Raad van Adies, een advies aan de SER over piekblootstelling, een cultuurhistorische studie naar de vereniging (Ruth Benschot: “Dicht op de huid:

Arbeidshygiëne in Nederland, Nu en Morgen” *) en via afspraken met SZW over de profilering van de arbeidshygiënische producten uit Nederland als tegenwicht tegen de HSE (Health, Safety, Environment) is er toen een "quantum jump" in naamsbekendheid bewerkstelligd.

*) Zie: “Werken aan een betere werkplek”,

Uitgave ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum van de NVvA, augustus 2003.

Theo Scheffers

Discussieleider Lex Burdorf...

lacune kunnen voorzien. Het wordt daarmee gemakkelijker om de ‘state of the art’ van de arbeidshygiënische kennis te achterhalen.

Een heldere slotconclusie ten aanzien van richtlijnen en kennisdossiers is mij niet bijgebleven. Iemand riep vertwijfeld uit: “Hoe brengen we ons vakge-bied beter over het voetlicht?” Een ander repliceerde: “Vertrouw nooit een deskundige zonder een bron!”

Het bestaansrecht van richtlijnen en kennisdossiers werd daarmee min of meer erkend.