• No results found

evaluatie van de methode

5.4 Evaluatie kennisintegratie van RITAM

Niet alleen het keuze-experiment, maar ook de gehele methode is geëvalu- eerd. Doordat RITAM een nieuwe methode is, is het van belang om met argu- menten aan te tonen dat deze methode beter is dan bestaande methoden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van 3 criteria, namelijk geloofwaardigheid, behoefte en legitimiteit (zie paragraaf 2.3). Om één en ander concreet te ma- ken zijn voor deze 3 evaluatiecriteria verschillende vragen opgesteld. De vra- gen waren onderverdeeld naar de 3 disciplines ecologie, economie en planvorming, aangezien RITAM economie en ecologie in het planvormingspro- ces combineert (zie bijlage 4).

Gedurende de uiteindelijke evaluatie in de workshop bleken de antwoorden op de vragen vaak voor meerdere disciplines te gelden. Daarom is in de be- schrijving van evaluatieresultaten (in de subparagrafen 5.4.1 tot en met 5.4.3) het onderscheid tussen ecologie, economie en planvorming niet meegeno- men. De belangrijkste resultaten worden hieronder vermeld.

67 5.4.1 Geloofwaardigheid

Een belangrijk aspect van geloofwaardig is de transparantie van de methode. Deze wordt door de deelnemers aan de workshop positief beoordeeld. Rede- nen hiervoor zijn het feit dat inrichtingsvarianten worden weergegeven in ruim- telijke beelden in het keuze-experiment. Hierdoor is direct duidelijk om welke kenmerken in het landschap het gaat en wáár in het gebied veranderingen op- treden. Ook het feit dat de opgenomen kenmerken door de belangenbeharti- gers zijn aangedragen, draagt bij aan de geloofwaardigheid van de methode. De stap van de lijst met ruimtelijke kenmerken uit de eerste workshop naar ruimtelijke inrichtingsvarianten in het keuze-experiment was niet goed te vol- gen voor de verschillende deelnemers en wordt als minder transparant erva- ren. Ook het grote aantal inrichtingsvarianten vermindert de transparantie van de methode.

Door de belangenbehartigers werd bovendien aangegeven dat de metho- de betrouwbaar is op het gebied van de geleverde wetenschappelijke kennis. Het gaat hierbij om de volgende vormen van kennis: ecologische kennis over de relatie tussen ruimtelijke kenmerken van natuurgebieden en potentieel voorkomen van doelsoorten, economische kennis over afwegingsmethoden en planologische kennis over ruimtelijke planvormingsprocessen. Ook vonden alle workshopdeelnemers de resultaten betrouwbaar, gegeven het feit dat de- ze methode zich nog in een pilotfase bevindt. De resultaten worden nog be- trouwbaarder als tijdens het afnemen van de vragenlijst een terugkoppeling plaatsvindt, zodat voor het voor de respondent duidelijk wordt wat hij of zij heeft geantwoord. Tot slot werd ook de vertaling van de ruimtelijke beelden naar een indicator voor ecologische kwaliteit betrouwbaar geacht. Er is wel behoefte aan indicatoren voor de andere functies (bijvoorbeeld recreatie, wa- terkwaliteit).

5.4.2 Behoefte

Door de deelnemers aan de workshop wordt verklaard dat de methode zeker in een behoefte kan voorzien. Omdat het in Friesland om een pilot ging, is ook doorgesproken over andere situaties waarin RITAM ingezet zou kunnen wor- den.

De methode komt, aldus de belangenbehartigers, tegemoet aan de huidi- ge ontwikkelingen in ruimtelijke planvorming waarin de inbreng van burgers en

68

belangenpartijen steeds belangrijker wordt. RITAM helpt belangenpartijen om op de hoogte te geraken van elkaars belangen en ze vergroot het onderlinge begrip. Qua fasering is RITAM vooral in het begin van planvormingsproces ge- schikt. In die fases worden verschillende belangen verkend en vindt een eer- ste afweging plaats. De methode kan bijvoorbeeld ingezet worden voor definiëren van accenten, hoofdlijnen, inventarisatie van potentiële conflicten en convergentie van ambities.

Ook lieten de belangenbehartigers weten dat de methode goed voorziet in de behoefte om lokale en regionale functies aan elkaar te koppelen. Dat wil zeggen, RITAM helpt om belangen op lokale en regionale schaal tegen elkaar af te wegen. Vaak wordt nu vooral op lokale schaal naar ruimtelijke inpassing gekeken, terwijl juist de regionale schaal relevant is. Ook kan de methode helpen bij het ruimtelijk expliciet invullen van een provinciale structuurvisie, bij- voorbeeld ten behoeve van ontwikkeling van gemeentelijke bestemmingsplan- nen.

Aansluitend hierop werd opgemerkt dat de methode kan worden ingezet bij aansturing van regionale ontwikkelingen door de provincie. In de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening krijgt de provincie een grotere verantwoordelijkheid in de regionale ontwikkelingen, terwijl een sturingsmechanisme ter ondersteu- ning van deze rol vooralsnog ontbreekt. Wat volgens de workshop wel mist bij RITAM is de juridische verankering van de methode, bijvoorbeeld hoe kan ze in een MER worden ingevoegd.

In de pilot in Friesland is de invulling van de kenmerken in de inrichtingsal- ternatieven afgestemd op de gewenste niveaus die door de belangenbeharti- gers is aangegeven. Ook is binnen wettelijk geldende kaders gebleven. Afhankelijk van de vraag die in het gebied speelt, kan ervoor gekozen worden om de invulling ruimer te nemen, door een visie te volgen die geen rekening houdt met geldende (wettelijke) begrenzingen. Daarnaast is tijdens het onder- zoek vooral gefocust op de ecologische en recreatieve belangen. Bij veel in- richtingsvragen spelen echter meerdere belangen. De vereenvoudiging tot twee belangen sluit daardoor niet helemaal aan bij de behoefte van veel be- langenbehartigers in de workshop. De beperking in het aantal kenmerken dat gevarieerd kan worden in de inrichtingsvarianten wordt hierbij als nadeel erva- ren.

Er is behoefte aan meer informatie over de implicaties van de verschillen- de inrichtingsvarianten voor de verschillende belangen. Naast de ecologische indicator is er behoefte aan andere indicatoren, voor het zorgvuldig in beeld brengen van zowel monetaire als niet-monetaire gevolgen van de verschillen-

69 de inrichtingsvarianten. De indicatoren geven bijvoorbeeld aan wat de gevol-

gen voor recreanten of recreatieondernemers zijn of wat de financiële winst van natuurlijke waterzuivering door rietvegetaties is. De verwachting is dat respondenten in een keuze-experiment andere keuzes kunnen gaan maken wanneer ze meer informatie over de gevolgen van de keuzes hebben.

5.4.3 Legitimiteit

De legitimiteit van de methode gaat vooral over de balans tussen de verschil- lende belangen. Wordt voldoende rekening gehouden met de verschillende be- langen, of bestaat de neiging het ene belang te laten overheersen ten koste van het andere? Door de deelnemers aan de workshop werd de methode als legitiem beoordeeld. Men was van mening dat hoe meer belangenpartijen in het proces betrokken worden, hoe legitiemer de methode wordt.

In relatie tot de legitimiteit van RITAM was er aandacht voor de interpreta- tie van de informatie die wordt geleverd gedurende de uitvoering van de me- thode. Belangenpartijen interpreteren informatie op verschillende manieren. In de workshop werd aangegeven dat met name de schriftelijke benadering van respondenten hier debet aan is. Belangenbehartigers hebben verschillende beelden, verschillende reflecties op ingrepen in het landschap. Een voorbeeld is het interpreteren van toename van oppervlakte natuur. Vanuit het agrari- sche belang wordt dit vaak negatief geïnterpreteerd, omdat meer natuur het beeld oproept van afname van het areaal landbouwgrond. Deze reflectie op schriftelijke informatie beïnvloedt impliciet de beantwoording op de vragen uit het keuze-experiment. Wellicht kan ook hier het inzicht in de implicaties van de verschillende inrichtingsvarianten bijdragen aan de kwaliteit van de uitkomsten van de methode.

Onder het kenmerk legitimiteit valt ook de discussie over het verschil tus- sen belangenpartijen en bestuurlijke partijen. De belangenbehartigers uit het gebied die betrokken zijn bij de uitvoering van RITAM zijn niet degenen die de beslissingen nemen over de uiteindelijke ontwikkelingen in het gebied. Deel- nemende belangenbehartigers verwachtten dat belangenpartijen de methode eerder als legitiem zien dan bestuurlijke partijen die de beslissingen nemen. Overigens staat de besluitvorming niet los van de inbreng door de belangen- partijen. Verwacht wordt dat een plan dat de inbreng van meerdere belangen- partijen weerspiegelt en door hen wordt gedragen, ook op bestuurlijk niveau op meer draagvlak kan rekenen.

70

6

Conclusies en aanbevelingen