• No results found

Euroscepticisme moet je je kunnen veroorloven;

In document Publieke waarden in de online wereld 1 (pagina 44-51)

de zuidelijke lidstaten

kunnen dat niet

F

OTO

 CREA

TIVE C

45 45

Gaat het goed met hun land, dan denken mensen eerder dat dit buiten de Unie ook zo zal zijn. Andersom geldt dat als mensen erva-ren dat het in hun land economisch en politiek gezien niet zo goed gaat, zij de voordelen van de status quo van het lidmaatschap beter zul-len inschatten dan die van de alternatieve situ-atie. In deze context is er geen haalbare exit-op-tie voor lidmaatschap. Steun voor de Europese Unie zal daarom groter zijn. Kortom: euroscep-ticisme moet je je kunnen veroorloven.

Dit verklaart dat de recente opkomst van euroscepticisme met name plaatsvindt in landen die de eurocrisis goed zijn doorgeko-men en aantoonbaar het meest geprofiteerd hebben van de gezamenlijke munt, denk aan Finland, Nederland of Oostenrijk.5 Het helpt ook te verklaren dat ondanks alles een meerderheid van de Grieken liever lid van de Europese Unie en de eurozone blijft, maar een meerderheid van Britten in eerste instantie de sprong in het diepe toch durfde te wagen. Ten slotte suggereert het ook dat euroscepticisme niet alleen het privilege is van de ‘achterblij-vers van de integratie’ (of globalisering in het algemeen), maar ook gevonden wordt bij degenen die het verhoudingsgewijs goed gaat. Eurosceptici geloven dat hun land ook buiten de EU kan overleven (of zelfs gedijen). Euro-scepticisme is niet per se een weerspiegeling van de mate waarin zij zelf willen winnen of verliezen in het Europese integratieproces.

Het feit dat euroscepticisme sterker is in lidstaten die het economisch en qua over-heidsbestuur goed doen, en zwakker in staten die slechter presteren, heeft te maken met het feit dat burgers over het algemeen hun eigen nationale regering verantwoordelijk houden voor de staat van de economie en het bestuur — niet de Europese Unie. Dat is misschien niet zo opmerkelijk als je bedenkt dat nationale politici niet graag toegeven dat ze er op be-langrijke beleidsterreinen niet zo toe doen.

Bovendien is het ook gewoon makkelijker op nationaal niveau verantwoordelijkheid te claimen. Studies uit de politicologie tonen aan dat mensen successen en mislukkingen

toeschrijven aan de politici die ze het beste kennen.6 Die zitten niet in Brussel maar op het Binnenhof. Nationale regeringen zullen bijvoorbeeld graag gunstige economische omstandigheden op eigen conto schrijven in een poging om kiezers te winnen. De rol die de toegang tot de interne markt van de EU hierin speelt, is veel minder tastbaar voor het grote publiek.

Een tweede manier waarop mensen de voordelen van de alternatieve situatie pro-beren in te schatten, is door te kijken naar de ervaringen van andere landen. Brexit dient op dit moment als afschrikwekkend voorbeeld. Het euroscepticisme in de EU neemt af naar-mate de economische en politieke onzeker-heid over de Brexit toeneemt.7 Naarmate de mogelijke nadelen van de alternatieve situatie duidelijker worden, gaat de status quo er in verhouding beter uitzien.

Let wel: de steun voor een mogelijke exit in veel lidstaten mag dan zijn afgenomen, dit houdt niet in dat mensen voorstander zijn van meer Europese integratie. Europese beleidse-valuaties waarin wordt gekeken hoe mensen vinden dat het politieke systeem hen helpt bij het verkrijgen van goederen en diensten, laten zien dat mensen onverminderd kritisch zijn.

Euroscepticisme: een diffuus begrip

Eigenlijk is de term euroscepticisme mislei-dend omdat deze suggereert dat het om één bepaalde negatieve houding ten aanzien van Europa gaat. Maar hoe euroscepticisme er precies uitziet, verschilt enorm per specifieke nationale context. We zouden het dus beter over ‘soorten van euroscepticisme’ kunnen hebben.

De opvattingen van burgers over de status quo en de alternatieve situatie variëren niet al-leen in richting of mate, maar ook in vorm; dat wil zeggen welke elementen zij ondersteunen en welke niet. Hierbij is het onderscheid van de Amerikaanse politiek filosoof Robert Dahl tussen beleidsinhoudelijke en procedurele aspecten van belang.8 Procedurele evaluaties

47 47

hebben betrekking op de manier waarop men-sen de politieke spelregels zien, zoals vastge-legd in de verschillende verdragen. Beleidse-valuaties hebben betrekking op de oordelen van mensen over de inhoud van het beleid, dus op de mate waarin mensen denken dat een politiek systeem helpt bij het verkrijgen van de goederen en diensten die zij het liefst hebben. Mensen vinden het beleid misschien goed, maar kunnen tegelijkertijd het systeem dat dit beleid produceert afkeuren. Verschil-lende soorten euroscepticisme hebben ver-schillende oorzaken en gevolgen.

Er zijn grofweg vier houdingen ten aanzien van Europa te onderscheiden:

▶ loyale steun;

▶ sceptisch over het beleid;

▶ sceptisch over aanzien van de procedures;

▶ exit-sceptisch.

Exit-sceptici kenmerken zich als de meest kritische burgers. Zij beschouwen het alterna-tieve scenario — hun land buiten de Europese Unie — als wenselijker dan de status quo van EU-lidmaatschap, zowel wat betreft beleid als procedures. Het tegenovergestelde hiervan is loyale steun. Loyalisten vinden de procedurele en beleidsvoordelen van het EU-lidmaatschap groter dan de voordelen van een alternatieve toestand. Scepticisme over het beleid en over procedures ligt tussen deze twee uitersten in.

Procedurele sceptici evalueren de werking van de regels en procedures op Europees ni-veau als minder positief in vergelijking met het nationale niveau. Tegelijkertijd zijn zij van mening dat het lidmaatschap van de Unie aanzienlijke beleidsvoordelen met zich mee-brengt. Beleidssceptici zijn op hun hoede als het gaat om beleid op Europees niveau, maar zijn wel van mening dat de manier waarop de regels en procedures op Europees niveau werken de voorkeur verdient boven hoe ze nationaal werken.

Waar burgers die vallen binnen de categorie ‘loyale steun aan de EU’ of ‘exit-scepticisme’ een eenduidige houding hebben ten aanzien van

Europa, zijn procedurele en beleidssceptici dus ambivalent als het over de EU gaat. Een ambiva-lente houding wil niet zeggen dat iemand geen mening heeft, maar eerder dat hij tegelijkertijd iets wel en niet kan waarderen, in dit geval de Europese Unie. Dit onderscheid tussen een een-duidige en ambivalente houding is belangrijk omdat mensen met een ambivalente houding minder geneigd zijn om hun opvattingen over de EU te laten meewegen in hun stemkeuze bij verkiezingen of referenda.

Eurosceptische partijen

De afgelopen jaren is er een sterke toename van eurosceptische partijen binnen het Europese Parlement en in de nationale parle-menten van veel lidstaten. De peilingen voor de Europese verkiezingen in mei van dit jaar staan wederom op winst voor eurosceptische partijen. Net zoals er geen sprake is van één vorm van euroscepticisme onder burgers, is er ook veel diversiteit in het aanbod van euro-sceptische partijen. Sommige partijen vind je op de rechtervleugel, denk aan Wilders’ PVV of de Lega in Italië, andere op links, zoals de SP of Die Linke in Duitsland.

Sommige zijn ‘harde sceptici’ die het idee van Europese integratie verwerpen, andere zijn milder en willen de Europese Unie (ge-deeltelijk) hervormen.9 Een voorbeeld van een harde variant is de Franse Rassemblement National (voorheen Front National) onder leiding van Marine Le Pen. Le Pen heeft gepro-beerd het Front National salonfähig te maken sinds ze in 2011 de partij van haar vader over-nam. In 2017 deed ze aan de verkiezingen mee met een strikt anti-euro-, anti-immigratie- en anti-islamprogram.

Een mildere vorm van euroscepticisme is te vinden bij partijen zoals Podemos in Spanje. Podemos accepteert het idee van Europese integratie, maar eist hervormingen van beleid en instellingen. De partij mobiliseert vooral de grieven van Spaanse bevolkingsgroepen die hard geraakt zijn door de economische crisis en de bezuinigingsmaatregelen van Brussel.

Deze harde en mildere vormen van euro-scepticisme onder partijen sluiten nauw aan bij de verschillende houdingen van burgers over de EU. Exit-sceptici stemmen voorna-melijk op harde eurosceptische partijen die net als zijzelf het Europese project afwijzen omdat zij zich verzetten tegen zowel Europese beleidsvorming als Europese procedures. Exit-sceptici zijn ook eerder geneigd om Europa in hun stemgedrag te laten meewegen.

De relatie tussen procedurele en beleidsscep-tici en mild eurosceptische partijen is veel min-der eenvoudig. De stemkeuze van procedurele sceptici lijkt meer op die van exit-sceptici — met een voorkeur voor minder migratie binnen de EU en meer nationale controle. Beleidssceptici daarentegen maken zich vooral zorgen over het gebrek aan solidariteit en om herverdeling. Deze bevindingen zijn belangrijk voor ons be-grip van de manier waarop de publieke opinie invloed heeft op het vermogen van overheden om het Europese project verder vorm te geven.

Wanneer het aandeel sceptici hoog is, met name als er veel exit-sceptici zijn, kunnen regeringsleiders verwachten dat euroscep-tische partijen het goed zullen doen. Dit zal verdere stappen naar Europese integratie waarschijnlijk beperken doordat ratificatie van nieuwe verdragen via het parlement op weerstand stuit. Regeringen die geconfron-teerd worden met grote aantallen exit-scepti-ci moeten zorgvuldig overwegen of verdrags-wijzigingen of meer informele regelingen voor verdere integratie haalbaar zijn en ook de moeite waard zijn.

Bovendien kunnen regeringspartijen in landen met veel sceptici en succesvolle eurosceptische partijen geconfronteerd worden met een uitruil tussen effectiviteit bij onderhandelingen in de Europese Raad en de populariteit in eigen land. Dat maakt verdere integratie-bevorderende stappen onwaar-schijnlijk, vooral wanneer er verkiezingen in zicht zijn. Ten slotte kan dit alles tot nog meer technocratische samenwerking op Europees niveau leiden. Het gevaar is dat dit euroscepti-cisme alleen maar verder voedt.

Europese samenwerking volgens cafetariamodel

Als Europese en nationale leiders de nuances in de opvattingen die mensen hebben over Europa niet willen zien of niet serieus willen nemen, of als zij deze afdoen als systeemkri-tiek, dan keert dit onbehagen zich uiteindelijk tegen het Europese project als geheel. Als je onbehagen niet institutionaliseert, keert het zich uiteindelijk tegen het systeem zelf.

Europa is belangrijk geworden in de ogen van kiezer, en dit schept verwachtingen. Bur-gers eisen oplossingen voor hun problemen, zowel op nationaal als op Europees niveau. Maar het feit dat euroscepsis zo sterk verbon-den is met nationale omstandigheverbon-den en erva-ringen, maakt het moeilijk om adequate, breed gedragen Europese oplossingen te vinden.

Doordat de eurocrisis en vluchtelingen-crisis zulke verschillende effecten hadden in verschillende lidstaten, is er een groeiende kloof ontstaan tussen de voorkeuren van verschillende soorten sceptici. Sommige sceptici, in het bijzonder exit-sceptici in de noordwestelijke regio, willen minder mi-gratie binnen de EU, terwijl andere sceptici, vooral in zuidelijke, centrale en Oost-Europe-se lidstaten, graag meer economische inves-teringen en werkgelegenheidsprogramma’s willen zien. Het lijkt moeilijk om met be-leidsvoorstellen te komen die deze groepen tegelijkertijd tevreden stellen, zeker op de korte termijn.

Een van de belangrijkste dilemma’s voor de EU is de vraag hoe om te gaan met de hetero-gene eisen van haar burgers in een tijd waarin voorstellen die gericht zijn op het vergroten van de beleidscompetenties en het democra-tische gehalte op Europees niveau, uiterst impopulair zijn. Guy Verhofstadt, voormalig premier van België, Europarlementariër en Brexit-onderhandelaar namens het Parle-ment, stelt in zijn boek Europe’s Last Chance dat de enige weg vooruit voor de EU een her-vorming in lijn met de Amerikaanse federale overheid is.10 Volgens hem zouden alleen

49 49

een soort Verenigde Staten van Europa sterk genoeg zijn om de geopolitieke concurrentie te weerstaan en te zorgen voor een betere en veiligere wereld.

Deze visie lijkt niet haalbaar. Bovendien is het nogal tegenstrijdig om euroscepticisme te willen bedwingen met meer supranationale vormen van besluitvorming. Mijn onderzoek laat zien dat een direct verkozen Europese pre-sident of meer bevoegdheden voor de Europe-se Commissie niet populair zijn, noch onder eurosceptici, noch onder eurofielen. Gezien de sterke regionale verdeeldheid binnen de Euro-pese Unie zouden pan-EuroEuro-pese presidents- of regeringsverkiezingen waarschijnlijk langs nationale of regionale lijnen worden uitge-vochten. De EU zou terecht kunnen komen in een onbeheersbare spiraal van steeds meer populisme — wat weer meer technocratische oplossingen tot gevolg zou hebben.

De essentie van Europa is juist zijn diver-siteit. Een succesvolle integratie zou daarom misschien niet als een vorm van harmonisatie moeten worden gedefinieerd of zelfs als ho-mogenisering, maar eerder moeten worden gebaseerd op het idee van flexibiliteit. Stel dat een flexibele integratie mogelijk wordt waarin lidstaten kunnen kiezen op welke

beleidster-reinen samen te werken en op welke zij kun-nen afwijken. De onderlinge verbintenis van de lidstaten zou vorm kunnen krijgen op basis van de kleinste gemeenschappelijke deler, aangevuld met flexibele integratie op andere gebieden via open partnerschappen. Bijvoor-beeld door het creëren van functionele, over-lappende en concurrerende ‘jurisdicties’.11 In plaats van één enkele continentale jurisdictie zouden er meerdere, functioneel specifieke beleidsregimes kunnen ontstaan met over-lappende nationale lidmaatschappen. Deze kunnen dan concurreren en lidstaten kunnen kiezen tot welke eenheid zij willen behoren, bijvoorbeeld via verkiezingen.

Recent onderzoek laat zien dat meer dan 40 % van de Europese wetgevingshandelingen op dit moment gedifferentieerd is.12 Flexibele integratie met een einddoel van veelvormig-heid zou voor de Europese Unie een manier kunnen zijn om als organisatie op te treden die de macht van natiestaten die actief zijn in een onderling steeds afhankelijkere wereld, versterkt en niet verzwakt. Een flexibel in plaats van een vast einddoel zou een sterk ar-gument kunnen zijn voor het publiek om vast te houden aan het Europese project, ook al is het verdeeld over wat het van Europa wil.

Catherine de Vries De essentie van Europa is diversiteit

Noten 1 https://nos.nl/artikel/2220227- rutte-toekomst-nederland- ligt-in-eu-maar-doelen-moe-ten-concreet-zijn.html (07.01.19).

2 Hierbij baseer ik me om mijn recente boek: De Vries, C.E. (2018), Euroscepticism and the Future of European Integration, Oxford: Oxford University Press. 3 Haas, E.B. (1968), The uniting of

Europe: political, social, and economic forces 1950–1957, Stan-ford University Press, p. 17 (vertaling CdV)

4 Alesina, A. et al. (1995), ‘Toge-ther or separately? Issues on

the costs and benefits of poli-tical and fiscal unions’, Euro-pean Economic Review, 39(3), pp. 751–758.

5 Stiglitz, J.E. (2016), The Euro: How a Common Currency threa-tens the Future of Europe, WW Norton & Company. 6 Gomez, B.T., & Wilson, J. M.

(2008), Political sophistication and attributions of blame in the wake of Hurricane Katrina, Publius, 38(4), pp. 633–650. 7 De Vries, Euroscepticism. 8 Dahl, R. (1998), On Democracy,

Yale University Press. 9 Szczerbiak, A., & Taggart, P.

(eds.) (2008), Opposing Europe? The comparative party politics of

Euroscepticism. Volume 1: Case studies and country surveys, Oxford University Press. 10 Verhofstadt, G. (2017), Europe’s

Last Chance: Why the European States Must Form a More Perfect Union, Basic Books.

11 Eichenberger, R., & Frey, B.S. (2006), ‘Functional, overlap-ping and competing jurisdic-tions (FOCJ): A complement and alternative to today’s federalism’, Handbook of Fiscal Federalism, 154, pp. 157–158. 12 Winzen, T. & Schimmelfennig,

F. (2016), ‘Explaining differen-tiation in European Union treaties’, European Union Poli-tics, 17(4), pp. 616–637.

Jeugdvrienden

Een vader, zijn naam is John, rijdt met z’n drie kinderen in een Subaru (vierwielaan-drijving) van Amsterdam naar Zuid-Frankrijk. Als ik hem vraag waarom er bijna geen Subaru’s in Nederland te zien zijn, blijkt hij dat niet te weten, maar hij weet wel dat er in Canada veel rijden. Deze kennis verbaast me niet, want hij is een Canadees. Hij rijdt niet rechtstreeks naar Zuid-Frankrijk, hij bezoekt onderweg een jeugdvriend die in Noord-Frankrijk woont, hij heet Jack. Die speelt als hoboïst in verschillende orkesten in Duits-land en België, maar is meestal te vinden op het eenzame terrein van z’n onbewoonbare boerderij. Een dubbelassige caravan schenkt hem comfort en mentale rust. Het is een onbewoonde streek, niemand hoort ooit de hobo. Hij is bevriend met de man van de Subaru, ze zaten op dezelfde school en verlieten Canada beiden in de jaren zeventig. Ze reizen onafhankelijk over de wereld en komen elkaar soms tegen in India of Brazilië, maar het is ook een keer gebeurd dat ze elkaar onverwacht troffen in hun geboortedorp.

De hoboïst heeft drie vrouwen die weliswaar in Frankrijk, Duitsland en België wonen, maar die hij toch makkelijk op één dag kan bezoeken — wat hij soms doet. Ze houden alle drie van hem, maar zijn niet op de hoogte van elkaars bestaan. Ze weten wel dat hij een Canadees is, dat hij Jack heet en dat hij hobo speelt, maar veel meer weten ze niet van hem. Geen van hen heeft hij bijvoorbeeld ooit meegenomen naar de dubbelassige caravan. Toch zou ik hem geen bedrieger willen noemen. Hij heeft een zuiver en vol-strekt eigen innerlijk leven, dat hij zelf niet vergelijkt met dat van anderen. Bovendien weet hij niet veel van andere mensen, hij heeft eigenlijk maar één vriend, dat is John, de eigenaar van de Subaru. Die ontmoet hij ergens ter wereld, altijd bij toeval, zonder dat er opwinding ontstaat. Het is ook niet zeker dat hij thuis zal zijn als John hem met zijn drie kinderen komt bezoeken, want hij komt onaangekondigd. Ik ben geneigd een zucht van verlichting te slaken als blijkt dat Jack thuis is als de Subaru het terrein oprijdt. Ze groeten elkaar op een rustige manier en gaan in de caravan zitten praten. De kinderen verkennen de omgeving nadat ze gewaarschuwd zijn niet te gaan spelen in de boerderij, vanwege het instortingsgevaar. Na een uur is het bezoek voorbij en rijden ze door naar Zuid-Frankrijk. John gaat nog een uurtje oefenen op de hobo.

Uitgever

Uitgeverij Van Gennep Emmastraat 69 1814 DM Alkmaar

info@vangennep-boeken.nl 06 206 12 852

Abonnementsprijzen per jaargang

Student  /  aio  /  oio / Jong WBS  / Jonge Socialisten: € 40,50

Particulier Nederland: € 84,50

Instelling Nederland: € 164,50

Particulier buitenland: € 147,50

Instelling buitenland: € 175,50

Losse nummers € 17,50

Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot één maand voor het einde van de jaargang. Vanwege de aard en inhoud van de uitgave wordt u geacht het abonnement in het kader van uw beroep of bedrijf te ontvangen en niet als consument op te treden in de zin van de artikelen art. 236 en 237 boek 6 BW. Mocht dit anders zijn, dan bent u gehouden dit binnen één maand na ingang van het abonnement per e-mail, telefonisch, schriftelijk of an-derszins bij de abonnementenadministratie van de uitgever aan te geven.

© 2018 Uitgeverij Van Gennep

Niets uit deze uitgave mag worden vermenig vuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Redactie Paul de Beer Nik de Boer Meike Bokhorst Klara Boonstra Menno Hurenkamp Ruud Koole Marijke Linthorst

Annemarieke Nierop (eindredactie) Redactieraad

Maurits Barendrecht Liesbeth Noordegraaf Marc Chavannes (voorzitter ) Paul Tang

De redactie verwelkomt bijdragen ter beoordeling. Kopij graag toezenden per e-mail naar send@wbs.nl

Redactieadres Wiardi Beckman Stichting Emmapark 12

2595 ET Den Haag Telefoon (070) 262 97 20 E-mail send @ wbs.nl

Vormgeving

Jaap Swart (omslag & lay-out)

Abonnementen

Bel 06 206 12 852 of mail info@vangennep-boeken.nl

In document Publieke waarden in de online wereld 1 (pagina 44-51)