• No results found

Conclusie

De identiteitsconstructie van meisjes in Indische kinderliteratuur wordt gekenmerkt door de ontwikkeling tot vrouw. Het meisjeszijn is daardoor een overgangsfase, zoals ook Moruzi en Smith in Colonial Girlhood aantoonden. In die overgangsfase worden de identiteiten van de meisjes geconstrueerd op verschillende manieren waarbij hun etniciteit en gender bepalend zijn.

Ten eerste wordt de identiteitsconstructie van de meisjes bepaald door hun afkomst. Indiistische personages ondersteunen de constructie van de meisjesidentiteiten door de

meisjes de mogelijkheid te geven hun positieve eigenschappen te illustreren. Dat gebeurt door de Indiistische personages een passieve rol in het verhaal te laten innemen waarbij de meisjes zich tegen hen kunnen afzetten of hen kunnen gebruiken om hun eigen ontwikkeling te ondersteunen. Het afzetten tegen de Indiistische personages leidt ertoe dat de meisjes zich kunnen manifesteren als Europees. De Europese identiteit wordt door de meisjes nagestreefd omdat ze niet alleen vrouwen, maar Europese vrouwen dienen te worden.

Gender definieert daarnaast de ontwikkeling die ze doormaken. Voordat ze de overgangsfase ingaan, worden ze opgevoed om goede mensen te zijn. Wanneer de

ontwikkeling tot vrouw begint, leren ze eigenschappen en vaardigheden aan die hen tot een goede Europese vrouw zullen maken. De ouders van de meisjes ondersteunen de constructie van de meisjesidentiteiten door positieve voorbeelden te zijn waaraan de meisjes zich kunnen spiegelen. De moeders zorgen ervoor dat de meisjes de juiste eigenschappen aangeleerd krijgen, waardoor de spiegeling genderspecifiek is. Naast het spiegelen zetten de meisjes zich af tegen andere Europese meisjes. Er worden categorieën meisjes geconstrueerd waarbij er verschillende vormen van vrouwelijkheid worden gepresenteerd. Het afzetten tegen

categorieën van meisjeszijn moet de lezer duidelijk maken dat de hoofdpersonage de juiste meisjesidentiteit belichaamt en uiteindelijk de juiste vorm van Europese vrouwelijkheid zal aannemen. Als ze haar ontwikkeling tot Europese vrouw heeft voltooid, wordt seksualiteit geïntroduceerd door de mannen in haar leven waardoor er een einde is gekomen aan haar meisjestijd.

48 De meisjes worden geacht Europese vrouwen te worden, waarbij ze de Europese omgeving nodig hebben om de juiste vorm van Europese vrouwelijkheid aangeleerd te krijgen. Tijdens hun kindertijd mogen de meisjes zich nog vrijelijk bewegen in de Indonesische natuur en de symbolische eigenschappen van die natuur belichamen. Hun meisjestijd wordt echter gekenmerkt door hun ontwikkeling tot Europese vrouw, waarbij ze genderneutrale eigenschappen als wildheid, avonturisme en zorgeloosheid achter zich moeten laten. Dat doen ze symbolisch door uit de Indonesische natuur te vertrekken naar een

Europese omgeving als de stad of het Europese continent.

In de Europese omgeving groeien ze op tot Europese vrouwen waarbij de juiste bijbehorende vrouwelijkheid er voor alle meisjes hetzelfde uitziet. Dat geldt voor zowel de witte als de Indo-Europese hoofdpersonen. Dona Alve toont aan dat de Europese identiteit niet uitsluitend voor witte mensen was weggelegd, maar dat ook een Indo-Europees meisje zich die identiteit kon aanmeten mits ze afstand nam van haar Inheemse identiteit. Dat sluit aan bij Juliet O’Conors bevinding dat in Australische kinderliteratuur een narratief school die een vorm van meisjeszijn presenteerde waarbij de Inheemse meisjes boven hun ‘’primitieve’’ aard konden uitstijgen door de koloniale overheersing te aanvaarden.89

Dat sluit echter niet uit dat witheid een dominante factor was in het construeren van de Europese identiteit en de Europese vrouwelijkheid. De constructie van witheid werd gebruikt om de Inheemse en Indo-Europese bevolking tot ‘’de Ander’’ te laten behoren. Witheid construeert daarmee direct de Europese identiteit. Dat gebeurt veelal door de witte huidskleur onbenoemd te laten en het als vanzelfsprekend te presenteren. Dat sluit aan bij Dyers theorie dat het witte ras niet als raciaal wordt erkend.90 Wanneer de witte huidskleur wel expliciet wordt genoemd, draagt witheid bij aan de constructie van Europese vrouwelijkheid door witheid te koppelen aan zogenaamd vrouwelijke eigenschappen als verfijndheid en zwakheid. Witheid is geen bepalende, maar wel een versterkende eigenschap in Europese

vrouwelijkheid.

De meisjesboeken waren fictief en de schrijfsters konden het verhaal construeren naar hun eigen visie. Zoals Locher-Scholten ook al aantoonde konden de schrijfsters zich echter niet losmaken van het koloniale discours waarmee ze seksistische en racistische stereotypen

89 Juliet O’Conor, Black Princesses or Domestic Servants: The Portray al of Indigenous Australian Girlhood in Colonial Children’s Literature 110-123.

49 in stand hielden.91 Locher-Scholten identificeert die stereotypen door te kijken naar hoe de schrijfsters het verhaal construeerden. Na een analyse van de representatie van meisjes en hoe hun identiteiten werden gevormd, blijkt dat de stereotypen in elk aspect van de

meisjesidentiteiten doorwerken. Hun gehele identiteit is gebouwd op racistische stereotypen van Indiistische personages en seksistische stereotypen van andere meisjes. Die stereotypen dienden het doel van de constructie van de meisjesidentiteiten, namelijk een juiste vorm van Europese vrouwelijkheid construeren. De onduidelijke categorieën van Europees en Indo- Europees meisje werden zo van hun vaagheid verlost door een gezamenlijk doel te stellen. Ongeacht in welke categorie de meisjes zich bevonden, ze werden geacht bij dezelfde vorm van vrouwelijkheid uit te komen en daarmee bij dezelfde zorgvuldig geconstrueerde categorie te gaan horen. Degenen die niet bij die categorie konden gaan horen, werden tot ‘’de Ander’’ gemaakt en dienden als waarschuwing voor jonge meisjes om vooral niet zo te worden. Meisjes werden zo tegen elkaar en tegen andere etnische groepen opgezet, terwijl zij zelf een vorm van vrouw-zijn aangeleerd kregen die gebaseerd was op het ‘’beter’’ zijn dan anderen. Het zogenaamde beter zijn dan anderen diende om de mannen te imponeren, waarmee de gehele identiteitsontwikkeling draaide om hun uiteindelijke echtgenoten waarvoor ze goed genoeg moesten zijn. Dat de mannen de bepalende factor waren in hun ontwikkeling blijkt ook uit het feit dat zij degenen waren die het einde ervan bepaalden.

Hoe de meisjes in Nederlands-Indië zelf hun identiteit construeerden, blijft een lastig vraagstuk door een beperking aan bronnen en onderzoek. Hoe zij werden beïnvloed door de discoursen die hen werden aangereikt door de maatschappij waarin ze leefden, moet nog blijken uit onderzoek. Wat duidelijk is geworden uit een analyse van de meisjesboeken is dat de meisjes in Nederlands-Indië een sterk koloniaal discours aangereikt kregen die hen

voorschreef hoe ze meisjes en uiteindelijk Europese vrouwen moesten zijn. Of de meisjes in Nederlandse kinderliteratuur hetzelfde discours aangereikt kregen en hoe het koloniale discours de huidige constructie van meisjesidentiteiten beïnvloed, zijn vragen die nog

beantwoord moeten worden. Met het onderzoek naar meisjes kunnen we namelijk niet alleen begrijpen hoe het kolonialisme doorwerkt(e) in discours, maar ook hoe en wat de

maatschappij meisjes vertelt wat ze moeten zijn.

50

Bibliografie

Primaire bronnen

Bauer, Clémence M.H., Vriendinnetjes (Lochem 1913). Clercq Zubli, F. de, ’t Rimboekind (Amsterdam 1948).

Marle-Hurbregste, M.J. van, Ams houdt van Indië (Deventer 1941). Soest, Ems I.H. van, Het Bergkoninginnetje (Alkmaar 1934). Zeggelen, Marie C. van, Dona Alve (Amsterdam 1928). Secundaire bronnen

Bal, Mieke, De theorie van vertellen en verhalen (Muiderberg 1990).

Buettner, Elizabeth, ‘’Problematic spaces, problematic races: defining ‘Europeans’ in late colonial India’’ Women's History Review 9:2 (2000).

Buettner, Elizabeth, Empire Families: Britons and Late Imperial India (New York 2004). Clancy-Smith, Julia en Frances Gouda, Domesticating the Empire: Race, Gender, and Family Life in French and Dutch Colonialism (Virginia 1998).

Dyer, Richard, White (London 1997).

Locher-Scholten, Elsbeth, ‘’Bruine handen: Kolonialisme in Indische meisjesboeken’’, Lover 21:3 (1994).

Locher-Scholten, Elsbeth, Women and the Colonial State (Amsterdam 2000). Mak, Geertje, Mannelijke vrouwen: over grenzen van sekse in de negentiende eeuw (Amsterdam 1997).

McClintock, Anne, Imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial context (New York 1995).

Meijer, Maaike, In tekst gevat: Inleiding tot een kritiek van representatie (Amsterdam 1996). Morrison, Toni, Playing in the dark (Harvard University Press 1992).

Moruzi, Kristine en Michelle Smith, Colonial Girlshoods in Literature, Culture and History 1840-1950 (New York 2014).

51 O’Conor, Juliet, Black Princesses or Domestic Servants: The Portray al of Indigenous

Australian Girlhood in Colonial Children’s Literature in: Kristine Moruzi en Michelle Smith, Colonial Girlshoods in Literature, Culture and History 1840-1950 (New York 2014).

Pomfret, David M., Youth and Empire: Trans-Colonial Childhoods in Britisch and French Asia (Californië 2016).

Schilt, Jan Willen, ‘’Assistenten en contractkoelies in het Wilde Oosten’’ in: Esther Captain, Marieke Hellevoort en Marian van der Klein (red.), Vertrouwd en vreemd: ontmoetingen tussen Nederland, Indië en Indonesië (Hilversum 2000).

Stoler, Ann Laura, Carnal Knowledge and Imperial Power: Race and the Intimate in Colonial Rule (Californië 2002).

Stoler, Ann Laura, Along the Archival Grain: Epistemic Anxieties and Colonial Common Sense (2010).

Taylor, Jean Gelman, Smeltkroes Batavia: Europeanen en Euraziaten in de Nederlandse vestigingen in Azië (Groningen 1988).

Timm, Annette F., Joshua A. Sanborn, Gender, Sex and the Shaping of Modern Europe (London; New York 2016).

Wekker, Gloria, Nesten bouwen op een winderige plek: denken over gender en etniciteit in Nederland (schriftelijk verslag oratie 19 april 2002).

Woollacott, Angela, ‘’Colonialism: What Girlhood Can Tell Us’’, in: Kristine Moruzi en Michelle Smith, Colonial Girlshoods in Literature, Culture and History 1840-1950 (New York 2014).

Digitale bronnen

Ems van Soest, http://www.damescompartiment.nl/ems/ (geraadpleegd: 11 mei 2019). Meetens Instituut, http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/katjang (geraadpleegd: 6 augustus 2019).

Afbeelding

Literatuur; Lot met 4 boeken van Marie C. van Zeggelen - 1918/1925,

https://veiling.catawiki.nl/kavels/4038763-literatuur-lot-met-4-boeken-van-marie-c-van-zeggelen- 1918-1925, (geraadpleegd: 13 augustus 2019).

52

Dankwoord

Met deze scriptie beëindig ik mijn opleiding tot historicus en sluit zo een bepalend deel van mijn leven af. Ik wil de mensen bedanken die me hebben begeleid en bijgestaan in deze laatste fase van mijn studie.

Ten eerste wil ik Geertje Mak bedanken voor haar enthousiaste begeleiding. Ik ben dankbaar dat ik de mogelijkheid heb gekregen van haar te kunnen leren en met haar te kunnen converseren over zaken die me nauw aan het hart liggen. Tijdens mijn drie jaar studie in Nijmegen heb ik altijd tegen haar opgekeken als een docente die met passie en oneindig veel kennis over haar vakgebied vertelde. Ik ben blij en dankbaar dat ik mijn studie heb kunnen afsluiten onder haar begeleiding.

Ook wil ik mijn vrienden Laura, Nilofar, Kees en Emma bedanken voor hun steun, liefde en humor waarmee ik de eindstreep heb kunnen halen.