• No results found

V ERBOD VAN POLITIEKE ACTIVITEITEN

DEEL II. ADVIEZEN EN BESLISSINGEN

4. EERLIJKE CONCURRENTIE EN VERBOD VAN POLITIEKE ACTIVITEITEN

4.2 V ERBOD VAN POLITIEKE ACTIVITEITEN

4.2.1 Algemeen

De Commissie zorgvuldig bestuur is van oordeel dat aan het decretaal verbod op politieke propaganda in het onderwijs een ruime uitleg moet worden gegeven. De wetgever heeft een breed verbod op het oog gehad omdat het de bedoeling is dat het onderwijs in alle gevallen neutraal zou zijn ten aanzien van elke politieke activiteit. Ook een activiteit die geen politieke inhoud heeft, maar socio-cultureel van aard is, kan door de context waarin die wordt georganiseerd, moeten worden beschouwd als promotie voor een bepaalde politieke strekking of partij en dus als verboden politieke propaganda

Het breed verbod op politieke activiteiten geldt ten aanzien van het schoolbestuur en de verschillende instanties binnen de school. Politieke propaganda en politieke activiteiten in de onderwijsinstellingen, door welke persoon of instantie dan ook en ongeacht voor wie bestemd, zijn verboden.

In de eerste plaats moet het onderwijs zelf vrij zijn van politieke propaganda. Dit verbod doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de school om een ruime maatschappelijke vorming mee te geven en het recht om het eigen opvoedingsproject uit te bouwen. Waar de grenzen liggen moet in concreto worden beoordeeld.

Leerlingen, ouders en personeel kunnen niet via de school benaderd worden met informatie of gadgets die als propaganda voor of tegen een politieke partij moeten worden beschouwd. Lokalen van een onderwijsinstelling mogen niet voor politieke activiteiten worden gebruikt. Het verbod geldt ook buiten de schooluren en schooldagen.102

4.2.2 Bijzondere toepassingen

Politieke propaganda en socio-culturele activiteiten

De Commissie is het eens met de verwerende partijen waar zij stellen dat de activiteiten die hier ter sprake komen en die worden georganiseerd in lokalen van het stedelijk onderwijs, moeten worden beschouwd als culturele activiteiten die geen politieke inhoud hebben. Dat de activiteiten inhoudelijk niet op de politiek betrokken zijn volstaat evenwel niet om aan te tonen dat de organisatie ervan niet als een politieke activiteit moet worden beschouwd.

Het is onmiskenbaar dat de folder die aan de commissie is voorgelegd en waarin deze activiteiten worden aangekondigd uitgaat van een lokale afdeling van de politieke partij Y. De folder draagt als titel: “Activiteitenkalender politieke partij Y en vereniging Z”. Op de folder is ook een

“instapkaart” afgedrukt om de jaarlijkse ledenbijdrage te innen. De kaart moet worden teruggestuurd naar “de lokale afdeling Z van de politieke partij Y”, wat wel de indruk moet wekken dat het hier gaat om ledenwerving van de lokale afdeling van politieke partij Y. De politieke partij Y voert op die manier politieke propaganda met culturele activiteiten die worden georganiseerd in lokalen van het stedelijk onderwijs.

Medeorganisator is vereniging Z. Volgens de website van “vereniging Z” is deze afdeling

“de socio-culturele zusterorganisatie van de dynamische politieke partij Y wijkafdeling Z”.

102 CZB/KL/KBO/2008/220; CZB/KL/KSO/2009/250;

De stelling van eerste verwerende partij als zouden de genoemde activiteiten “worden georganiseerd in rigoureuze toepassing” van de desbetreffende regelgeving, enkel omdat ze geen politieke inhoud hebben, moet dan ook worden beschouwd als een normvervaging over wat neutraliteit voor een onderwijsinstelling hoort te zijn. Er is hier overduidelijk sprake van politieke propaganda op basis van culturele activiteiten die in gebouwen van het gemeentelijk onderwijs worden georganiseerd. Dit valt onder het ruim te interpreteren verbod van politieke propaganda in onderwijsinstellingen.

De Stad voert als tweede verwerende partij aan dat volgens het huishoudelijk reglement op het gebruik van schoollokalen het neutraliteitsbeginsel moet worden gerespecteerd en dat verder de geplande activiteiten op officiële wijze werden goedgekeurd. De Stad voert niet aan dat haar diensten werden misleid of dat de betwiste propaganda buiten haar weten is gekoppeld aan culturele activiteiten waarvan de Stad ter goeder trouw het neutrale karakter zou hebben aanvaard. Ook al zou deze gang van zaken in theorie nog denkbaar zijn voor de stedelijke administratie, ze is dat niet in hoofde van eerste verweerder, schepen van onderwijs van de Stad.

In zijn verweerschrift schrijft de schepen: “Mijn voorzitterschap van enerzijds de lokale afdeling Z van de politieke partij Y en anderzijds vereniging Z stelt mij dan ook in staat voor beide verenigingen duidelijk een onderscheid te maken bij de keuze van de plaatsen waar bepaalde activiteiten van deze verenigingen in alle legaliteit kunnen worden georganiseerd en plaatsvinden.” Daaruit moet worden afgeleid dat de schepen van onderwijs persoonlijk op de hoogte was van het feit dat de culturele activiteiten in de politieke propaganda van de politieke partij Y zouden worden ingeschakeld. Dat blijkt ten overvloede uit het feit dat de schepen van onderwijs met eigen naam ook optreedt als verantwoordelijke uitgever van de folder. De Commissie besluit uit het voorgaande dat de Stad als inrichtende macht van het stedelijk onderwijs, door het optreden van haar schepen bevoegd voor onderwijs mede verantwoordelijk is voor het feit dat activiteiten in haar schoolgebouwen als politieke propaganda worden gebruikt.103 De Commissie meent dat de activiteit die voorwerp is van de klacht en die wordt georganiseerd in een lokaal van het gemeenschapsonderwijs, moet worden beschouwd als een socio-culturele activiteit die geen politieke inhoud heeft. Dat de activiteit inhoudelijk niet op de politiek betrokken is volstaat evenwel niet om aan te tonen dat de organisatie ervan niet als een politieke activiteit moet worden beschouwd. De krant waarin de activiteit wordt aangekondigd en uitvoerig wordt beschreven, gaat uit van de lokale afdeling van een politieke partij. De activiteitenkalender opgenomen in het gemeentelijk berichtenblad vermeldt de activiteit (7e mosselfestijn), de naam van de organiserende politieke partij en de plaats van de activiteit (naam en adres van de school).

De Commissie spreekt haar verwondering uit over de manier waarop de verwerende partij zich opstelt. Enerzijds zou het door een politieke partij georganiseerde mosselfeest geen propaganda zijn, maar anderzijds wordt het gebruik van de schoolgebouwen voor een gelijkaardig feest geweigerd omdat het gedachtegoed van de vragende partij onverenigbaar zou zijn met het project van de school. Verwerende partij toont daarmee overtuigend aan dat zij evengoed als de publieke opinie waar ze naar verwijst, afhankelijk van de omstandigheden ook socio-culturele activiteiten als politieke activiteiten en politieke propaganda beschouwt en dus eigenlijk ook had moeten beseffen dat ze de eerste toelating niet mocht geven.104

103 CZB/KL/GV/2008/213

104 CZB/KL/KBO/2008/220

Alhoewel de uitnodiging geen melding maakt van de politieke partij die de schepen aanhangt, heeft het feit dat de activiteit van een schepen uitgaat een partijpolitieke connotatie. Het ambt van schepen wordt toegewezen na verkiezingen die een kerngebeuren uitmaken van de politieke democratie. De jaarlijks terugkerende restaurantdagen zijn, evengoed als een ‘bal van de burgemeester’ een activiteit die bedoeld is om de naambekendheid van een politiek verkozene te onderhouden en te versterken. Het organiseren van een dergelijke activiteit in een schoolgebouw creëert een dubbelzinnige situatie. In de publieke opinie kan de school gemakkelijk geassocieerd worden met het bestuursteam van het ogenblik.

Door de bewuste activiteit in haar schoolgebouwen toe te laten heeft het schoolbestuur naar het oordeel van de Commissie haar verplichting tot politieke neutraliteit niet nageleefd. De verwerende partij verwijst, ter verantwoording daarvoor naar het provinciaal reglement op het gebruik van de infrastructuur van de provinciale onderwijsinstellingen. Daarin is o.m. het volgende bepaald: “Volgende activiteiten worden niet als partijpolitieke manifestaties beschouwd: - besloten vergaderingen van een politieke partij, waaraan enkel partijleden deelnemen; - vormingsinitiatieven en sociaal-culturele activiteiten waarop ook niet-partijleden zijn uitgenodigd”. De Commissie moet vaststellen dat het voorgelegde reglement zoals het op de betwiste feiten toegepast wordt, niet in overeenstemming is met de manier waarop naar haar oordeel en vaste jurisprudentie het decretale verbod van politieke activiteiten op school moet worden geïnterpreteerd.105

105 CZB/KL/KSO/2009/250

5. Handelsactiviteiten, reclame en sponsoring

5.1 Handelsactiviteiten