• No results found

Heischrale graslanden: Borstelgras (Nardus stricta), Zandstruisgras (Agrostis vinealis), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Pilzegge (Carex pilulifera), Blauwe zegge (Carex panicea), Sterzegge (Carex echinata), Geelgroene zegge (Carex demissa), Bleke zegge (Carex pallescens), Tweenervige zegge (Carex binervis), Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora s.l.), Liggend walstro (Galium saxatile), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia), Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), Knollathyrus (Lathyrus linifolius), Tormentil (Potentilla erecta), Mannetjesereprijs (Veronica officinalis), Hondsviooltje (Viola canina), Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), Blauwe knoop (Succisa pratensis).

Graslanden van het Struisgrasverbond: Gewoon struisgras (Agrostis capillaris), Fijn schapengras (Festuca filiformis), Rood zwenkgras (Festuca rubra), Zandblauwtje (Jasione montana), Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus), Schapenzuring (Rumex acetosella), Hazenpootje (Trifolium arvense), Gewone veldbies (Luzula campestris), Mannetjesereprijs (Veronica officinalis), Muizenoor (Hieracium pilosella), Liggend walstro (Galium saxatile), Grasklokje (Campanula rotundifolia), Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus), Brem (Cytisus scoparius), Ruig haarmos (Polytrichum piliferum).

Milieukarakteristieken

Heischrale graslanden zijn gebonden aan onbemeste, matig zure tot neutrale, droge tot vochtige gronden en komen meestal voor op lemige zandgronden of uitgeloogde zandleemgronden, maar soms ook op zand of veen. De bodems zijn minder zuur (pH 4-6,5) in vergelijking met heide. Bij droog heischraal grasland bevindt de grondwatertafel zich buiten het bereik van de vegetatie. Bij vochtig heischraal grasland droogt de bodem nooit uit. De grondwatertafel bevindt zich gemiddeld op 20 à 30 cm onder het maaiveld, met pieken in droogteperiodes tot 150 cm onder het maaiveld. Overstromingen vinden niet plaats, tenzij hoogstens kortstondig met lokaal grond- of regenwater.

Graslanden van het Struisgrasverbond zijn gebonden aan onbemeste, matig zure tot neutrale, droge bodems met dagzomend zand tot lemig zand. De vegetaties zijn grondwateronafhankelijk.

De kritische bovengrens voor een goede habitatkwaliteit ligt voor atmosferische stikstofdepositie tussen de 10 en 20 kg N/ha/jaar.

Verspreiding

struisgrasvegetaties of voedselarme glanshavergraslanden. In het Hageland, de Kempen en de Vlaamse zandstreek komen nog verspreide relicten voor. In veel gevallen zijn heischrale graslanden of gedegradeerde vormen ervan enkel nog te vinden in bermen langs wegen of kanalen en in bosdreven. De Sint-Pietersberg-Tiendeberg herbergt een specifiek type heischraal grasland met kalkminnende soorten.

Soortenrijke graslanden van het Struisgrasverbond komen iets algemener voor op plaatsen waar voedselarme zandbodems of lemige zandbodems dagzomen, zoals in wegbermen, verruigde droge schraalgraslanden, op voormalige zandige akkers of in graslanden met een extensief landbouwbeheer zonder bemesting.

Soortenrijke Bochtige smelevegetaties komen zeer lokaal in de Limburgse Kempen voor.

Bedreigingen

• De iets voedselrijkere plekken van het heidelandschap kwamen historisch het eerst in aanmerking voor ontginning tot landbouwgrond of voor bosbouw, wat de actuele zeldzaamheid van het habitattype mee verklaart.

• Bij stopzetten van hooi- of begrazingsbeheer vindt vergrassing met soorten als Gewoon struisgras plaats en/of opslag van struweel en verbossing.

• Bij te intensieve betreding of begrazing ontstaan soortenarme begroeiingen.

• Verdroging en/of eutrofiëring (o.a. via atmosferische stikstofdepositie) leiden tot vergrassing met Bochtige smele in droge milieus of met Pijpenstrootje en Gestreepte witbol of Pitrus in vochtige omstandigheden.

• Kritische kensoorten (bv. Klokjesgentiaan) verdwijnen bij verzuring van het grondwater in de wortelzone.

• Relictvegetaties langs bosdreven en onverharde wegen worden bedreigd door o.a. wegverharding, onaangepast bermbeheer en intensieve betreding.

Beheer

• Maaien is de meest aangewezen beheervorm, zeker voor kleine relicten. Voor grotere gebieden is eventueel een combinatie mogelijk met nabegrazing. In drogere types kan ook extensieve seizoensbegrazing een geschikte beheersvorm zijn.

• Bij een nietsdoen-beheer, aangevuld met onregelmatige begrazing en extensieve betreding, kunnen marginale vormen van heischraal grasland en struisgrasvegetaties fragmentarisch standhouden.

• Het instandhouden of ontwikkelen van mozaïeken van open plekken, ruigtes en zomen en overgangen naar andere waardevolle habitattypes is belangrijk voor de rijke ongewervelde fauna.

• Intensieve betreding of frequente bodemverstoring dient vermeden te worden.

Herstel- en ontwikkelingskansen

• In verruigde vegetaties is herstel van de soortenrijkdom mogelijk door gerichte beheersmaatregelen, zoals maaien en nabeweiden, al dan niet in combinatie met kleinschalig plaggen.

• Belangrijke mogelijkheden voor herstel van heischraal grasland in Vlaanderen liggen in beboste of verboste percelen, in de nabijheid van bestaande relicten. Plaggen is de aangewezen maatregel om de zaadvoorraad in de bodem aan te spreken. Zaden van o.a. zeggesoorten, Tandjesgras, Veelbloemige veldbies, Liggend walstro, Gewone vleugeltjesbloem, Hondsviooltje, Tormentil en dwergstruiken kunnen het enkele tientallen jaren in de zaadbank uithouden. Voor hervestiging van sommige andere soorten, zoals Heidekartelblad en zeldzame orchideeën, alsook de kensoort Borstelgras,is de aanwezigheid van zaadbronnen in de omgeving belangrijk. In de aanvangsperiode is vaak een intensiever beheer nodig om woekering van Adelaarsvaren, bramen of Amerikaanse vogelkers tegen te gaan.

• Herstel van heischraal grasland uit cultuurgrond is nog moeilijker, tenzij door afgraving van de bemeste bouwvoor geschikte milieuomstandigheden kunnen gecreëerd worden in de nabijheid van bestaande relicten.

• De mogelijkheden voor herstel van soortenrijke struisgrasvegetaties zijn iets groter dan voor heischraal grasland. In verschillende gebieden zijn er succesvolle voorbeelden van herstel uit zandige akkers, ook zonder verwijdering van de bouwvoor. Ook hier is de aanwezigheid van relicten in de onmiddellijke omgeving een kritische succesfactor voor soorten die zich moeilijk verspreiden en/of geen zaadvoorraad in de bodem opbouwen. Soortenrijke struisgrasvegetaties kunnen lokaal ook ontwikkelen in vergraven of opgespoten terreinen of na kaalkap van verboste terreinen.

Corine/Palaearctic Habitat Classification: 35.1 Atlantic mat-grass (Nardus) swards and related communities (35.11 Nardus swards, 35.12 Agrostis – Festuca grasslands, 35.13 Deschampsia flexuosa grasslands), 37.32 Heath rush meadows and humid mat-grass swards.

Eunis 2004: E1.7 Non-Mediterranean dry acid and neutral closed grassland (E1.71 Nardus stricta swards, E1.72 [Agrosotis] – [Festuca] grassland, E1.73 [Deschampsia flexuosa] grassland), E3.52 Heath [Juncus] meadows and humid [Nardus stricta] swards.

BWK: hn (Nardusgraslanden) voor de droge types en hmo (onbemest, vochtig Pijpenstrootjesgrasland-oligotroof type) voor de natte types. Kleine fragmenten van de natte variant van dit habitattype zijn vermoedelijk in de praktijk ook gekarteerd als vochtige tot natte heidevegetaties (ce), waarmee ze in complex kunnen voorkomen. Droge types met bv. struisgras- of zwenkgrassoorten zijn gekarteerd als ha (zure struisgrasvegetatie op zure bodem), maar deze karteringseenheid bevat ook habitattype 2330.

Vlaamse natuurtypen: Heischraal grasland (Nardo-Galion), Grasklokje-Steenanjer-vegetaties en kleine klavertjes-toestanden (Verbond van Gewoon struisgras, Plantagini-Festucion).

De vegetatie van Nederland: 14Bb Plantagini-Festucion, 19Aa1 Galio hercynici-Festucetum ovinae, 19Aa2 Gentiano pneumonanthes-Nardetum, 19Aa4 Betonico-Brachypodietum.

Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane