• No results found

Energieproductie .1 Fossiele energie

In document OMGEVINGSPROGRAMMA PROVINCIE FLEVOLAND (pagina 31-34)

6 Energie en Duurzaamheid

6.1 Energieproductie .1 Fossiele energie

Onderzoek naar en eventuele winning van olie- en gasvoorraden op het land behoort in principe tot de mogelijkheden buiten kwetsbare natuur- en milieubeschermingsgebieden. De provincie stemt slechts in met onderzoeken naar en winning van olie en gas vanuit de buitendijkse

watergebieden als op basis van een milieueffectrapport is aangetoond dat er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de waterkwaliteit, waterkwantiteit, veiligheid van waterkeringen, natuur, scheepvaart, visserij en recreatie.

6.1.1.1 Schaliegas

De ondergrond van Flevoland wordt niet benut voor het opsporen en winnen van aardgas uit onconventionele voorkomens (zoals schaliegas), vanwege de risico’s die gepaard gaan met het opsporen en winnen ervan. Zie ook de kaart Begrenzingen opsporings- en winningsgebieden.

6.1.1.2 Kernenergie

De provincie verleent geen medewerking aan de vestiging van kerncentrales in Flevoland, omdat er geen afdoende oplossingen worden geboden met betrekking tot veiligheid en afval.

Voor opslag van radioactief afval in klei wordt de “Boomse klei” in Nederland overwogen. In de ondergrond van Flevoland ligt een laag Boomse klei. De effecten van ondergronds opslaan van radioactief afval op de omgeving, nu en in de toekomst, zijn nog niet goed in beeld gebracht, maar kunnen wellicht groot zijn. Ook spelen de gevoelens van onveiligheid en risico’s bij inwoners een belangrijke rol bij de overwegingen.

6.1.2 Duurzame energieproductie

Om de ambitie voor duurzame energie te realiseren is een energietransitie nodig. Samen met gemeenten en andere partners wordt zowel ingezet op duurzame productie als op energiebesparing.

6.1.2.1 Wind

Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. Opwekking van windenergie levert de grootste bijdrage aan het bereiken van de Flevolandse klimaatdoelstelling. Windmolenopstellingen zijn in grote delen van de provincie het landschapsbeeld gaan beheersen. De provincie wil dit veranderen. De technische ontwikkeling van windmolens maakt het mogelijk dat met minder molens hetzelfde, of zelfs meer, windenergievermogen wordt opgewekt. De provincie wil een geleidelijk minder molens, maar tegelijkertijd een hoger opgesteld vermogen en verbetering van landschappelijke kwaliteit door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties.

De schaalvergroting van windenergie brengt met zich mee dat de effecten zich op grotere, gemeentegrensoverschrijdende afstanden manifesteren.

Opschalen en saneren heeft daarmee impliciet een regionaal karakter.

Gelet op de doelstelling voor windenergie en het cyclische karakter van het plaatsen en saneren van windmolens, wordt het beleid gevoerd zoals weergegeven in de paragrafen 6.1.2.1.1. t/m 6.1.2.1.4.

6.1.2.1.1 Tijdelijkheid van windmolens

Nieuwe windmolens zijn alleen toegestaan voor een bepaalde periode.

6.1.2.1.2 Uitzonderingen op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens

Nieuwe windmolens worden alleen toegestaan op basis van ‘projecten voor opschalen en saneren’ binnen projectgebieden.

Hiervan zijn uitgezonderd:

• windmolens die deel uitmaken van de testlocatie voor windmolens te Lelystad, die bestaat uit maximaal 12 prototype windmolens, als integraal onderdeel van een kennis- of ontwikkelcentrum duurzame energie in Flevoland;

• solitaire windmolens op bedrijventerreinen in de zes ‘hoofdkernen’ van het stedelijk gebied, als de windmolen overwegend een ander doel dient dan de opwekking van energie;

• kleine windmolens, waaronder wordt verstaan:

- windmolens in het stedelijk gebied met een (tip) hoogte van maximaal 5 meter gemeten van de grond of het dak waarop ze zijn geplaatst;

- windmolens met een (tip)hoogte van maximaal 15 meter gemeten vanaf het maaiveld, voor zover deze in het landelijk gebied op ((voormalige) agrarische) bouwpercelen staan;

• locatie Houtribdijk.

6.1.2.1.3 Projecten voor opschalen en saneren

Nieuwe windmolens worden alleen toegestaan bij ‘projecten voor opschalen en saneren’ in projectgebieden.

Voordat medewerking kan worden verleend aan een dergelijk project dient er een projectplan te worden voorgelegd aan de betreffende overheden. Het projectplan bevat de benodigde informatie om te beoordelen of het project voldoet aan het beleid.

Een project voor opschalen en saneren omvat zowel nieuwe molens als bestaande molens in een projectgebied, waarbij het opgestelde vermogen van de nieuwe windmolens groter is dan het opgestelde vermogen van de te saneren windmolens. Een projectgebied moet voldoende perspectief bieden voor één initiatiefnemer (dat kan een samenwerkingsverband zijn) om één project van opschalen en saneren in zijn geheel te realiseren. Een tweede -gelijktijdig of later- project in hetzelfde projectgebied is uitgesloten. De toename van het opgestelde vermogen is toegestaan om de sanering te kunnen bekostigen van de bestaande windmolens in het projectgebied én een bijdrage te kunnen leveren aan ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied (versterken landschap, natuur, recreatie en leefbaarheid van het landelijke gebied). De bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen is mede bedoeld als compensatie van de impact van de nieuwe windmolens op de omgeving.

In een uitvoeringsprogramma staat wanneer welke windmolen wordt gebouwd en wanneer welke windmolen wordt gesaneerd. Bestaande windmolens dienen volgens de planning in het uitvoeringsprogramma te zijn gesloopt of gemoderniseerd. Latere sloop houdt in dat de windmolen niet tijdig is gemoderniseerd. Het uitvoeringsprogramma maakt deel uit van het planologisch juridisch kader (bestemmingsplan, inpassingsplan of toekomstig omgevingsplan) dat het project voor opschalen en saneren juridisch mogelijk maakt.

Binnen een projectgebied geldt dat:

- bestaande windmolens in aanmerking komen voor sanering/modernisering;

- er plaatsingszones worden aangewezen voor nieuwe windmolens.

Verder gelden voor een project voor opschalen en saneren de volgende voorwaarden:

A. De plaatsing van nieuwe windmolens moet voldoen aan de volgende eigenschappen:

• Er wordt voldaan aan de eisen van natuur, veiligheid, technische infrastructuur, geluid en slagschaduw en hoogtebeperkingen als gevolg van luchtvaart, zoals opgenomen in het Rijks-, provinciaal, waterschaps- en gemeentelijk beleid, wet- en regelgeving.

• Er wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit door:

◦ herstel en versterking van het Flevolandse landschap

◦ regelmaat en eenheid van de nieuwe molens.

B.Gekoppeld aan de bouw van nieuwe windmolens worden bestaande windmolens gesaneerd. Hiervoor geldt het volgende:

• Sanering van bestaande windmolens nabij de nieuwe windmolen heeft de voorkeur boven sanering van bestaande windmolens verder weg in het projectgebied.

• Sanering van een bestaande windmolen vindt plaats zo snel mogelijk na ingebruikname van de nieuwe windmolen waaraan deze gekoppeld is, maar uiterlijk na vijf jaar, waarbij de economische noodzaak van een termijn van langer dan een half jaar dient te worden aangetoond.

C. Er wordt invulling gegeven aan participatie en draagvlak, waaronder in ieder geval het volgende wordt verstaan.

- Bewoners en ondernemers krijgen gelegenheid om financieel te participeren, waarbij geldt:

• dat bewoners en ondernemers in het buitengebied van het projectgebied de gelegenheid krijgen om financieel te participeren bij de ontwikkeling van nieuwe windmolens;

• bewoners en ondernemers in Flevoland krijgen de gelegenheid om financieel te participeren in de exploitatie van de nieuwe windmolens;

• beide vormen van financiële participatie zijn eerlijk, eenvoudig en evenwichtig vormgegeven.

- Ter compensatie van de impact van de nieuwe opstelling op de omgeving draagt de initiatiefnemer gedurende de exploitatie van de nieuwe windmolens bij aan de ruimtelijke kwaliteit in de directe omgeving met een gebiedsgebonden bijdrage.

- Bij de totstandkoming van het project stelt de initiatiefnemer omwonenden en andere betrokkenen in de gelegenheid om te participeren in de planvorming.

6.1.2.1.4 Gebieden waar projecten voor opschalen en saneren zijn uitgesloten

De volgende gebieden zijn uitgesloten van aanwijzing van projectgebieden (voor het opschalen en saneren van windmolens):

de woongebieden en binnen de stedelijke gebieden en de Oostvaardersplassen.

de grondgebieden van de gemeenten Noordoostpolder en Urk, alsmede het Flevolandse deel van het Markermeer en IJmeer en het Drontense deel van het Ketelmeer.

het watergebied ten zuiden van de Maximacentrale.

Ruimte voor windmolens op land wordt geboden in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en het deel van het IJsselmeer voor de kust van Dronten en Lelystad tot aan de huidige vaargeul Amsterdam en Lemmer en een zone ten noordoosten van de Houtribdijk.

6.1.2.2 Zon

De structuurvisie zon is in voorbereiding.

6.1.2.3 Biomassa

De provincie heeft een voorkeur voor de inzet van materiaal dat minder geschikt is voor hoogwaardige toepassingen of dat al een cascade heeft doorlopen. Van afvalstromen die niet als product of materiaal hergebruikt kunnen worden hergebruikt, kan de energie-inhoud worden benut. De inzet van afval als brandstof wordt gezien als nuttige toepassing.

6.1.2.4 Bodem zie 5.6.1 Bodemenergie

6.2 Energiebesparing

Samen met gemeenten en andere partners streeft de provincie naar energieneutrale steden en dorpen. We ondersteunen inwoners en ondernemers zowel bij het verminderen van energieverbruik als bij het zelf opwekken van duurzame energie. Oplossingen zijn onder andere: aardgasloze wijken, duurzame energieopwekking, woningisolatie, energiezuinige productiemethoden, energieopslag en smart grids. Dit wordt nader uitgewerkt in het kader van de Omgevingsvisie FlevolandStraks.

7 Mobiliteit

In document OMGEVINGSPROGRAMMA PROVINCIE FLEVOLAND (pagina 31-34)