• No results found

Hoofdstuk 4 – Lokale Duurzame Energiebedrijven in kaart

4.2 Kenmerken van LDEB in Noord-Nederland

4.2.4 Energiebronnen

4.2.3 Doelen van de initiatieven

De gemeenschappelijke doelen van LDEB komen redelijk overeen. In de enquête zijn de meest genoemde doelen de energietransitie van fossiele brandstoffen naar niet-fossiele brandstoffen en het onafhankelijk willen zijn van grote energiebedrijven. Een aantal initiatieven geven dit niet als enige doel aan. Vaak wordt ook educatie op het gebied van duurzame energie genoemd en het creëren van een sociale binding. De initiatieven die alleen naar educatie streven, zijn niet mee genomen in de enquête. Eén initiatief wil met het oprichten van de LDEB processen van krimp tegen gaan. Hierbij kan gedacht worden aan het dalende voorzieningenniveau op het platteland.

4.2.4 Energiebronnen

Andere verschillen zijn te vinden in de energiebronnen die de LDEB aanwenden. Figuur 4.3 en 4.4 laten de energiebronnen zien die de initiatieven in Noord-Nederland aanwenden. De meeste initiatieven hebben zich toegespitst op één of twee energiebronnen. Een aantal lokale duurzame energiebedrijven maken zowel gebruik van windenergie, zonne-energie, biomassa en aardwarmte.

Figuur 4.3 en figuur 4.4 laten zien, dat de meeste initiatieven zonne-energie als energiebron hebben aangewend. De keuze door de initiatieven voor zonne-energie kan komen door een aantal fiscale voordelen bij de aanschaf van zonnepanelen. Zo kunnen particulieren bij de aanschaf van een standaardpakket zonnepanelen, de btw terugvragen (Milieu Centraal, 2014). Daarnaast kan de wereldwijde prijsdaling een reden zijn voor de stijging in het aantal zonne-initiatieven. De verwachting is daarom dat de vraag naar zonnepanelen voorlopig blijft stijgen (Blokhuis et al., 2012). Wereldwijd is de vraag naar zonnepanelen en zonneboilers gestegen. Blokhuis et al. (2012) spreekt van een wereldwijde vraagstijging van €40 miljard in 2009 naar €82 miljard in 2010. Een stijging van 105%. De energieproductie van zonnepanelen bereikte daarmee een capaciteit van 18.2 GW (Gigawatt). Ook in Nederland is er een groei te zien in de productie van zonnestroom. De productie van zonne-energie steeg van 100 miljoen kWh in 2011 naar 254 miljoen kWh in 2012 (CBS, 2014). Door de prijsdaling kunnen zonnepanelen binnen tien jaar worden terugverdiend (ECN, 2012). Het aandeel van zonne-energie blijft echter nog zeer beperkt. De zonnestroom opgewekt in 2012, is slechts 0.21% van het totale energieverbruik (CBS, 2014). Hieruit blijkt dat zonne-initiatieven in aantallen het grootst is, maar uitgedrukt in MW (Megawatt) blijft het aantal gering.

Figuur 4.3 laat zien dat, naast zonne-energie, veel initiatieven voor windenergie kiezen. Windenergie is een dure investering voor een initiatief, maar het levert in verhouding meer op dan zonnepanelen. De hoge investeringskosten van windenergie verklaart mogelijk de hoge gemiddelde ledenaantallen in Noord-Holland (tabel 4.1). In deze provincie zijn relatief veel windcoöperaties te vinden. Voor initiatieven is het met windenergie redelijk eenvoudig om zonder subsidies rendabel te zijn (Blokhuis et al., 2012). In tabel 4.2 is te zien dat het aandeel

windenergie, met 39.4% van de totale opwekking van hernieuwbare energiebronnen, vrij hoog is (CBS, 2014).

Figuur 4.3 laat zien, dat windenergie vooral in Noord-Holland is aangewend. Dit kan komen door fysisch geografische kenmerken. Gezien de hogere windsnelheden in de kustprovincies, is het voordeliger om hier voor windenergie te kiezen (KNMI, 2011). De keuze van een LDEB om voor windenergie te kiezen, kan ook beïnvloed worden door lokale regelgeving. Zo zijn er in de provincies Groningen en Drenthe slechts een aantal locaties aangewezen waar windmolens mogen worden geplaatst (Provincie Drenthe, 2014; Provincie Groningen, 2014). In Groningen zijn dit de Eemshaven, Delfzijl en langs de N33 (Bij Veendam en Menterwolde). Voor Drenthe zijn dit de Drentse veenkoloniën. Dit geeft een mogelijke verklaring waarom het aantal windinitiatieven in deze provincies laag is. Daarnaast kan het bepalend zijn in het totaal aantal initiatieven in de provincie. Noord-Holland kent het meest aantal initiatieven. Daar zijn echter veel meer windinitiatieven te vinden. De verwachting is dat het aantal initiatieven in Drenthe groter zou zijn wanneer solitaire windmolens worden toegestaan. Op dit moment zijn er in Friesland vrij veel windinitiatieven. De vraag is wat er met de windmolens van deze initiatieven in de toekomst gaat gebeuren. Ook de provincie Fryslân (2013) heeft sinds kort gebieden aangewezen voor windparken en wil dat zo veel mogelijk solitaire windmolens worden opgeruimd.

Naast zonne-energie en windenergie, hebben een aantal initiatieven voor biomassa als energiebron gekozen. In Noord-Nederland gaat het om 10 lokale duurzame energiebedrijven. In figuur 4.3 is te zien dat het aantal initiatieven met biomassa als energiebron, in Noord-Holland het grootst is. In deze provincie is de omvang van deze initiatieven vrij groot. Dit heeft te maken met de hoge investeringskosten. Desondanks is een biovergister, afhankelijk van de techniek, in zeven tot elf jaar terug te verdienen (Blokhuis et al., 2012). Energie uit biomassa heeft het grootste aandeel van de totale opwekking van hernieuwbare energiebronnen. Tabel 4.2 toont de totale opwekking uit biomassa en biogas. Samen komen ze uit op een aandeel van 66%. De totale opwekking van hernieuwbare energiebronnen is inclusief de opwekking van commerciële partijen.

Aardwarmte wordt door LDEB niet veel gekozen. Bij de initiatieven in Noord-Nederland, hebben de LDEB met aardwarmte, ook andere bronnen voor opwekking van duurzame energie. Ondanks een afname van de investeringskosten, is de aanschaf van een warmtepomp hoog. De terugverdientijd voor een warmtepomp duur vaak minstens tien jaar (Blokhuis et al., 2012).

Figuur 4.3: Aangewende energiebronnen per provincie

n=64

Figuur 4.4: Energiebronnen LDEB

n=64

Tabel 4.2: Hernieuwbare energieopwekking in Nederland in 2012

Energiebron Mln kWh Aandeel % hernieuwbare

energiebronnen Zonnestroom 254 2.0 Windenergie 4939 39.4 Biomassa 7239 57.7 Biogas 1043 8.3 Totaal hernieuwbare energiebronnen 12532 100 Bron: CBS (2014)