• No results found

Eigen verklaring Artikel 2.73

In document VOORSTEL VAN WET (pagina 35-38)

1. Een eigen verklaring is een verklaring van een ondernemer waarin deze aangeeft of uitsluitingsgronden van toepassing zijn en of hij voldoet aan de in de aankondiging of in de aanbestedingsstukken gestelde geschiktheidseisen en op welke wijze hij voldoet aan de selectiecriteria.

2. De gegevens en inlichtingen die in een verklaring kunnen worden opgenomen, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Artikel 2.74

1. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf verlangt van een ondernemer dat hij bij zijn verzoek tot deelneming of zijn inschrijving met

gebruikmaking van een door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf aangewezen model een eigen verklaring indient en geeft daarbij aan welke gegevens en inlichtingen in de eigen verklaring moeten worden verstrekt.

2. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf verlangt niet dat een ondernemer de gegevens en inlichtingen die in de eigen verklaring gevraagd kunnen worden, op een andere wijze verstrekt.

3. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf kan een ondernemer uitsluitend verzoeken bewijsstukken bij zijn eigen verklaring te voegen die geen betrekking hebben op in de eigen verklaring opgenomen gegevens en inlichtingen die in de eigen verklaring gevraagd kunnen worden, tenzij het bewijsstukken betreft die genoemd zijn in artikel 2.82, eerste lid, onder a of b.

Afdeling 2.3.5 Uitsluiting

§ 2.3.5.1 Uitsluitingsgronden Artikel 2.75

1. Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf sluit een gegadigde of inschrijver jegens wie bij een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak een veroordeling als bedoeld in het tweede lid is uitgesproken waarvan de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf kennis heeft, uit van deelneming aan een opdracht of een aanbestedingsprocedure.

2. Voor de toepassing van het eerste lid worden aangewezen veroordelingen ter zake van:

a. deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2, eerste lid, van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van de Raad, (PbEG 1998, L 351);

b. omkoping in de zin van artikel 3 van het besluit van de Raad van 26 mei 1997 (PbEG 1997, L 195) respectievelijk artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit van de Raad (PbEG 2003, L 192);

c. fraude in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (PbEG 1995, C 316);

d. terroristisch misdrijf of strafbaar feit in verband met terroristische

activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van het Kaderbesluit van de Raad inzake terrorismebestrijding (PbEU 2002, L 164), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van dat Kaderbesluit;

e. witwassen van geld en financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van richtlijn nr. 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PbEU L 2005, L 309).

3. Als veroordelingen als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval aangemerkt veroordelingen op grond van artikel 134a, 140, 140a, 177, 177a, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b, 285, derde lid, of 323a, 328ter, tweede lid, 420bis, 420ter of 420quater van het Wetboek van Strafrecht of veroordelingen wegens overtreding van de in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde misdrijven.

4. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf betrekt bij de toepassing van het eerste lid uitsluitend rechterlijke uitspraken die in de vier jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van het verzoek tot deelneming of de inschrijving onherroepelijk zijn geworden.

Artikel 2.76

1. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf kan een inschrijver of gegadigde uitsluiten van deelneming aan een opdracht of een aanbestedingsprocedure op de volgende gronden:

a. de inschrijver of gegadigde verkeert in staat van faillissement of liquidatie, diens werkzaamheden zijn gestaakt, jegens hem geldt een surseance van betaling of een (faillissements-) akkoord, of de gegadigde of inschrijver verkeert in een andere vergelijkbare toestand ingevolge een soortgelijke procedure die voorkomt in de op hem van toepassing zijnde wet- of regelgeving van een lidstaat van de Europese Unie;

b. jegens de gegadigde of inschrijver is een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak gedaan op grond van de op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving van een lidstaat van de Europese Unie wegens overtreding van een voor hem

relevante beroepsgedragsregel;

c. de inschrijver of gegadigde heeft in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan die door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf

aannemelijk kan worden gemaakt;

d. de inschrijver of gegadigde heeft niet voldaan aan verplichtingen op grond van op hem van toepassing zijnde wettelijke bepalingen met betrekking tot betaling van sociale zekerheidspremies of belastingen;

e. de gegadigde of inschrijver heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen die door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf van hem waren verlangd of hij heeft die inlichtingen niet verstrekt;

f. jegens de gegadigde of inschrijver is vastgesteld dat hij niet over de

betrouwbaarheid beschikt die nodig is om risico’s voor de nationale veiligheid uit te sluiten.

2. De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf betrekt bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend onherroepelijke uitspraken die in de vier jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van het verzoek tot deelneming of de inschrijving onherroepelijk zijn geworden en bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, uitsluitend ernstige fouten die zich in de vier jaar voorafgaand aan het genoemde tijdstip hebben voorgedaan.

Artikel 2.77

De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf kan afzien van toepassing van artikel 2.75 of artikel 2.76:

a. om dwingende redenen van algemeen belang;

b. indien de gegadigde of inschrijver naar het oordeel van de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf voldoende maatregelen heeft genomen om het

geschonden vertrouwen te herstellen;

c. indien naar het oordeel van de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf uitsluiting niet proportioneel is met het oog op de tijd die is verstreken sinds de

veroordeling en gelet op de aard en omvang van de opdracht.

§ 2.3.5.2 Bewijsstukken uitsluitingsgronden

Artikel 2.78

1. Een gegadigde of inschrijver kan door middel van een uittreksel uit het

handelsregister, dat op het tijdstip van het indienen van het verzoek tot deelneming of de inschrijving niet ouder is dan zes maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond van artikel 2.76, onderdeel a, op hem niet van toepassing is.

2. Een gegadigde of inschrijver kan door middel van een gedragsverklaring

aanbesteden, die op het tijdstip van het indienen van het verzoek tot deelneming of de inschrijving niet ouder is dan één jaar, aantonen dat de uitsluitingsgronden, bedoeld in de artikelen 2.75 en 2.76, onderdelen b en c, voor zover het een onherroepelijke veroordeling of een onherroepelijke beschikking wegens overtreding van

mededingingsregels betreft, op hem niet van toepassing zijn.

3. Een gegadigde of inschrijver kan door middel van een verklaring van de

belastingdienst, die op het tijdstip van het indienen van het verzoek tot deelneming of de inschrijving, niet ouder is dan zes maanden, aantonen dat de uitsluitingsgrond, bedoeld in artikel 2.76, onderdeel d, niet op hem van toepassing is.

4. Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf aan welke een gegadigde of inschrijver gegevens overlegt ten bewijze dat de uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 2.75 of artikel 2.76, niet op hem van toepassing zijn, aanvaardt ook gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat die een gelijkwaardig doel dienen of waaruit blijkt dat de uitsluitingsgrond niet op hem van toepassing is.

In document VOORSTEL VAN WET (pagina 35-38)