• No results found

Grootschalig brandweeroptreden

2.3 Effectgebied en metingen

De ROGS geeft aanrijdend een aantal meetopdrachten aan de dan ter plaatse zijnde meetploegen die benedenwinds moeten gaan meten. Eenmaal ter plaatse zorgt de ROGS er zelf voor dat collega hulpverleners uit de rook blijven. De meetresultaten worden al om 15:40 uur geïnterpreteerd als niet ‘schokkend’, er is nauwelijks een ‘effectgebied’ waar te

83

nemen. Om 16:08 uur is het definitieve beeld dat er een ‘effectgebied’ van circa 750 meter rondom het incident is (aan de bron is 10 ppm koolmonoxide gemeten).84 Ook is er geen zichtbare neerslag van roetdeeltjes. Verdere acties zijn volgens de ROGS, na overleg met de LMPO/CAC, en het COPI dan ook niet noodzakelijk (zie ook deelonderzoek 3). Wel gaat de ROGS nog enkele nabijgelegen woningen buiten het terrein van de incidentlocatie af om bewoners te informeren.

In het beeld van de leider COPI gold als het werkgebied van het COPI alles binnen de hekken van het terrein van de botenloods. Het werkgebied van het regionaal operationeel team (ROT) dat volgens de eigen planvorming “zorg draagt voor het effectgebied” (zie ook de bijlage bij deelonderzoek 3) was alles daarbuiten (voor meer hierover wordt verwezen naar deelonderzoek 3).

2.4 Zoeken naar vermisten en berging

In de eerste periode na de plotselinge branduitbreiding geeft de PC-100 het bevel niet meer naar binnen te gaan (zie voor een meer gedetailleerde verslag van de inzet in het pand wordt verwezen naar deelonderzoek 1). De brandweerinzet is in eerste instantie gericht op het omlaag brengen van de temperatuur in de loods door het aanbrengen van grote hoeveelheden water. Het doel daarvan was om een zoekactie naar de vermisten mogelijk te maken. Op dat moment heerst bij de brandweerlieden die betrokken zijn bij de inzet nog altijd het idee dat de vermisten gered kunnen worden.

De bevelvoerder van de TS 3211 (Vries) neemt het initiatief om de zoekactie te coördineren en op enig moment naar binnen te gaan. De PC-100 stemt hiermee in. De leider COPI wordt door hen van dat besluit verder niet op de hoogte gebracht. Voor de uitvoering van de zoekactie worden (op basis van vrijwilligheid) uit de aanwezige brandweerlieden drie groepjes van vier personen gevormd. Zij doorzoeken de loods vanuit verschillende zijden. Binnen een kwartier (tussen 15:00-15:15 uur) zijn alle

slachtoffers geborgen en naar het gewondennest aan de voorzijde van de loods gebracht.85 Informatievoorziening over deze berging vindt volgens verschillende respondenten binnen de monodisciplinaire brandweerlijn niet plaats. Hierdoor worden verschillende collegabrandweerfunctionarissen onvoorbereid geconfronteerd werden met het aanzicht van de drie slachtoffers.

2.5 Meldkamer en communicatie

Wanneer om 14:10 uur de eerste melding van de brand binnenkomt, is er op de

meldkamer conform de gebruikelijke situatie één brandweercentralist in dienst. Op basis van het nader bericht ‘zeer grote brand’ alarmeert deze brandweercentralist de

CAC/LMPO. Om 14:37 uur komt de CAC aan op de meldkamer. Even daarvoor is een tweede centralist gearriveerd die, in verband met de geplande dienstwissel om 15:00 uur, al in de buurt was.86

84 De alarmeringsgrenswaarde (AGW) van koolmonoxide is 100 mg/m3 of 86 ppm (Ministerie van VROM

(2007). Interventiewaarden Gevaarlijke Stoffen). Dit is de waarde waarbij de bevolking actief gealarmeerd moet worden.

85

Uit de interviews blijkt dat het gewondennest op aangeven van het medisch mobiel team (GHOR) zich aan de voorzijde van de botenloods bevond.

86

Het is gebruikelijk dat de opkomende centralist een half uur voor de daadwerkelijke dienstwissel al aanwezig is. Dit in verband met de overdracht van de lopende werkzaamheden of incidenten.

In de beeldvorming van de CAC (14:39 uur) is de brandweer opgeschaald tot

compagniesinzet onder leiding van de OvD-Midden. Hij gaat er vanuit dat hij de rol van leider COPI en compagniescommandant combineert. Aansluitend alarmeert de

meldkamer het ondersteuningspeloton (OSP-900).

Binnen de compagnie is ondanks een opdracht van de leider COPI die hij bij aanvang van zijn werkzaamheden heeft gegeven, beperkt gebruik gemaakt van de beschikbare

verbindingsmiddelen en verbindingsschema’s. De communicatie vanuit het COPI richting de veldeenheden en binnen de compagniesleiding verliep grotendeels via een ordonnans, de meegekomen officier in opleiding.

De communicatie tussen de veldeenheden en de meldkamer, en de veldeenheden onderling is gedurende de eerste uren van het incident via de regionale inmeldgroep gelopen. Vanwege de drukte in deze gespreksgroep is er door de meldkamer voor

gekozen het incident niet naar een incidentgroep te verplaatsen. Dit in tegenstelling tot de normale praktijk waarbij een incident wel wordt afgehandeld in een aparte incidentgroep. Vanwege de inzet van een tankautospuit uit een andere regio (Groningen) is er een koppeling gemaakt tussen de regionale inmeldgroep en de externe inmeldgroep (203 Drenthe). De tankautospuit uit Groningen kon daardoor communiceren met de meldkamer Drenthe. Hier is gedurende het incident geen verandering in gebracht. Er werd geen gebruik gemaakt van de portofoons die voor dergelijke communicatiedoelen in de auto van de OvD liggen.

De meldkamer Brandweer heeft nauwelijks direct contact gehad met het COPI. Er zijn pas later in het incident een beperkt aantal Sitraps vanuit het COPI naar de meldkamer verzonden. Een vrijwillige bevelvoerder van Assen, (tevens systeembeheerder bij de meldkamer), was met het hulpverleningsvoertuig (HV 1) ter plaatse. Hij is naar het COPI/Verbindingscommandowagen (VC) gegaan en fungeerde uiteindelijk als contactpersoon met de meldkamercentralist.

2.6 Afschalen en aflossing

Het COPI neemt het initiatief voor de aflossing van de ingezette brandweerpelotons. Peloton 100 wordt na de bergingsactie niet meer ingezet en gaat naar het vliegveld in Eelde (GAE) voor nazorg. (Voor de ligging van het vliegveld ten opzichte van de plaats incident zie figuur 3.1 in deelonderzoek 3.) Ze worden hierbij begeleid door de ‘extra’ meegekomen brandweerofficier uit Groningen. Rond 16:30 uur verneemt de PC-200 via de officier in opleiding dat hij de opdracht uit het COPI krijgt om al zijn ingezette eenheden voor nazorg naar het vliegveld te sturen. Hun voertuigen moeten blijven staan. Dit besluit van het COPI stuit bij de ingezette brandweerlieden op weerstand. Er arriveren in de tussentijd twee nieuwe eenheden voor de nablussing

Gaandeweg de inzet kijken de officieren in het veld elkaar een aantal keer aan in verband met de eigen aflossing. Eigenlijk vinden ze dat de PC-100 afgelost moet worden maar hier wordt verder niet naar gehandeld, zo blijkt uit de interviews. Omstreeks 18:00 uur gaat de PC-100 samen met de officier in opleiding naar GAE. De overige officieren blijven tot het einde van de inzet ter plaatse (leider COPI, CC/ROGS, pCC en PC-200). Na het beëindigen van de inzet rukken de officieren PC-200, CC/ROGS en leider COPI in en hervatten hun reguliere OvD-dienst. Zij bezoeken het GAE dan niet meer. Ook de PC-100 hervat na zijn bezoek aan GAE zijn reguliere dienst.

Aflossing is op de meldkamer geen expliciet punt van aandacht. Centralist 1 had zijn dienst er om 15:00 uur opzitten maar gaat feitelijk om 23:00 uur naar huis. Centralist 2 kwam om 14:30 uur in dienst en draait zijn dienst tot de volgende dag. Centralist 1 draait de volgende ochtend om 7:00 uur weer een vroege dienst.

HOOFDSTUK 3