• No results found

Effecten van het verdwijnen van de drempelloze instroom mbo-2

Verdwijnen drempelloze instroom mbo-2

3.5 Effecten van het verdwijnen van de drempelloze instroom mbo-2

In deze paragraaf kijken we naar het effect van het afschaffen van de drempelloze in-stroom op inin-stroom en studieuitval.

Instroom

Wanneer we kijken naar het vooropleidingniveau van de instromers in mbo-2 en daarbij een vergelijking maken tussen cohort 2013-2014 en cohort 2016-2017 (figuur 3.13), dan blijkt deze op de meeste punten nagenoeg gelijk aan hoe het was. Het grootste

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100%

Homogenere studentpopulatie Meer aandacht voor studenten Een grotere kans op diploma Minder ongediplomeerde uitstroom Minder vsv Verbetering toegankelijkheid onderwijs Meer tevreden studenten Gelijkblijvende toegankelijkheid onderwijs Betere profilering van mbo Samenhang niveau-2-, 3- en 4 Meer tevreden docenten

Niet Weinig Niet weinig, Niet veel veel Weet ik niet

verschil dat zichtbaar is, is de toename in instroom vanuit vmbo-b. Het aandeel jonge-ren dat vanuit vmbo-b instroomt, neemt toe van 51 naar 57 procent. Daartegenover staat een daling van de instroom vanuit de hogere vmbo-leerwegen.

Figuur 3.13: Instroom mbo-2, naar vooropleiding en cohort

Bron: DUO BRONMBO, bewerking KBA/ResearchNed. N(2013-2014)=40.993, N(2016-2017)=36.784

Uitval eerstejaars

Op basis van DUO-data is voor drie instroomcohorten vastgesteld of de studenten die in hun eerste jaar aan een opleiding begonnen zijn, een jaar later nog studeren óf een diploma gehaald hebben. Studenten die niet meer studeren en ook geen diploma be-haald hebben, zijn in deze definitie geregistreerd als eerstejaarsuitval. Figuur 3.14 laat zien dat zich in lijn met de verwachting inderdaad een lichte daling voordoet in de het

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

- Praktijkonderwijs - Geen diploma, < vmbo Waarvan - Onbekende vooropleiding Instroom niet op basis van vo-vooropleiding - Havo/vwo

(vmbo-tl) (vmbo-gl) (vmbo-kb) (vmbo-bb) Waarvan - Vmbo Instroom op basis van vo-vooropleiding

2013-2014 2016-2017

Figuur 3.14: Eerstejaarsuitval uit mbo-2, naar instroomcohort en leerweg

Bron: DUO BRONMBO, bewerking KBA/ResearchNed. Eerstejaarsuitval: geen diploma gehaald op t0 en geen inschrijving op t1. N(2013-2014)=40.993, N(2014-2015)=38.809, N(2015-2016)=37.654.

Om vast te stellen of de daling toe te schrijven is aan de invoering van de maatregel, is een multilevelanalyse uitgevoerd waarin is nagegaan in hoeverre kernelementen van de maatregel (in dit geval het al dan niet voldoen aan de toelatingseisen) de kans op uitval beïnvloedt (tabel 3.1). Het aanscherpen van de toelatingseisen van de entreeop-leiding blijkt onder constanthouding van de controlevariabelen vooralsnog geen effect te hebben op eerstejaarsuitval.

Tabel 3.1: Multilevelanalyse eerstejaarsuitval mbo-2

Exp(B) 95% CI Studenten die niet voldoen aan vooropleidingseisen 1,00 [1;1]

Bron: DUO BRONMBO, bewerking KBA/ResearchNed; n = 36.962; * p < 0.05; ** p < 0.01

Gecontroleerd voor geslacht, etniciteit, handicap, apcg, cohort, sector, leerweg en niveau (indien van toepassing).

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

2013-2014 2014-2015 2015-2016

BBL BOL Totaal

3.6 Samenvatting

In dit hoofdstuk is gekeken naar het opheffen van de drempelloze instroom in mbo-2.

Vanuit de beleidstheorie werd verwacht dat daarmee de studentpopulatie homogener zou worden, waardoor het voor docenten makkelijk zou worden om gerichter aandacht aan studenten te besteden. Samen met het intensiveren van de opleiding zou dit moe-ten kunnen leiden tot meer tevreden studenmoe-ten, een hoger rendement (of lagere uitval als de inverse daarvan) en een beter imago van het mbo. We vatten kort de bevindingen samen.

• Op de meeste instellingen bestond er ook voorafgaand aan de invoering van deze maatregel reeds een toelatingsprocedure voor aspirant-studenten. Wel is men naar aanleiding van de maatregel de intakeprocedure veelal gaan fine-tunen. Zo’n 80 procent van de instellingen is een aantal zaken daaromtrent in beleid gaan veran-keren, het vaakst met betrekking tot de inhoud en de criteria van het toelatingson-derzoek.

• Belangrijke samenwerkingspartners in de vormgeving van de toelatingsprocedure zijn de partijen in de directe onderwijsketen: entreeopleidingen binnen de eigen in-stelling en leerbedrijven.

• Voor aspirant-studenten die niet voldoen aan de toelatingseisen voor mbo-2 - in 2016-2017 gold dat voor gemiddeld 7 procent van de aanmelders - organiseren de meeste opleidingen een toelatingsonderzoek, veelal in de vorm van een (extra) ge-sprek en/of een vaardighedentoets. Daarbij is het inzicht dat verkregen wordt in de geschiktheid van de toekomstige student voor het beroep en diens studiehouding het belangrijkst bij de beslissing om de student daadwerkelijk tot de opleiding toe te laten.

• In de ogen van de opleidingen is de intake met de komst van deze beleidsmaatregel eenduidiger en transparanter geworden. De meerderheid is er dan ook tevreden over. De effectiviteit van het toelatingsonderzoek is nog niet helemaal op orde. Zo geven de opleidingen aan dat ongeveer een kwart van de studenten die op basis van een toelatingstoets instromen toch niet de juiste capaciteiten blijkt te hebben om de opleiding te voltooien.

• Qua homogeniteit van de groep merken de opleidingen op dat die er is wanneer gekeken wordt naar vooropleiding, maar beduidend minder wanneer het gaat om capaciteiten, gedragsproblematiek, sociaal-emotionele problematiek en ook wat be-treft de ondersteuningsbehoefte. Opleidingen verwachten van meer homogeniteit wel een positief effect: hoe homogener de groep, des te meer aandacht er voor

instellingsniveau het te veel aan gelijktijdige veranderingen, onduidelijke criteria voor toelating en het omgaan met ouderen die willen instromen maar niet voldoen aan de toelatingscriteria. Op opleidingsniveau wordt de top-3 van meest genoemde knelpunten gevormd door de ervaring van te veel veranderingen tegelijk, knellende wet- en regelgeving en onvoldoende tijd voor implementatie.

• Wat merken instellingen van de afschaffing van de drempelloze instroom? Tot dus-ver zal het volgens één op drie instellingen leiden tot meer samenhang tussen mbo-2, -3 en -4. Tegelijkertijd verwacht men tevredener docenten en een betere profile-ring van het mbo als geheel als gevolg van de afschaffing van de drempelloze in-stroom.

• Merkbare effecten op de instroom en uitval zijn er (nog) niet. Ondanks dat de in-stroom wel iets verandert (meer vmbo-b, minder hogere niveaus vmbo) en de uitval ook iets afneemt, is op basis van de multilevelanalyse de afname in uitval niet toe te schrijven aan de verandering in de toelating.

Hoofdstuk 4