• No results found

Maar ik denk dat het heel veel tijd nodig heeft voordat het voor die persoon echt echt een plekje heeft en dat is heel raar want daarin lijkt het bijna op rouwen […] want je rouwt om een beetje van jezelf, of het nou een stukje respect is of een stukje eigendom, een stukje eigen zijn, of een stukje wil, wilskracht, alle twee, …. je rouwt iets, doordat je seks hebt gehad met iemand *lacht dat is heel bizar, heel bizar maar zo voelt het wel en … voor mij zal dat ook nog wel even duren (Dagmar, interview, april 2017).

De respondenten in dit onderzoek ondervinden verschillende effecten door de interpretatie van hun ervaring. Voor sommige stopt het proces van interpretatie nooit, in plaats daarvan is het een ervaring die ze lang met zich mee (zullen) dragen. In deze uitspraak komt Dagmar komt deze pijn naar voren. Aan de hand van de interviews is naar voren gekomen dat de respondenten zichzelf verantwoordelijk houden voor wat hen is aangedaan. Deze misplaatste schudgevoelens versterken en worden versterkt door misplaatste verantwoordelijkheidsgevoelens. Zodoende kwam uit veel van de ervaringen naar voren dat de respondenten zich wilden verantwoorden voor wat er gebeurd was en hoe dit ervoor zorgde dat ze geen echt slachtoffer waren. Dit mechanisme zorgt er tevens voor dat respondenten een

definitie voor zich kunnen hebben van wat SGG betekent en tegelijkertijd een ervaring van SGG kunnen hebben zonder dat ze hierop reageren zoals ze aan de hand van deze definitie zouden doen. Door de gedeelde schuldgevoelens leggen ze zelf vooral de nadruk op wat ze hadden kunnen doen om het te voorkomen. De daden van de pleger zijn nog steeds wel slecht maar raken op de achtergrond. Dit mechanisme verschilde echter bij de ervaring waarbij aangifte is gedaan. De respondent die aangifte heeft gedaan gaf aan dat ze zeker schuldgevoelens ervoer, maar dat ze het zag als iets dat haar was aangedaan.

Op het moment dat jij je voelt dat je in de mindere positie zit en dat je niet de kracht hebt om iets te veranderen aan de situatie dan houdt dat al op zeg maar, daar kan je je dan schuldig over gaan zitten voelen maar dat is niet jouw schuld zeg maar, dat iets jou wordt aangedaan (Elena, interview, april 2017).

In het eerste deel van deze uitspraak beschrijft ze dat er binnen een seksueel grensoverschrijdende handeling een scheve machtsverhouding aanwezig is die kan resulteren in het feit dat je het niet kan stoppen. Hier kan je je schuldig over voelen maar het is niet iets dat jij zelf hebt gedaan, het is jou door een ander aangedaan. Hoewel deze laatste denkstap bij sommige andere respondenten ook aanwezig is, interpreteert zij haar situatie anders. In het deelhoofdstuk beeldvorming kwam naar voren dat merendeel respondenten hun pleger deconstrueren middels het beeld dat is geschetst van

een pleger en, op basis van dat beeld, hun eigen pleger niet meer als pleger zien. Deze deconstructie

kwam bij haar niet naar voren.

Genoeg mensen die mij waarschuwden van ja maar weet je misschien heeft het geen nut misschien lukt het niet maar ik zat zo van weet je dat, daar gaat het me niet om, als die gast maar gewoon weet je en uiteindelijk is hij op het politiebureau geweest en heeft hij alles ontkent dus weet je dat is jammer en ja kan je niks aan doen maar weet je, ik weet dat hij er gezeten heeft en ik weet dat hij in ieder geval heeft moeten nadenken over wat hij heeft gedaan (Elena, interview, april 2017).

In deze quote komt naar voren dat zij niet alleen vindt dat zij een legitiem slachtoffer is, maar dat zij vindt dat hij een legitieme dader is die het verdient om zo behandeld te worden. Andere respondenten erkenden de ervaringen als SGG maar reconceptualiseerde ze als een leerzame ervaring.

Ik denk dat het [SGG] sowieso een leerzame ervaring is voor iedereen […] ja in de zin van dat je in het moment niet per se niet echt goed weet hoe je nee moet zeggen maar achteraf denkt van ja zoiets laat ik mezelf gewoon nooit meer gebeuren, echt hoe heb ik dit kunnen laten gebeuren (Hayley, interview, april 2017).

In deze quote vertelt Gabrielle dat ze toen ze jonger was niet goed wist hoe ze nee moest zeggen maar dit door haar ervaring met SGG wel heeft geleerd. Door dit te doen reconceptualiseert ze niet alleen haar ervaring van een seksueel grensoverschrijdende handeling naar een leerzame ervaring, hiermee stoot ze tevens het slachtofferschap af. Ondanks het feit dat dit haar overkomen is, zal dit haar nooit meer overkomen doordat ze er van geleerd heeft. Deze interpretatie van SGG als een mijlpaal die nodig is voor een gezond seksleven, komt bij meerdere respondenten terug.

Ik denk dat er een hele grijze lijn is tussen grensoverschrijdend gedrag en niet grensoverschrijdend gedrag ehm vooral op jonge leeftijd is het moeilijk in te schatten of dat wel of niet iets is waar jij op dat moment achter staat […] heel veel vrouwen leren dat [hun grenzen aangeven] op seksueel gebied op de beste manier [SGG] maar wel op de kutste manier [SGG] (Dagmar, interview, april 2017).

Uit dit citaat van Dagmar komt naar voren dat zij SGG interpreteert als iets dat op jonge leeftijd gebeurt, maar wat als effect heeft dat het je daarna nooit meer gebeurt omdat je ervan leert. De misplaatste schuldgevoelens worden hier ingezet om het eigen seksuele agentschap terug te krijgen. Dit komt bijvoorbeeld terug in aanpassingen die respondenten maken in hun gedrag.

Ja ik denk dat ik vroeger wat flirteriger was, en ik heb dat nu veel minder, ik doe nu gewoon wat normaler ja ik weet het niet, in ieder geval wat minder flirterig (Anne, interview, april 2017).

Hierin is terug te zien dat Anne zich, op seksueel gebied, nu anders opstelt dan voor haar ervaringen met SGG. Deze strategie zorgt ervoor dat ze niet alleen haar seksuele agentschap terug heeft, maar ook dat ze het idee heeft weer controle over haar seksuele interacties te hebben. In haar interpretatie werden de gebeurtenissen veroorzaakt door haar flirterige gedrag, door een aanpassing in haar gedrag te maken zou het in deze redenatie niet meer moeten gebeuren. Echter zijn er ook respondenten bij wie dit niet gebeurt en die de ervaring interpreteren als SGG.

Maar ehm ja het heeft me ook wel geleerd dat ook al ben je verkracht je uhh je bent net als ieder ander mens met een hele nare ervaring en ehm je kan net zo gelukkig worden als iedereen en ik kan net zo gezond fijn seksleven daarna hebben (Femke, interview, april 2017).

In het deelhoofdstuk beeldvorming komt naar voren dat Femke een duidelijk beeld voor zich had van hoe SGG haar zou veranderen als mens, maar sinds ze het heeft meegemaakt is ze erachter gekomen dat de erkenning naar zichzelf toe er niet voor heeft gezorgd dat ze niet gelukkig kan zijn.

5 EFFECTEN VAN DE GEBEURTENIS

In dit onderzoek heeft de auteur onderzocht hoe slachtoffers van SGG hun ervaring(en) met SGG interpreteren. Dit is gedaan door naar de context te kijken waarin het voorval is gebeurd. Om dit te kunnen begrijpen is er gekeken naar de processen die zich hieromheen hebben afgespeeld en welke betekenis hieraan is gegeven. Door middel van concepten uit de theorie is het verbonden aan grotere sociologische debatten. Tijdens het beschrijven van de ervaringen beschreven respondenten meerdere malen waarom ze zichzelf de schuld gaven, verantwoordden ze hoe ze in die situatie waren gekomen en legden ze uit waarom ze geen ‘echt slachtoffer’ zijn. Aan de hand van de antwoorden kwam naar voren dat het proces van interpretatie is opgebroken in vier verschillende onderdelen; interpretatie van grenzen, de interpretatie van de communicatie van grenzen, het effect van beeldvorming op de interpretatie en het effect van de interpretatie.

Dit interpretatie van het stellen van grenzen berust deels op de definitie die respondenten aanhouden voor SGG. Uit de negen interviews is naar voren gekomen dat deze per respondent verschillend was. Sommige respondenten gebruiken een definitie die niet representatief is voor de werkelijkheid, zodoende worden ervaringen beoordeeld aan de hand van incorrecte informatie (Kahn et al., 1994). Het beoordelen van grenzen heeft niet alleen te maken met het stellen van een grens maar evenzeer met de mensen in de situatie, zo is het voor respondenten makkelijker om een onbekende als pleger aan te wijzen (Chasteen, 2001). Bij een bekende is dit echter anders. Op het moment dat de pleger een bekende is, vertellen respondenten vooral over alle dingen die zij zelf anders hadden kunnen doen om de ervaring te voorkomen waardoor ze voor zichzelf het slachtofferschap ontkennen. De omgeving kan hierbij helpen door de ervaring voor hen te bestempelen als SGG en door ze te erkennen als legitiem slachtoffer. Op basis van de interviews is naar voren gekomen dat er een verschil is tussen het hebben en het stellen/waarborgen van grenzen. De eerste, het hebben van grenzen, zijn de grenzen die iemand zelf opstelt aan de hand van waar zij zich comfortabel bij voelen. Echter is de tweede vorm, het stellen/ waarborgen van grenzen een proces dat plaatsvindt gedurende de interactie met iemand anders. Op het moment dat de laatste vorm wordt overschreden, gaan respondenten bij zichzelf te raad over wat ze fout hebben gedaan. Een belangrijk punt dat respondenten hier meenemen voor het interpretatieproces is de communicatie van grenzen.

Het communiceren van grenzen vond bij respondenten vaak plaats door middel van een strategie. Hierbij gebruikte de meeste respondenten eerst non-verbale communicatie om vervolgens over te gaan op verbale communicatie. Hierbij werd eerst de manier ingezet om middels gedrag duidelijk te maken dat het niet gewenst was en werd vervolgens expliciet aangeven dat de handeling niet gewenst

was (Muehlenhard et al., 2016). Daarbij was uit de antwoorden van de respondenten op te maken dat zij het gevoel hadden dat consent in bepaalde contexten geïmpliceerd was. Ook kwam naar voren dat ze in dit soort situaties vaker scheve machtsverhoudingen ervoeren doordat ze het idee hadden dat de persoon met wie ze in die interactie zaten, boos zou worden. Dit komt voort uit het sociaal geconstrueerde beeld van de man als dominant en sterker (Crome & McCabe, 2001). Hierdoor zijn slachtoffers vaak bang dat ze verdere fysieke verwondingen kunnen oplopen of zelfs kunnen sterven (Kilpatrick et al., 1992) en kiezen respondenten ervoor om hun eigen veiligheid voorop te stellen om zo verdere escalatie van de situatie te voorkomen.

De interpretatie van de respondenten werd sterk beïnvloed door het voorafgaande beeld dat zij in hun hoofd hebben over hoe SGG eruitziet. Hierin zijn er drie verschillende beelden die invloed hebben op de interpretatie; beeldvorming van SGG, de pleger en het slachtoffer. De meeste respondenten refereerden gedurende hun interviews naar elementen van het cultureel verkrachtingsscenario blitz (Kahn et al., 1994). Het beeld dat ze hebben bij een “echte verkrachting” komt overeen met blitz en ondersteunt het idee dat er binnen een groep een collectief beeld bestaat van hoe dit eruit ziet. Dit collectief narratief zorgt ervoor dat het voor de respondenten lastig is om een ervaring te categoriseren die afwijkt van dit narratief (Chasteen, 2001). Ze gebruiken dit beeld als vergelijkingsmateriaal om hun eigen ervaring te interpreteren. Op het moment dat deze niet overeenkomt met de eigen ervaring, interpreteren ze de eigen ervaring vaak als ‘minder erg’ of ‘niet erg genoeg’. Het idee van de man als onwetend is de onderbouwing voor de vrouw als poortwachter. Door dit sociaal geconstrueerde idee moet de vrouw namelijk anticiperen op ‘uncontrollable sexual desire’ van de man (Smart, 2013), tegelijkertijd zorgt het idee van de pleger als manipulatief voor het onmenselijke element van zijn rol. De combinatie hiervan zorgt dat een vrouw door middel van hun rol als poortwachter de seksuele impulscontrole van de man in het gareel moet kunnen houden. Immers staat de rol van de pleger buiten de geciviliseerde maatschappij. Door dit idee zijn de mannen met wie ze zich inlaat slechts mannen en is haar taak als poortwachter haalbaar. Op het moment dat ze haar taak niet goed volbrengt ligt dit aan haarzelf doordat de man in kwestie geen pleger is maar een man aan wie zij niet duidelijk genoeg heeft aangegeven dat ze het niet wilde. Tevens zorgt het ervoor dat het slachtofferschap afhankelijk is van het plegerschap. Een ander belangrijk punt is dat respondenten aangeven dat intentie belangrijk is voor het plegerschap, als er geen intentie in zat maakt dit de ervaring voor veel respondenten ‘minder erg’ doordat de pleger in kwestie ‘geen idee had van de impact’. Het beeld dat veel respondenten voor zich zien van een slachtoffer, is van iemand die niks ‘fout’ heeft gedaan en wie het overkwam. Dit zorgt ervoor dat als ze het idee hebben dat ze wel iets anders hadden kunnen doen, ze zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen. Aan de andere kant wordt de rol van het

slachtoffer als ‘ongunstig’ gezien. Hier komt het idee van feminist sensibility omhoog (Gill, 2008). Vrouwen worden geacht om controle te hebben over hun seksuele interacties met mannen. Zodoende is het haast ‘makkelijker’ om de verantwoordelijkheid van de ervaring op zich te nemen dan de identiteit van slachtoffer aangemeten te krijgen. Veel respondenten zetten zich af tegen het slachtofferschap omdat ze het idee hebben dat ze daardoor een nieuwe identiteit aangemeten krijgen. Op basis van de theorie van Goffman (1963) kwam naar voren dat er een vicieuze cirkel ontstaat waarin individuen zich gedragen naar hun stigma doordat ze zijn gestigmatiseerd. Uit de interviews komt dit mechanisme echter anders naar voren. Het zijn niet de slachtoffers die zich gedragen naar het stigma maar het is het slachtofferschap zelf dat wordt gestigmatiseerd. Het beeld van het slachtofferschap wordt door weinig respondenten uitgedaagd, waardoor het beeld zelf wordt geproduceerd. Echter wordt dit beeld, doordat het dusdanig gestigmatiseerd is, verworpen. Alle respondenten hebben aangegeven dat ze door hun ervaring(en) negatieve mentale gevolgen hebben ondervonden/ ondervinden. Zodoende kan de ervaring vaak niet worden ontkend als SGG. Een aantal respondenten reconceptualiseren hun ervaring zodoende als een leerzame ervaring. Door dit te doen wordt het eigen seksuele agentschap teruggenomen en is het slachtofferschap vermeden.

Ieder slachtoffer is uniek op dezelfde manier dat ieder mens uniek is. Desondanks zijn er voor dit onderzoek slachtoffers geïnterviewd met een soortgelijke sociale achtergrond; hoogopgeleid, middenklasse en woonomgeving. Door de homogene opmaak van de groep zijn factoren die slachtoffers zonder deze kenmerken hebben, niet meegekomen. Om deze reden kunnen de bevindingen van dit onderzoek niet gegeneraliseerd worden voor de gehele populatie. Vervolgonderzoek zou zodoende een intersectionele aanpak moeten gebruiken. Door laagopgeleide mensen uit andere sociale klasse mee te nemen die buiten de Randstad wonen kan er niet alleen preciezer uiteengezet worden welk proces schuilgaat achter het interpretatieproces, maar kan er ook gewerkt worden aan betere slachtofferhulp. Daarbij leent dit probleem zich perfect voor een interdisciplinaire aanpak. De literatuur die voorbijkwam met betrekking tot dit onderwerp kwam uit verschillende disciplines zoals bijvoorbeeld Rechten, Psychologie en Criminologie. Een intersectionele, en interdisciplinaire aanpak zou een alomvattend beeld kunnen verschaffen van dit probleem en niet alleen een uiteenzetting binnen de Sociologie. In de methode staat dat het aantal respondenten voor dit onderzoek dekkend was doordat de onderzoeksvraag zich leent voor een exploratief onderzoek. Voor een verklarend onderzoek is het aan te raden om een gelijk aantal slachtoffers te interviewen die wel en geen aangifte hebben gedaan. Door dit te doen komen intersectionele factoren beter aan het licht. Op deze manier zou slachtofferhulp beter kunnen toespitsen op verschillende behoeften van slachtoffers van verschillende sociale achtergronden.

Dit alles laat zien dat het interpreteren van een ervaring van SGG voor een vrouw tussen de 20-25 geen makkelijke klus is. Er komen verschillende maatschappelijk ideeën over gender en seksualiteit naar voren die invloed hebben op het proces van interpretatie. De gevonden bevindingen laat zien dat het goed is dat er aandacht wordt besteed aan het feit dat veel vrouwen geen aangifte doen, het aantal aangiften is inderdaad het topje van de ijsberg. Zoals in interpretatie van ervaring(en) werd uitgelegd, zijn er waarschijnlijk nog veel verhalen die niet zijn verteld maar wel bestaan. Waarschijnlijk is dit bij veel vrouwen het geval. Dit was onder andere een van de punten die dit het lastigste hoofdstuk maakte. Dit is een wetenschappelijk stuk en zodoende moest er een wetenschappelijk houding worden aangenomen die niet altijd strookte met wat ik als mens wilde typen (zo is het woord ‘eikel’ er door mijn proeflezers iedere keer uit gehaald). De meeste van mijn respondenten kende ik niet alleen als [respondent] maar ook als mensen die wat hen overkomen is niet hebben verdiend. Bij een wetenschappelijke tekst gaat de kennis dat het onderzoek gebruik maakt van de ervaringen van mensen al snel verloren. Zelf sprak ik gedurende dit stuk van slachtoffers of respondenten, maar deze slachtoffers zijn in de eerste plaats mensen met zoveel kwaliteiten die niet mee zijn genomen omdat ze niet relevant waren voor dit onderzoek maar die wel relevant zijn voor hun menselijkheid. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een sociaal probleem dat sociaal veroorzaakt wordt en zodoende ook sociaal opgelost moeten kunnen worden. Echter moeten er daarvoor een aantal dingen veranderen. Beginnende met de manier waarop onze maatschappij dicteert hoe vrouwen met hun lichaam omgaan en welke consequenties hieraan vast zitten op het moment dat ze zich niet aan deze onredelijke regels houden. Immers bestaat er niet voor niks ctrl+X. Wat in het script is geschreven, kan er ook uitgeknipt worden zodat mensen geen slachtoffer meer worden van SGG maar gewoon mens zijn en seksueel grensoverschrijdend gedrag een onbekende combinatie van woorden wordt.

LITERATUURLIJST

Anderson, I., & Doherty, K. (2007). Accounting for rape: Psychology, feminism and

discourse analysis in the study of sexual violence. Routledge, 3.

Baker, J. (2003). Don't Believe the Hype: Young Women's Experience of Male Violence in

the'Girl Power'Era. Women Against Violence: An Australian Feminist Journal, (14),

27-34.

Baker, J. (2008). The ideology of choice. Overstating progress and hiding injustice in the lives of

young women: Findings from a study in North Queensland, Australia. In Women's Studies

International Forum (Vol. 31, No. 1, pp. 53-64). Pergamon.

Bakker, F. (2009). Graaf H de, Haas S de, Kedde H, Kruijer H, Wijsen C. Seksuele gezondheid in

Nederland, 5-90.

Basile, K. C. (2005). Sexual violence in the lives of girls and women. Handbook of women, stress,

and trauma, 101-122.

Bernard, H. R. (2011). Interviewing I: Unstructured and Semistructured. Research methods

in anthropology: Qualitative and quantitative approaches (pp. 3, 8-10, 17). Rowman

Altamira.

Bondurant, B. (2001). University women's acknowledgment of rape: Individual, situational, and

social factors. Violence Against Women, 7(3), 294-314.

Bourdieu, P. (1998). Masculine domination. Stanford University Press.

Brownmiller, S. (1975). Against our will: Men, women and rape. Open Road Media.

GERELATEERDE DOCUMENTEN