• No results found

Effecten van etnische concentratie op interetnische contacten

In document Maakt de buurt verschil? (pagina 133-158)

7.1 Doet de buurt ertoe?

In hoofdstuk 5 bleek dat migranten in concentratiebuurten over het algemeen minder contacten onderhouden met autochtone Nederlanders dan migranten in witte buur-ten. Andersom bleken autochtone Nederlanders in buurten met meer niet-westerse migranten juist vaker contact met migranten te hebben dan degenen in witte buurten.

Dit patroon vonden we terug in de diverse domeinen. De vraag is of we hier daadwer-kelijk te maken hebben met een eigenstandige relatie tussen de etnische concentratie in de buurt en interetnische contacten, of dat de verschillen tussen witte en zwarte buurten verklaard kunnen worden door de compositie van de buurt – bijvoorbeeld de sociaal economische kenmerken van de bewoners – of door andere buurt- of gemeente-kenmerken. Op deze vraag willen we in dit hoofdstuk een antwoord geven.

Opnieuw bespreken we de diverse domeinen van contact, in volgorde van intensiteit, beginnend bij contact op het werk en afsluitend met het hebben van een (huwelijks) partner uit een andere etnische groep. De analyses hebben telkens alleen betrekking op degenen die zich ook daadwerkelijk binnen het betreffende contactdomein bewegen.

Omdat het dus steeds om een selectie van respondenten gaat, is het van belang om als eerste stap te bezien of de kenmerken van de buurt ertoe doen of men aan bepaalde activiteiten deelneemt. Of concreter: maakt de buurt uit voor bijvoorbeeld de kans op sporten of lidmaatschap van een vereniging? Analyses wijzen uit dat bewoners uit con-centratiebuurten in de diverse domeinen weliswaar minder vaak actief zijn, maar dat in de meeste gevallen sprake is van een samenstellingseffect: wanneer we rekening houden met individuele kenmerken als leeftijd en sociaaleconomische positie vallen verschillen goeddeels weg.1

Buurteffecten zijn hier dus van ondergeschikt belang. Wel is het zo dat migranten in buurten met een hoger aandeel niet-westerse migranten minder gebruik maken van internet, minder vaak sporten en minder vaak lid zijn van een vereniging.

In hoofdstuk 3 stelden we op basis van de literatuur een aantal verwachtingen op voor effecten van etnische concentratie op dimensies van interetnisch contact. Op basis van de nabijheidshypothese en de hypothese van de etnische gemeenschap veronderstel-den we dat naarmate er meer niet-westerse migranten in een buurt wonen, migranten minder contact hebben met autochtone Nederlanders (en meer met groepsgenoten).

Tevens voorspelt de nabijheidshypothese dat migranten in concentratiewijken meer contact zullen hebben met andere migrantengroepen. Voor autochtone Nederlanders geldt op basis van het idee van nabijheid dat etnische concentratie tot meer contact met migranten zal leiden, zij het dat het concentratie-effect bij hen zwakker is. Op basis van de homogeniteitsthese en de these van ‘gemeenschappen zonder nabijheid’ zouden

dit hoofdstuk zullen uitwijzen welke hypothese de meeste geldingskracht heeft.

Voor differentiatie naar het domein van contact is onze verwachting op voorhand dat de invloed van de etnische samenstelling van de buurt kleiner is (voor autochtone Nederlanders én migranten), naarmate het contact intensiever zal zijn. Op basis van de sociale-steunhypothese kan worden verwacht dat juist in een buurt met weinig herkomstgenoten de sterke bindingen (vriendschappen) in de eigen groep aan kracht winnen. Ten slotte bekijken we in dit hoofdstuk of de constricttheorie van Putnam geldigheid heeft door te onderzoeken of ook contacten met de eigen groep schaarser worden naarmate er meer niet-westerse migranten in de eigen woonomgeving zijn.

7.2 Etnische concentratie en interetnische contacten van migranten

We bekijken of het aandeel niet-westerse migranten in de buurt van invloed is op inter-etnische contacten van migranten. Dit doen we met multilevel-analyses, waarbij we achtereenvolgens rekening houden met de sociaaleconomische status van de buurt (model 1), individuele achtergrondkenmerken (model 2) en overige buurt- en gemeen-tekenmerken (model 3). In de tabellen in dit hoofdstuk laten we alleen de buurteffecten zien. Voor de effecten van alle overige kenmerken (op individueel, buurt- en gemeente-niveau) verwijzen we naar de bijlagen bij hoofdstuk 7.

Interetnisch contact op het werk

Migranten die in buurten wonen met een hoger percentage niet-westerse migranten gaan op hun werk significant minder vaak voornamelijk om met autochtone Nederlan-ders (tabel 7.1).

Tabel 7.1

Multilevel logistische regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op het hebben van voornamelijk contact van migranten met autochtone Nederlanders tijdens het werka (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,018 ** -0,018 ** -0,015 **

(0,004) (0,004) (0,004) sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,044 0,036 0,042 (0,026) (0,029) (0,028)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01 ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met twee categorieën, met 1 = voornamelijk contact met autochtone Nederlanders;

kwadratisch effect etnische concentratie is niet significant; de verandering in het aandeel niet-westerse migranten in de buurt is eveneens niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 2260.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Deze relatie blijft bestaan wanneer rekening wordt gehouden met de sociaalecono-mische status van de buurt, individuele achtergrondkenmerken en overige buurt- en gemeentekenmerken. De sociaaleconomische status van de buurt hangt niet significant samen met het al dan niet in contact staan met autochtone Nederlanders op het werk.

Migranten die in sociaaleconomisch zwakkere buurten wonen gaan niet meer of minder om met autochtone collega’s dan degenen in buurten met een hogere sociaaleconomi-sche status; het is de etnisociaaleconomi-sche concentratie van de buurt die er toe doet.

Interetnisch contact in de buurt

Ook voor het contact van niet-westerse migranten met autochtone buren en buurtgeno-ten vinden we een significant effect van de mate van etnische concentratie in de buurt (tabel 7.2). Wanneer we rekening houden met individuele achtergrondkenmerken, zoals leeftijd en opleiding, en andere buurt- en gemeentekenmerken blijft dit effect bestaan.

In buurten met een hoger aandeel niet-westerse migranten gaan migranten minder vaak om met autochtone buren en buurtgenoten. De sociaaleconomische status van de buurt hangt niet samen met de contacten met autochtone buurtgenoten. Bij het al dan niet hebben van deze buurtcontacten blijken individuele verschillen wel veel meer van belang dan contextverschillen (90% van de variantie ligt op het individuele niveau; 6%

op het buurtniveau en 4% op het gemeenteniveau).

Tabel 7.2

Multilevel regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op frequentie contact van migranten met autochtone Nederlandse buren/buurtgenotena (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,009 ** -0,009 ** -0,008 **

(0,002) (0,002) (0,002) sociaaleconomische achterstand in de buurt 0,001 0,019 0,024 (0,014) (0,014) (0,015)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten op een 5-puntsschaal, hoog = meer frequent contact; kwadratisch effect etnische

concentratie en verandering in het aandeel niet-westerse migranten in de buurt niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 4178.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Interetnisch contact in de vrije tijd

Vrijetijdscontacten in het algemeen. Net als in eerder onderzoek (zie hoofdstuk 2) vinden we ook hier een samenhang tussen de etnische concentratie in de buurt en

vrijetijdscontac-in de buurt wonen, zijn vrijetijdscontacten met autochtone Nederlanders onder migran-ten schaarser, ook als rekening is gehouden met individuele en overige gemeente- en buurtkenmerken. Ook hier zijn individuele verschillen tussen migranten in de mate van interetnisch contact van groter belang dan contextverschillen (85% van de variantie ligt op het individuele niveau). Niettemin verschillen vrijetijdscontacten wel duidelijk tussen buurten en gemeenten: 15% van de variantie ligt op het buurt- en gemeenteniveau en dat is in dit soort onderzoek aanzienlijk.

Uit onze analyses blijkt verder dat de mate van etnische concentratie in de buurt veel belangrijker is voor vrijetijdscontacten van migranten met autochtone Nederlanders dan de mate van sociaaleconomische achterstand. Migranten in sociaaleconomisch zwak-kere buurten hebben wel minder vaak contact met autochtone Nederlanders (zie model 1), maar het effect van sociaaleconomische achterstand in de buurt valt grotendeels weg wanneer we rekening houden met de individuele kenmerken van de bewoners (model 2).

Na rekening te houden met individuele kenmerken, lijkt de sociaaleconomische achterstand van de buurt zelfs samen te hangen met meer contacten met autochtone Nederlanders, al is dit effect gering (significant op p < 0,10). Migranten met dezelfde achtergrondkenmerken als autochtone Nederlanders hebben in buurten met een gro-tere sociaaleconomische achterstand dus wat meer vrijetijdscontacten met autochtone Nederlanders dan migranten in buurten met een hogere sociaaleconomische status. Het gevonden effect is echter niet erg robuust.

Tabel 7.3

Multilevel regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op contact van migranten met autochtone Nederlanders in de vrije tijda (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, stan-daardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,008 ** -0,007 ** -0,007 **

(0,001) (0,001) (0,001) sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,028 ** 0,011 ~ 0,011 ~

(0,007) (0,006) (0,006)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten op een 3-puntsschaal met hoog = vaak contact; kwadratisch effect etnische concentratie

en verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3;

n = 4203.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Bezoek. In buurten met meer niet-westerse migranten krijgen migranten significant minder vaak bezoek van autochtone Nederlanders, ook wanneer rekening wordt gehouden met verschillen tussen bewoners in individuele kenmerken, zoals leeftijd en opleidingsniveau (tabel 7.4). Ook sociaaleconomische achterstand van de buurt blijkt samen te hangen met het ontvangen van bezoek van autochtone Nederlanders.

Migranten in buurten met een hogere mate van sociaaleconomische achterstand krijgen minder vaak bezoek van autochtone Nederlanders dan migranten in buurten met een hogere sociaaleconomische status. Dit effect valt echter weg wanneer we rekening houden met de compositie van buurten op basis van individuele kenmerken. Er is dus geen netto-effect van de sociaaleconomische achterstand van de buurt.

Ook hier zijn individuele verschillen tussen migranten belangrijker bij het al dan niet bezoek krijgen van autochtone Nederlanders dan contextverschillen, maar is tegelijker-tijd het contextverschil substantieel (85% om 15%).

Tabel 7.4

Multilevel regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op bezoek ontvangen van autochtone Nederlanders door migrantena  (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,007 ** -0,006 ** -0,005 **

(0,001) (0,001) (0,001) sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,026 ** 0,009 0,009 (0,007) (0,006) (0,006)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met een 3-puntsschaal, hoog = vaak bezoek; kwadratisch effect etnische concentratie en

verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 4203.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Verenigingsleven en sport. Migranten die lid zijn van een vereniging gaan in het verenigings-leven minder vaak om met autochtone Nederlanders wanneer ze in een buurt wonen met een groter aandeel migranten (tabel 7.5). Deze relatie wordt wat zwakker maar blijft overeind wanneer rekening wordt gehouden met individuele achtergrondkenmerken en overige gemeente- en buurtkenmerken. Dit betekent dat een deel van de verschillen niet verklaard wordt door de etnische concentratie van de buurt, maar door individuele samenstellingsverschillen.

De sociaaleconomische status van de buurt speelt wederom geen rol bij de contacten met autochtone Nederlanders tijdens het verenigingsleven. Eenzelfde beeld komt naar voren bij de mate van contact met autochtone Nederlanders tijdens het sporten (zie

bij-Tabel 7.5

Multilevel logistische regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op het hebben van voornamelijk contact van migranten met autochtone Nederlanders tijdens het ver-enigingslevena (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,031 ** -0,026 ** -0,023 *

(0,005) (0,005) (0,006)

sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,028 0,035 0,024

(0,027) (0,030) (0,031)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met twee categorieën, met 1 = voornamelijk contact met autochtone Nederlanders;

kwadratisch effect etnische concentratie en verandering in concentratie is niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 1739.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Internet. De mate van etnische concentratie in de buurt hangt ook significant en nega-tief samen met het hebben van voornamelijk contact met autochtone Nederlanders op het internet (tabel 7.6). Een groot deel van het effect kan echter worden verklaard door de individuele achtergrondkenmerken van de bewoners (zie model 2). Desalniettemin blijft het buurteffect significant: in buurten met meer niet-westerse migranten heb-ben migranten dus ook minder contact met autochtone Nederlanders via het internet.

Waarschijnlijk zijn deze internetcontacten een uitvloeisel van ander type (face-to-face-) contacten, en wordt daarom een buurteffect gevonden.

De negatieve relatie tussen sociaaleconomische achterstand in de buurt en contacten met autochtone Nederlanders op het internet (model 1) is wel volledig te verklaren door de compositie van de buurt voor wat betreft individuele achtergrondkenmerken. Er is dus geen netto-effect van de sociaaleconomische status van de buurt.

Tabel 7.6

Multilevel logistische regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op het hebben van voornamelijk contact van migranten met autochtone Nederlanders op interneta  (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,066 ** -0,018 ** -0,017 **

(0,012) (0,005) (0,005) sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,106 ** -0,042 -0,058 (0,027) (0,029) (0,031)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met twee categorieën, met 1 = voornamelijk contact met autochtone Nederlanders;

kwadratisch effect etnische concentratie en verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; (n = 2347.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Vrienden en kennissen. In buurten met een hogere mate van etnische concentratie gaan migranten minder vaak om met autochtone vrienden of kennissen (tabel 7.7). Dit effect blijft bestaan na rekening te hebben gehouden met individuele en andere buurt- en gemeentekenmerken.

In dit geval is er wel een invloed van de sociaaleconomische status van de wijk: in sociaaleconomisch zwakkere buurten hebben migranten meer contact met autoch-tone vrienden of kennissen. Een verklaring kan zijn dat migranten en autochautoch-tone Nederlanders in sociaaleconomisch zwakkere buurten vaker op elkaar lijken wat betreft opleidingsniveau en sociaaleconomische positie, wat het maken van contact vergemak-kelijkt.

Overigens valt nog op dat buurtverschillen bij deze sterkere bindingen (vriendschappen) minder van belang zijn dan bij de hierboven besproken zwakkere bindingen. Hier ligt namelijk 92% van de variantie op het individuele niveau, en slechts 8% op het buurt- of gemeenteniveau.

Tabel 7.7

Multilevel regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op frequentie contact van migranten met autochtone Nederlandse vrienden/kennissena (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes)

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,009 ** -0,007 ** -0,006 *

(0,002) (0,002) (0,002)

sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,006 0,026 * 0,024 *

(0,013) (0,012) (0,012)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten op een 5-puntsschaal met hoog = meer frequent contact; kwadratisch effect etnische concentratie en verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 4183.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: scp (sim’06)

Beste vriend. Migranten die in buurten wonen met een hoger percentage niet-westerse migranten hebben niet alleen minder vaak contact met autochtone Nederlandse vrien-den, ze hebben ook minder vaak een autochtone Nederlandse beste vriend (tabel 7.8).

De sociaaleconomische achterstand in de buurt blijkt geen netto-effect te hebben op het hebben van een autochtone beste vriend.

Tabel 7.8

Multilevel logistische regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op het hebben van een autochtone beste vriend onder migrantena (in ongestandaardiseerde coëfficiën-ten, standaardfouten tussen haakjes)

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,029 ** -0,026 ** -0,021 **

(0,004) (0,003) (0,004)

sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,076 * 0,007 -0,003

(0,023) (0,023) (0,024)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met twee categorieën, met 1 = een autochtone Nederlanders als beste vriend;

kwadratisch effect etnische concentratie en verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 3722.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: SCP (SIM’06)

Partner. Tot slot laat tabel 7.9 de resultaten zien voor het hebben van een autochtone Nederlandse (huwelijks)partner. Migranten die wonen in een concentratiebuurt heb-ben minder vaak een autochtone partner dan migranten in een wittere buurt. Dit effect wordt niet verklaard door individuele kenmerken of andere gemeente- of buurtkenmer-ken; ook wanneer alle andere kenmerken gelijk zijn, hebben migranten in een buurt met een hoger aandeel niet-westerse migranten minder vaak een autochtone Nederlandse partner dan migranten in een witte buurt.

Net als bij het hebben van autochtone vrienden en kennissen is er in dit geval wel een invloed van de sociaaleconomische status van de wijk: in sociaaleconomisch zwak-kere buurten hebben migranten een grotere kans een autochtone Nederlandse partner te hebben. Wederom kan de verklaring hiervoor zijn dat migranten en autochtone Nederlanders in sociaaleconomisch zwakkere buurten vaker op elkaar lijken wat betreft opleidingsniveau en sociaaleconomische positie, wat de kans vergroot op het ontmoe-ten van een geschikte (huwelijks)partner. Uit allerlei eerder onderzoek blijkt immers dat men veelal de voorkeur geeft aan een partner met een vergelijkbaar opleidingsniveau (bv. McPherson et al. 2001). Een deel van de verklaring voor de gevonden samenhang kan echter ook liggen in het omgekeerde (zie ook hoofdstuk 4): migranten met een autoch-tone partner met een lage sociaaleconomische status gaan waarschijnlijk eerder wonen in een buurt met een lagere sociaaleconomische status. Hoe de causaliteit precies ver-loopt kunnen we op basis van deze gegevens niet vaststellen.2

Tabel 7.9

Multilevel logistische regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op het hebben van een autochtone Nederlandse partner onder migrantena (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,052 ** -0,045 ** -0,042 **

(0,006) (0,006) (0,007) sociaaleconomische achterstand in de buurt -0,070 * 0,119 * 0,121 *

(0,030) (0,035) (0,036)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten met twee categorieën, met 1 = autochtoon als partner; kwadratisch effect etnische

concentratie en verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 2560.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: SCP (SIM’06)

Etnische concentratie en contacten tussen migrantengroepen onderling

In de bovenstaande analyses vonden we steeds een negatieve relatie tussen de etnische concentratie in de buurt en de contacten van migranten met autochtone Nederlan-ders. Uit tabel 7.10 blijkt dat dit niet geldt voor de contacten van migranten met andere migrantengroepen in de vrije tijd.

Tabel 7.10

Multilevel regressieanalyses van de effecten van etnische concentratie op buurtniveau op contact van migranten met andere migrantengroepen in de vrije tijda (in ongestandaardiseerde coëfficiënten, standaardfouten tussen haakjes) 

model 1b model 2c model 3d

% niet-westerse migranten in buurt -0,002 * -0,001 -0,001

(0,001) (0,001) (0,001)

sociaaleconomische achterstand in de buurt 0,019 * 0,029 ** 0,029 **

(0,007) (0,007) (0,007)

* statistisch significant p < 0,05; ** statistisch significant p < 0,01; ~ statistisch significant p < 0,10 a Gemeten op een 3-puntsschaal (hoog = vaak contact); kwadratisch effect etnische concentratie en

verandering in concentratie niet significant en niet verder opgenomen in model 2 en 3; n = 4203.

b Model 1 ongecontroleerd.

c Model 2 gecontroleerd voor individuele kenmerken.

d Model 3 gecontroleerd voor individuele, buurt- en gemeentekenmerken.

Bron: SCP (SIM’06)

Als we rekening houden met individuele achtergrondkenmerken van migranten, blijkt er geen netto-effect van het percentage niet-westerse migranten in de buurt. De grotere nabijheid van andere migrantengroepen (en dus hogere ontmoetingskans) zorgt dus niet voor meer contact tussen migrantengroepen onderling.

In dit geval doet de sociaaleconomische status van de buurt er echter juist wel toe.

In sociaaleconomisch zwakkere buurten gaan migranten dus vaker om met andere migrantengroepen dan in buurten met een hogere sociaaleconomische status.

Heeft het aandeel herkomstgenoten in de buurt invloed op contacten van migranten?

We hebben alle bovenstaande analyses nogmaals uitgevoerd met het aandeel leden van de eigen etnische groep in de buurt in plaats van met het totale percentage niet-westerse migranten (zie bijlage B7.2). In de meeste gevallen vinden we gelijksoortige effecten:

dus hoe meer leden van de eigen herkomstgroep in de buurt, hoe minder contact met

dus hoe meer leden van de eigen herkomstgroep in de buurt, hoe minder contact met

In document Maakt de buurt verschil? (pagina 133-158)