• No results found

Seizoen zwarte zee-eend

Hoofdvraag 4: Wordt het verlies aan foerageergebied van de visdief als gevolg van het

5.5 Effecten van overige factoren

5.5.1 Effecten abiotische omstandigheden

Zijn er abiotische factoren van (groter) belang voor de verspreiding en het aantal vogeldagen van de grote stern/visdief (V3/G3)?

• Welke abiotische factoren?

• Welke hydrodynamische factoren zijn van belang? • Welke morfologische factoren zijn van belang?

Gegevens uit het perceel Abiotiek zijn nog niet (voldoende) uitgewerkt. Voor foeragerende grote sterns bestaat een optimale troebelheid waarbij het vangstsucces het beste is. Dergelijke troebelheid komt voor in kustwateren en wordt mede beïnvloed door de getijdencyclus, diepte en wind alhoewel statistisch significante relaties moeilijk vast te stellen zijn (Baptist & Leopold 2007). De hoge dichtheden sterns rond het gebied rond de Tweede Maasvlakte duiden erop dat de zandsuppleties ook profijtelijke situaties voor sterns opleveren. Er zijn geen meetgegevens die ondersteunen of dit gerelateerd is aan troebelheid. Wellicht biedt fotomateriaal van de vliegtuigwaarnemingen van vogels hiervoor indicaties. 5.5.2 Effecten externe factoren

Zijn er externe factoren van (groter) belang voor de verspreiding en het aantal vogeldagen van de grote stern/visdief (V4/G4)?

• Welke externe factoren?

• Welke weersomstandigheden zijn van belang?

• Wat is de invloed van de populatiedynamiek van grote stern/visdieven buiten de voordelta?

De beperkende factoren voor de groei van de populatie sterns zijn op zich goed bekend, maar het is afhankelijk van jaar en kolonie welke factor op een specifiek moment beperkend is. De voedseltoestand en menselijke verstoring van rustende sterns zijn de twee factoren die door de beheersmaatregelen zijn bedoeld te verbeteren. Echter, uit het onderzoek in de broedkolonies blijken factoren als habitatkwaliteit (vooral begroeiing) en predatie een dominante rol te (kunnen) spelen in het uiteindelijke broedsucces: het aantal vliegvlugge jonge sterns. Of de beheersmaatregelen succes hebben, en het aantal vogeldagen en verspreiding dus gelijk is aan de situatie van voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte, hangt dus sterk af van deze, broedkolonie afhankelijke factoren en de autonome ontwikkeling van de gehele populatie sterns.

88 van 112 PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta - Deel A: Jaarrapport 2010 en midterm evaluatie 1200672-000-ZKS-0024, 14 april 2011, definitief .

5.5.3 Effect externe populatiedynamica

Is de externe populatiedynamica van broedpopulaties van (groter) belang voor de verspreiding en het aantal vogeldagen van de grote stern/visdief (S1)?

De populatie van zowel grote sterns als visdieven groeit in Nederland en daarbuiten. Dit heeft vooral te maken met herstel van een sterke neergang door verontreinigingen met pesticiden en afbraakproducten. Dit herstel is nog steeds gaande en heeft het plafond nog niet bereikt. Waar de kolonies sterns zich vestigen en of die groei gerealiseerd kan worden is sterk afhankelijk van o.a. habitatfactoren en predatie (zie hierboven).

5.6 Discussie

De monitoring van sterns lijkt voldoende om inzicht te geven in aantallen en verspreiding in de Voordelta. Veranderingen hierin gedurende het seizoen en tussen de jaren zullen hiermee kunnen worden waargenomen.

Het vaststellen van relaties met het menselijk gebruik van het gebied (vooral verstoring van op platen rustende vogels), de voedselvoorraad (pelagische vis, vooral haring, sprot en zandspiering), abiotische factoren en externe factoren is lastig, en tot nu toe zijn verbanden niet aangetoond.

De verstoring van rustende vogels op de platen in de rustgebieden is vooralsnog niet voldoende geanalyseerd. Wel bleek een opvallend verschil in gebruik van platen (Tweede Maasvlakte) tussen 2009 en 2010, waarbij menselijk gebruik zeer waarschijnlijk een grote rol heeft gespeeld. De gegevens over menselijk gebruik zullen met meer detail in de tijd geanalyseerd dienen te worden, evenals die van de gezenderde vogels. Ten aanzien van de voedselvoorraad pelagische vis zijn er aanwijzingen (conditie juvenielen) dat 2010 een minder jaar was dan 2009. Aanvullende analyses over aantallen en verspreiding, inclusief vergelijking met de nulsituatie, worden momenteel uitgevoerd en volgen nog. Het vaststellen van de relatie met de beschikbare hoeveelheid voedsel is beperkt mogelijk. De vangstmethode voor vis is afgestemd op demersale vis, pelagische vis wordt bijgevangen. Voor abiotische factoren dienen eveneens aanvullende analyses te worden gedaan Onder andere kunnen data over troebelheid een idee geven over variatie in (potentieel) vangstsucces van sterns.

Invloed van externe factoren (autonome ontwikkeling stern populaties, habitat, predatie) kan relatief goed worden vastgesteld, is groot en mogelijk dominant in bepalen van het broedsucces en de aantallen broedende sterns. Kleinschaligere analyses of aanvullende monitoring is nodig om (een beter) onderscheid tussen de effecten van de beheersmaatregelen en de externe factoren te kunnen maken. Hierbij dient de focus te worden gericht op het vaststellen van die causale verbanden die door het instellen van de beheersmaatregelen een gunstigere situatie voor sterns creëren: rustgebieden.

5.7 Referenties

Poot MJM, Heunks C, van Horssen PW, Prinsen HAM & Boudewijn TJ 2005. Evaluatierapportage: november 2004 t/m juni 2005, Perceel 4: Vogels, Nulmeting in kader van Monitoring en Evaluatie Programma, Project Mainport Rotterdam - MEP MV2. Rapport 05-170, Bureau Waardenburg, Culemborg.

Poot MJM, Heunks C, Prinsen HAM, van Horssen PW & Boudewijn TJ, 2006. Zeevogels in de Voordelta in 2004/2005 en 2005/2006. Nulmeting in het kader van Monitoring en Evaluatie Programma, Project Mainport Rotterdam - MEP MV2 (Perceel 4: Vogels). Rapport nr. 06-244, Bureau Waardenburg, Culemborg.

RIKZ, 2007. Natuurcompensatie Maasvlakte Twee in de Voordelta; De inzet van kennis over de ecologie en morfologie van de Voordelta om het maatregelenpakket ter compensatie

1200672-000-ZKS-0024, 14 april 2011, definitief

PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta - Deel A: Jaarrapport 2010 en midterm evaluatie 89 van 112 van de natuureffecten van de Tweede Maasvlakte te verantwoorden. Rapport RIKZ/2007.006, 301 pp.

Seegers HCM, Hoogvliet MC, Dam LA, 2006. Nulmeting Gebruiksfuncties Voordelta, eindrapportage. Rapport 04.W029.00/2, CSO, Bunnik.

VenW, 2008. Beheerplan Voordelta.

VenW, 2009. Monitoring- en Evaluatieprogramma Maasvlakte 2. Natuurcompensatie Voordelta.

1200672-000-ZKS-0024, 14 april 2011, definitief

PMR monitoring natuurcompensatie Voordelta - Deel A: Jaarrapport 2010 en midterm evaluatie 91 van 112