• No results found

Effect van de maatregelen: per gewas

Per gewas is eerst gekeken naar het effect van de maatregelen op de energiebesparing in relatie tot de productie en kwaliteit van de teelt. De maatregelen waarvan een grote of juist kleine energiebesparende werking uitgaan worden per gewas hieronder besproken in relatie tot productie en kwaliteit.

Tomaat

De energiebesparing bij tomaat is het grootste voor temperatuur setpoint verlaging (M1) en verbeterde isolatie (M11) waarbij minder gestookt hoeft te worden. Hierdoor wordt de grootste toename in energiebenutting (MJ kg-1 vrucht)

bereikt. Bij deze maatregelen is er minder warmteafgifte van het verwarmingssysteem door het lagere temperatuur setpoint, of is er minder warmteverlies door het dek. Daar staat tegenover dat de productie en kwaliteit bij M1 achteruit gaat met 5% omdat de gewasontwikkeling (bladoppervlak) aan het begin van de teelt wordt vertraagd, in combinatie met reductie in de fotosynthesesnelheid. Bij een verbeterde isolatie van het kasdek wordt de CO2 con-

centratie lager doordat er minder gestookt wordt waardoor de fotosynthese en vruchtproductie daalt met 3%. De kans op Botrytis en scheuren van de vruchten neemt toe.

Met een kasdek met hogere lichtdoorlatendheid is de warmte behoefte kleiner, en door de grotere hoeveelheid geabsorbeerde PAR neemt de productie van tomaat toe met 10% in de winter en 6% op jaarbasis.

Komkommer

Net als bij tomaat, is de energiebesparing (en toename in energiebenutting) bij komkommer het grootste voor maat- regelen 1 en 11 doordat er minder gestookt hoeft te worden. Bij verlaging van het temperatuur setpoint gaat de besparing aan energie (13% minder gasverbruik) gepaard met een productie verlies van ruim 9%, wat niet door telers geaccepteerd zal worden. In het geval van verbeterde isolatie is de productie verlies echter minder dan 1%, maar de besparing in gasverbruik bedraagt bijna 22%. Een verhoging van de RV-setpoint (M3) resulteert in 7% minder gasverbruik (minder luchten), en 2.2% minder productie en kwaliteitsverlies door vrucht verkleuring. Een andere energieschermregeling (M6) veroorzaakt dezelfde effecten als M3, vooral in het najaar en winter.

Netalsbijtomaatwordt er bij een verhoogde transmissie van de kasdek minder gas gebruikt (2%), en bij komkommer wordt er een productiewinst van ruim 7% gerealiseerd door verhoogde PAR absorptie. Ook bij M9 (verlaging plant- verdamping) wordt er productiewinst berekend, met name in de zomer tot stand komt.

Het effect van de maatregelen op de kwaliteit is klein. De grootste effect op kwaliteit was door maatregel 13 (kasdek koeling) waar de kwaliteit wordt verbetert met 2%, maar een hogere energieverbruik (-3%) wordt berekend.

Chrysant

Ook bij chrysant lijkt bij toepassing van energiebesparende maatregelen een grote mate van energiebesparing mogelijk. De productie wordt daarbij verhoogd, maar de kwaliteit van het gewas neemt in het algemeen af. Dit geldt vooral voor maatregelen 2, 3, 6 en 10 waar temperatuur een rol speelt. Productieverhogingen worden m.n. in de 2e en 4e kwartalen gerealiseerd bij deze vier maatregelen, maar door de optredende temperatuurschommelingen

gaan deze gepaard met een hoog risico op schimmelinfecties (roest). In een aantal landen rust op chrysant met roestinfectie een import verbod.

Ook een temperatuur setpoint verlaging (M1) leidt tot energiebesparing (9%), maar de productie en kwaliteit hebben bij lagere temperaturen, m.n. in de winter, sterk te lijden (9 en 10% verlies). Toepassing van maatregel 4 (verhoging van de lichtintensiteit) en in mindere mate M12 (verhoogde lichtdoorlatendheid van de kasdek) leiden tot een vermin- dering van het gasverbruik, en resulteren tevens in een sterk verhoogde productie en productkwaliteit. In beide gevallen wordt meer PAR geabsorbeerd en vooral in de winter heeft dit meer bloemen en betere bloemkleur tot gevolg.

Roos

De gevolgen van energiebesparende maatregelen bij roos lijken in grote lijn op die bij chrysant. Bij een verlaging van de temperatuur setpoint of toepassing van temperatuurintegratie worden zowel de productie als kwaliteit nadelig beïnvloed. Indien maatregelen worden toegepast waar de straling of RV worden gevarieerd, wordt niet alleen energie- besparingen gerealiseerd, ook de berekende productie en geschatte kwaliteit neemt toe. Dit gaat gepaard met verbeterde energiebenutting, behalve bij M4 (verhoging lichtintensiteit) waar de energiebenutting gelijk bleef. Deze maatregelen leiden tot hogere temperaturen in de kas in de winter, en vooral dan, onder warmere condities, wordt zowel het aantal takken als de taklengte van roos verhoogd.

Wederomkosttoepassingvankasdekkoeling(zonderwarmteopslag)extra(gas)energie,enleidttotproductievermin- dering.

Sla

Sla neemt een aparte plaats in vanwege het gebruik van heteluchtverwarming i.p.v. een ketel met verwarmingspijpen omindewinterwarmteindekastebrengen.Erkunnenrelatiefhogebesparingenopstookkostenbijslagerealiseerd worden. Temperatuur speelt hierbij een grote rol en door temperatuur setpoint verlaging, temperatuurintegratie, energieschermregeling en verbeterde isolatie worden besparingen in gasverbruik berekend die oplopen tot 50% t.o.v. de referentieteelt. Echter, bij deze maatregelen wordt zowel de productie als de productkwaliteit nadelig beïnvloed door een tragere ontwikkeling en groei waardoor minder slakroppen worden geteeld per jaar. Van deze temperatuureffecten wordt ook een verhoogde kans op glazigheid, valse meeldauw en rand in de zomer verwacht. Onder een kasdek met hogere lichtdoorlatendheid (M12) wordt wel winst berekend in termen van productie en kwaliteit in relatie tot het gasverbruik in de winter.

Ficus

In het geval van minder warmteafgifte door temperatuur setpoint verlaging (M1), temperatuur integratie (M2, M10) of verbeterde isolatie (M11) is er veel winst in gasverbruik berekend voor Ficus. De gevolgen van deze maatregelen verschillenechtervoor wat betreft de productie en kwaliteit. Bij M1, M2 en M10 wordt een lagere productie berekend als gevolg van tragere ontwikkeling en groei bij lagere temperaturen en (berekende) CO2 concentratie. Als gevolg van

een beter geïsoleerde kas (M11) wordt bij een iets hogere opbrengst, meer bladval en aantasting door trips en wol- luis verwacht, wat de kwaliteit nadelig beïnvloed. Onder een kasdek met meer lichtdoorlatendheid (M12) is energie- winst haalbaar, vooral in de winter doordat er meer licht de kas inkomt en minder gas wordt gebruikt. Hierbij wordt vooral in de winter een grote toename in productie en kwaliteit (minder bladval en beter vertakking) verwacht.

Freesia

Hettoepassenvaneengroot aantal van deze energiebesparende maatregelen leidt niet alleen tot minder gasverbruik, maar ook tot verbeteringen van productie en kwaliteit. Freesia is erg gevoelig te zijn voor Botrytis bij verhoogde RV, waardoor bij toepassing van deze maatregel (M3), minder gas wordt gebruik (-28%), maar de productievermindering wordt geschat op 15%. Wanneer bij Freesia assimilatiebelichting wordt toegepast (M4 en M7), wordt zowel de productie als kwaliteit verhoogd in de winter als gevolg van teeltduur verkorting en zwaardere takken.

In principe zal meer licht in de kas (M12) resulteren in een hogere productie maar gaat gepaard met een verhoogde lucht- en bodemtemperatuur. Bij Freesia wordt een lagere temperatuur gewenst, en indien deze wel gehandhaafd kan worden, worden er meer takken geproduceerd.

Spatiphyllum

Bij meer licht (M4) wordt er ruim 4% minder gasverbruik berekend en meer licht zou in principe de teeltduur met enkele weken verkorten. Spatiphyllum heeft echter een lage lichtbehoefte waardoor er kwaliteitsverminderingen (onregelmatig, donkere bladeren) te verwachten zijn bij toepassen van deze maatregel. Een verbeterde kas-isolatie is voor Spatiphyllum een voordelige maatregel omdat het de teeltduur verkort met één week, terwijl veel minder gas gebruikt hoeft te worden. De kwaliteit blijft gehandhaafd. Een kasdek met hogere transmissie (M12) heeft alleen een positief effect op groei en kwaliteit in de winter. Gedurende de rest van het jaar moet er toch gekrijt worden omdat teveel licht bij Spatiphyllum leidt tot het ontwikkelen van bladverkleuring.