• No results found

Effect op fotosynthese-effi ciëntie

Figuur 31 Lichtonderschepping door het gewas op verschillende hoogtes in januari 2011 in beide afdelingen.

3.4.7 Effect op fotosynthese-effi ciëntie

In beide kassen was, bij alle uitgevoerde metingen, de licht response curve van netto fotosynthese van het blad niet veel verschillend. Resultaten van fotosynthesemetingen in november (A), januari (B) en mei (C) zijn in Figuur 33. gegeven. Voor ieder meetmoment wordt de gemiddelde lichtresponse curve van fotosynthese getoond van drie metingen gedaan aan horizontale bladeren zoals ingebogen takken, (ouder blad) en van verticale bladeren zoals oogstbare stelen (jonger blad). De verschillen tussen de drie gemeten bladeren per categorie (per kas en per type tak, d.w.z. verticaal of horizontaal) zijn groter dan het gemiddeld verschil tussen de bladeren van hetzelfde type uit beide kassen. Er zijn in de metingen geen verschillen in fotosynthese-effi ciëntie geconstateerd tussen de bladeren op dezelfde positie (verticaal of horizontaal) in beide kassen.

Consistent voor beide kassen en alle metingen zijn de verschillen in fotosynthesecapaciteit tussen bladeren aan de verticale en de horizontale takken, waarbij de verticale takken altijd en betrouwbaar een hogere bladfotosynthese vertonen dan de horizontale of ingebogen takken. Verschillen tussen bladeren in het bladpakket kunnen verklaard worden door het feit dat ingebogen takken vaak in de schaduw van verticale stengels staan. De leeftijd van de ingebogen takken (meestal ouder dan de rechtopstaande takken) kan tevens de fotosynthesecapaciteit beïnvloeden. Schapendonk et al. (2009) namen vijf weken na inbuigen een daling in bladfotosynthese waar.

34

29

Figuur 32. Lichtonderschepping door het gewas op verschillende hoogtes in april 2011 in beide afdelingen.

3.1.7

Effect op fotosyntheseefficiëntie

In beide kassen was, bij alle uitgevoerde metingen, de licht response curve van netto fotosynthese van het blad niet veel verschillend. Resultaten van fotosynthesemetingen in november (A), januari (B) en mei (C) zijn in figuur 33 gegeven. Voor ieder meetmoment wordt de gemiddelde lichtresponse curve van fotosynthese getoond van drie metingen gedaan aan horizontale bladeren zoals ingebogen takken, (ouder blad) en van verticale bladeren zoals oogstbare stelen (jonger blad). De verschillen tussen de drie gemeten bladeren per categorie (per kas en per type tak, d.w.z. verticaal of horizontaal) zijn groter dan het gemiddeld verschil tussen de bladeren van hetzelfde type uit beide kassen. Er zijn in de metingen geen verschillen in fotosyntheseefficiëntie geconstateerd tussen de bladeren op dezelfde positie (verticaal of horizontaal) in beide kassen.

Consistent voor beide kassen en alle metingen zijn de verschillen in fotosynthesecapaciteit tussen bladeren aan de verticale en de horizontale takken, waarbij de verticale takken altijd en betrouwbaar een hogere bladfotosynthese vertonen dan de horizontale of ingebogen takken. Verschillen tussen bladeren in het bladpakket kunnen verklaard worden door het feit dat ingebogen takken vaak in de schaduw van verticale stengels staan. De leeftijd van de ingebogen takken (meestal ouder dan de rechtopstaande takken) kan tevens de fotosynthesecapaciteit beïnvloeden. Schapendonk et al. (2009) namen vijf weken na inbuigen een daling in bladfotosynthese waar.

A. November. LSD (p=0.05) = 3,74 0 20 40 60 80 100 120 0 20 40 60 80 100 120 140 160

afstand vanaf de top tot de mat (cm)

relatieve lichtintensiteit (%) 607 diffuus 608 referentie 0 5 10 15 20 25 30 35 0 500 1000 1500 2000 PAR (mol/m2/s)

netto fotosynthese (mol/m2s)

diffuus boven diffuus onder referentie boven referentie onder 30 B. Januari. LSD (p=0.05) = 6,54 C. Mei. LSD (p=0.05) = 8,9

Figuur 33. Lichtresponse curve van netto bladfotosynthese in beide kassen op drie verschillende tijdstippen. november (A), januari (B) en mei (C). ‘Onder’ is blad aan het horizontale, ingebogen bladpakket, ‘boven’ is blad aan de rechtopstaande, oogstbare stelen. De LSD geeft de ‘Least Significant Difference’ per meting weer.

Deze resultaten komen niet overeen met resultaten gevonden met groentegewassen. Hemming et al. (2008) vonden eerder bij groentegewassen die in diffuus licht groeiden een hogere fotosynthesecapaciteit op bladniveau dan in vergelijkbare gewassen onder normaal glas. Dueck et al. (2012) hebben recent bij tomaat waargenomen dat diffuus glas fotoinhibitie als gevolg van hoge instraling in zeer zonnige dagen kon tegengaan. In het rozenexperiment zijn mogelijk geen foto inhibitive niveaus bereikt dankzij het gebruik van de zonneschermen, wat mogelijk het uitblijven van verschillen als gevolg van de kasdekken verklaart. Figuren 31 en 32 laten immers zien dat er geen verschillen in lichtonderschepping zijn gemeten, dus de lichtomgeving waarin bladeren zich ontwikkelen (wat de fotosynthese capaciteit bepaalt) is dezelfde voor de twee kasdekbehandelingen. De uiteindelijke fotosynthese van een gewas wordt bepaald door het beschikbare licht, de hoeveelheid blad en de fotosynthese capaciteit van het blad. Dus dat er geen verschillen zijn in fotosynthesecapaciteit hoeft niet tegenstrijdig te zijn met de waargenomen verschillen in [vers]productie. In tegendeel, het uitblijven van verschillen in fotosynthese capaciteit op bladniveau kan wel een verklaring zijn voor het feit dat het effect van diffuus glas bij rozen kleiner is dan bij tomaat. Op gewasniveau is fotosynthese niet bepaald (er is geen goede methode voor) maar een verschil in gewasfotosynthese in het voordeel van planten geteeld onder diffuus glas is denkbaar: enerzijds is er het positief effect van het diffuse glas op het voorkomen van bladverbranding van jonge blaadjes (zie ook paragraaf 3.1.10); als ze verbranden dragen ze minder

0 5 10 15 20 25 30 35 0 500 1000 1500 2000 PAR (mol/m2/s)

netto fotosynthese (mol/m2s)

diffuus boven diffuus onder referentie boven referentie onder 5 0 5 10 15 20 25 30 35 0 500 1000 1500 2000 PAR (mol/m2/s)

netto fotosynthese (mol/m2s)

diffuus boven diffuus onder referentie boven referentie onder

Figuur 33. Lichtresponse curve van netto bladfotosynthese in beide kassen op drie verschillende tijdstippen: november (A), januari (B) en mei (C). ‘Onder’ is blad aan het horizontale, ingebogen bladpakket, ‘boven’ is blad aan de rechtopstaande, oogstbare stelen. De LSD geeft de ‘Least Signifi cant Difference’ per meting weer.

Deze resultaten komen niet overeen met resultaten gevonden met groentegewassen. Hemming et al. (2008) vonden

eerder bij groentegewassen die in diffuus licht groeiden een hogere fotosynthesecapaciteit op bladniveau dan in vergelijkbare gewassen onder normaal glas. Dueck et al. (2012) hebben recent bij tomaat waargenomen dat diffuus glas

foto-inhibitie als gevolg van hoge instraling in zeer zonnige dagen kon tegengaan. In het rozenexperiment zijn mogelijk geen Foto inhibitive niveaus bereikt dankzij het gebruik van de zonneschermen, wat mogelijk het uitblijven van verschillen als gevolg van de kasdekken verklaart.

35

Figure 31. en 32 laten immers zien dat er geen verschillen in lichtonderschepping zijn gemeten, dus de lichtomgeving waarin bladeren zich ontwikkelen (wat de fotosynthese capaciteit bepaalt) is dezelfde voor de twee kasdekbehandelingen. De uiteindelijke fotosynthese van een gewas wordt bepaald door het beschikbare licht, de hoeveelheid blad en de fotosynthese capaciteit van het blad. Dus dat er geen verschillen zijn in fotosynthesecapaciteit hoeft niet tegenstrijdig te zijn met de waargenomen verschillen in [vers]productie. In tegendeel, het uitblijven van verschillen in fotosynthese capaciteit op bladniveau kan wel een verklaring zijn voor het feit dat het effect van diffuus glas bij rozen kleiner is dan bij tomaat. Op gewasniveau is fotosynthese niet bepaald (er is geen goede methode voor) maar een verschil in gewasfotosynthese in het voordeel van planten geteeld onder diffuus glas is denkbaar: enerzijds is er het positief effect van het diffuse glas op het voorkomen van bladverbranding van jonge blaadjes (zie ook paragraaf 3.1.10); als ze verbranden dragen ze minder bij aan de totale gewasfotosynthese; anderzijds lijkt er meer fotosynthetiserende bladoppervlak per tak te zijn in de diffuse kas (zie 3.1.8.2).