• No results found

Uit een vergelijking van uitgekeerde schadetegemoetko- mingen tussen de Duffelt en Ooijpolder blijkt dat in de Duffelt het totale bedrag reeds in de jaren 90 hoog was, daarna in een periode met weinig jacht in Nederland duidelijk lager was en sinds de winter 2009/10 weer duidelijk is toegenomen. Deze toename in de Duffelt komt overeen met een algehele toename van schadetegemoetkomingen in de deelstaat Noordrijn- Westfalen over de laatste jaren (Bußmann 2013). In de Ooijpolder zijn de uitgekeerde schadetegemoetkomin- gen sterk toegenomen met ingang van het Beleidskader Faunabeheer. De uitgekeerde schadetegemoetkoming per ha was in de Ooijpolder gemiddeld 4 keer hoger dan in de Duffelt, zowel tijdens perioden met jacht in Nederland als tijdens het Beleidskader Faunabeheer. Dit is nog exclusief de standaardvergoedingen van de PSAN-regeling binnen de opvanggebieden. Het feit dat binnen de Duffelt lagere schadevergoedingen/ha wor- den uitgekeerd is lastig om te vertalen naar het daar gevoerde beleid van geen jacht (jaren 90) of verjaging met ondersteunend afschot. Tussen landen kunnen ver- schillen zijn in afspraken over hoe er getaxeerd wordt, welke vergoedingen er bestaan voor opbrengstender- ving en ook de opbrengsten zelf kunnen verschillen wat een effect heeft op de vergoeding. Interessanter is de constatering dat binnen de Duffelt het schadeoppervlak sinds de jaren 90 min of meer gelijk is gebleven, terwijl dit in de Ooijpolder met een factor 3 is toegenomen. In dezelfde periode is het seizoensgemiddelde van Kolgans in de Duffelt met een factor 1,4 toegenomen (met grote tussentijdse fluctuaties) en in de Ooijpolder met een factor 2,1. Sinds de inwerkingtreding van het Beleidskader Faunabeheer is het seizoensgemiddelde in zowel de Duffelt als Ooijpolder met een factor 1,2 toegenomen. De aantallen zijn sinds halverwege jaren 90 in de Nederlandse kant van het onderzoeksgebied dus sterker toegenomen dan in de Duitse kant, mogelijk veroorzaakt door het afschaffen van de ganzenjacht. De toename van de schadetegemoetkomingen in de Ooijpolder kent echter een veel rapper verloop dan de

ontwikkeling van de ganzenpopulatie. Ten opzichte van de jaren 90 is het totaal aan schadetegemoetkomingen met een factor 14 toegenomen en ten opzichte van de intreding van het opvangbeleid in 2005/06 met een factor 8. Deze sterke stijging van de kosten bleef in de Duffelt alleen uit omdat reeds eind jaren 1990 relatief hoge tegemoetkomingen zijn uitgekeerd.. Het is duide- lijk dat sinds de inwerkingtreding van het Beleidskader Faunabeheer het totale bedrag voor schadetegemoet- komingen enorm is toegenomen, en deze toename is niet alleen te verklaren door een lichte toename van het aantal overwinterende ganzen. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn hogere grondstofprijzen, een hogere productiecapaciteit per hectare, meer meldingen doordat mensen bekend raken met de schadevergoe- dingsregeling en meer meldingen vanwege een groei- end ongenoegen over het beheer van ganzen door de overheid en TBO’s.

De relatie tussen kleinere groepsgroottes (als resultaat van meer rust) en minder schade door een vermin- derde begrazingsdruk zoals vastgesteld door Kuijken

(1975) komt uit onderhavige analyse niet naar voren. Het uitblijven van deze relatie is mogelijk een effect van de kleine steekproefgrootte, veroorzaakt door het gebrek aan data over schade op exact perceelsniveau. Ondanks de kleine steekproef bleek echter wel dat per- celen waar regelmatig kleine groepen ganzen aanwezig waren ook veel schade ondervonden.

Aanbevelingen

ͻ Het Beleidskader Faunabeheer zou zich nog meer dan nu moeten richten op het aanwijzen van de beste foerageergebieden als opvanggebied. De kwa- liteit van het foerageergebied heeft een grotere invloed op de verspreiding van de ganzen dan de verjaging met ondersteunend afschot.

ͻ Het verdient aanbeveling om schadegegevens beter te registreren. Doordat schadegegevens momenteel niet op perceelsniveau beschikbaar zijn worden ruimtelijke analyses waarbij wordt gekeken naar verbanden tussen de aanwezigheid van ganzen en de daadwerkelijke schade bemoeilijkt.

Literatuur

BOS D., VANDEN KOPPEL J. & WEISSING F.J. 2004. Dark-

bellied Brent geese aggregate to cope with increased levels of primary production. Oikos 107: 485-496. Bußmann (2013): Jäger bitten um Verständnis. Der

Gänsebestand am Niederrhein muss reguliert wer- den – das wurde bei einem Seminar in Rheinberg deutlich. Neue Rhein Zeitung, 06.09.2013. Doer D. & Wille V. 2013: Arktische Wildgänse am

Niederrhein – spannende Veränderungen der Ökolo- gie in Zeiten landwirtschaftlicher Inten sivie rung und Klimawandel. Falke 60: 242-245.

Feige N., Doer D., Wille V., Krüger M. & Bindrich F. 2011: Bestandsentwicklung der arktischen Wild- gänse in NRW in den Winterhalbjahren 2004/05 bis 2009/10. Charadrius 47: 161-174.

EBBINGE B.S. 2003. Advies aan Faunafonds inzake her-

opening jacht op Kolgans, Grauwe Gans en Smient. Alterra-rapport 802. Alterra, Wageningen.

EBBINGE B.S. & VANDER GREFT-VAN ROSSUM J.G.M. 2004.

Advies over de vraag hoeveel hectaren ganzen- en smientenopvanggebied in Nederland nodig zijn om de huidige aantallen ganzen en smienten op te van- gen. Alterra-rapport 972. Alterra, Wageningen. FAUNAFONDS 2012. Faunafonds jaarverslag 2012.

Faunafonds, Dordrecht.

GULDEMOND J.A., DEN HOLLANDER H.J., VAN WELL E.A.P. &

KEUPER D.D.J. 2013. Kosten en baten voor de land-

bouw van schadesoorten. CLM 813-2013. CLM Onderzoek en Advies, Culemborg.

HORNMAN M., HUSTINGS F., KOFFIJBERG K., KLEEFSTRA R.,

KLAASSEN O., VAN WINDEN E., SOVON GANZEN- EN

ZWANENWERKGROEP & SOLDAAT L. 2012. Watervogels

in Nederland in 2009/10. Sovon-rapport

2012/02, Waterdienst-rapport BM 12.06. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

VANDER JEUGD H., NIENHUIS J., ROODBERGEN M. & VAN WINDEN

E. 2008. Evaluatie Opvangbeleid 2005-2008 overwinterende ganzen en smienten, deelrap- port 12: Effecten van grootte, vorm en ligging van ganzenfoerageergebieden op de opvangcapaciteit. SOVON-onderzoeksrapport 2008/21. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. KLEIJN D., VANDER HOUT J., VOSLAMBER B., VAN RANDEN Y. &

MELMAN D. 2012. In Nederland broedende Grauwe

Ganzen – Ontwikkelingen in landbouwkundige scha- de en factoren die hun ruimtegebruik beïnvloeden. Alterra, Wageningen.

KRUCKENBERG H., BELLEBAUM J. & WILLE V. 2007: Flucht-

distanzen nordischer Gänse entlang des Zugweges. Vogelwarte 45: 317-318.

KRUCKENBERG H., MOOIJ J.H., SÜDBECK P. & HEINICKE T. 2011a:

Die internationale Verantwortung Deutschlands für den Schutz arktischer und nordischer Wildgänse; Teil 1: Verbreitung der Arten in Deutschland. Naturschutz und Landschaftsplanung 43 (11), 334-

342. 2011.

KRUCKENBERG H., MOOIJ J.H., SÜDBECK P. & HEINICKE T.

2011B: Die internationale Verantwortung Deutsch- lands für den Schutz arktischer und nordischer Wildgänse; Teil II: Bewertung, Gefahrdung und Schutzmaßnahmen. Naturschutz und Landschafts- planung 43 (11), 371-378.

KUIJKEN E. 1975. Oecologie van overwinterende ganzen

te Damme (W.-Vl.) in Westeuropees verband. PhD. Thesis Universiteit Gent.

KUIJKEN E., COURTENS W., TEUNISSEN W., VANTIEGHEM S.,

VERSCHEURE C. & MEIRE P. 2001. Aantalsverloop en

verspreidingsdynamiek van overwinterende ganzen in Vlaanderen: gegevensverwerking als afwegingska- der in gebiedsgericht natuurbeleid. Eindrapport pro- ject Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling VLINA / 00 / 03.

MOOIJ J.H. 1996. Ecology of geese wintering at

the Lower Rhine area (Germany). PhD. Thesis Universiteit Wageningen.

OORD J.G. 2009. Handreiking Faunaschade. Oord

Faunatechniek, Almere.

PROP J. & BLACK J.M. 1998. Food intake, body reser-

ves and reproductive success of barnacle geese

Branta leucopsis staging in different habitats. Norsk

Polarinstitutt Skrifter 200: 175-193.

SCHEKKERMAN H., HORNMAN M. & VAN WINDEN E. 2012.

Monitoring van het gebruik van ganzenfoerageer- gebieden in Nederland in 2010/11. Sovon-rapport 2012/03. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

SOLDAAT L., VISSER H., VAN ROOMEN M. & VAN STRIEN A.

2007. Smoothing and trend detection in waterbird monitoring data using structural time-series analy- sis and the Kalman filter. J. Ornithol. DOI 10.1007/ s10336-007-0176-7.

VISSER H. 2004. Estimation and detection of flexible

trends. Atmospheric Environment 38: 4135-4145. VOSLAMBER B. & LIEFTING M. 2011. Standaard

Rekenmethodiek grasetende watervogels in de Rijntakken. SOVON-onderzoekrapport 2011/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen WILLE V. 1999. Grenzen der Anpassungsfähigkeit über-

winternder Wildgänse an anthropogene Nutzungen. Dissertation. Osnabrück.

WILLE V. & BERGMANN H.-H. 2002: Das große Experi-

ment zur Gänsejagd: Auswirkungen der Bejagung auf Raumnutzung, Distanzverhalten und Verhaltens- budget überwinternder Bläss- und Saatgänse am Niederrhein. Vogelwelt 123: 293-306.

WILLE V., DOER D. & HACKSTEIN M. 2007:

Bestandsentwicklung der arktischen Wildgänse in Nordrhein-Westfalen von 1997/98 bis 2003/04. Charadrius 43: 130-142.

English version

User manual – webtool Goose Area Calculator GAC