• No results found

Eerste graad secundair onderwijs A-stroom .1 Algemeen

In document letters en punten (pagina 25-28)

De algemene opvattingen over spelling en interpunctie uit het lager onderwijs komen hier terug.

Volgens de leerplannen zijn spelling en interpunctie een aspect van schrijven dat niet op zichzelf mag komen te staan in een geïsoleerd spellingonderwijs. Via reflectie (taalbeschouwing) moet

spellingonderwijs gekoppeld worden aan de eigen schrijfproductie van leerlingen.

3.3.2 Leerdoelen en leerinhouden

De klemtoon wordt gelegd op het kunnen verzorgen van de eigen schrijfproducten als onderdeel in het schrijfproces (revisie), met gebruikmaking van hulpmiddelen. In het leerplan van het VVKSO wordt het zo geformuleerd: bij het schrijven voor een lezer maken de leerlingen geen storende fouten tegen spelling en interpunctie. (p. 19 en 26)

vaardigheden

In het algemeen kunnen we stellen dat de leerplannen van de A-stroom de leerdoelen en leerinhouden van het lager onderwijs als grotendeels verworven lijken te beschouwen, maar waarbij occasioneel onderhoud of individuele remediëring nodig is.

Alleen het OVSG-leerplan herhaalt uitdrukkelijk de leerinhouden van het lager onderwijs (zie boven, 3.2.2, vaardigheden).

Daarnaast maken de leerplannen ruimte voor toevoegingen, die in bepaalde gevallen door de leerkrachten als facultatieve uitbreidingsdoelstellingen mogen worden opgevat. Die hoeven dus niet door alle leerlingen bereikt te worden.

Voorbeelden van toevoegingen of uitbreidingen zijn:

24

aaneenschrijven van woorden, voornaamwoordelijke bijwoorden, tussenletters, schrijven van getallen, accent als nadrukteken, kommapunt, beletselteken, haakjes, gedachtestreep.

Interpunctie wordt gekoppeld aan zinsbouw in enkelvoudige en samengestelde zinnen.

strategieën

In samenhang met het onderscheid tussen hoorwoorden, onthoudwoorden en regelwoorden worden de specifieke spellingstrategieën uit het lager onderwijs alleen door het GO!-leerplan opnieuw genoemd.

Dit leerplan noemt als leerplandoelstelling: de gepaste spellingstrategie kiezen, ze toepassen en erop reflecteren (p. 16), waarbij dat reflecteren aangemerkt wordt als uitbreidingsdoelstelling. Verder zegt dit leerplan (p. 45) onder de kop ‘Strategisch spellen’ dat de leerlingen zich bewust dienen te zijn dat er drie soorten woorden zijn (luisterwoorden, inprentwoorden en regelwoorden), en dat de keuze van spelstrategie (klank-, geheugen- en regelstrategie) daarop afgestemd moet worden.

In verband met strategieën spreekt het leerplan van VVKSO onder de kop ‘Taalbeschouwing’ (p. 27) alleen over de meer algemene schrijfstrategie van reviseren. Over specifieke spellingstrategieën spreekt het niet, het noemt alleen ‘middelen’ om te spellen: spellingregels, en vooral analogie en algoritmen. Bij dit laatste plaatsen we de opmerking dat analogie en algoritme in deze context verschillende didactische vormgevingen zijn van regels, in het bijzonder van de regels voor de spelling van werkwoorden.

De hulp- en compensatiestrategieën worden in de eerste graad in alle leerplannen weer genoemd:

gebruik van woordenlijst, woordenboek, spellingboekje, regeloverzicht, eigen lijstje van lastige woorden, spellingchecker en dergelijke.

Het VVKSO-leerplan (p. 27) stelt verder: Voor een leerling is de combinatie van verschillende

strategieën lonend. Die gedachte zou kunnen overeenstemmen met die van de ‘gemengde speller’ uit het lager onderwijs. De context doet echter vermoeden dat het leerplan hier de term strategie in een andere betekenis gebruikt, namelijk die van ‘teaching strategy21.

attitudes

Inzake attitudes onderstrepen de leerplannen begrippen als spellingbewustzijn (GO!, p. 44) en goede spellinghabitus (VVKSO, p. 26).

taalbeschouwing

Het VVKSO-leerplan behandelt spelling grotendeels in het kader van taalbeschouwing, maar dit had evengoed in het hoofdstuk over schrijven kunnen staan. Voorts bevat het (p. 27) een lijst van

spellingbegrippen, bedoeld om te gebruiken bij reflectie over spelling in het kader van het doel dat bij schrijven is opgegeven: bij het schrijven voor een lezer maken de leerlingen geen storende fouten tegen spelling en interpunctie. (p. 19 en 26) We nemen die lijst, verdeeld in basis en uitbreiding, hier op ter illustratie. Een sterretje geeft aan dat aan dit element nog niet is gewerkt in de lagere school.

21 De passage luidt: “Voor een leerling is een combinatie van verschillende strategieën lonend. Daarom is het goed dat je je spellingonderwijs op verschillende manieren aanpakt. Het minst geschikt is een systematisch regeloverzicht, los van wat de leerlingen schrijven. Daartegenover verdient het altijd aanbeveling om de leerlingen correcte spellingen te leren opzoeken, in een lijst of met behulp van een regeloverzicht.”

25

Fig. 3.1: Lijst van spellingbegrippen in de eerste graad A-stroom

3.3.3 Leerlijnen

Over leerlijnen valt in de eerste graad voornamelijk te zeggen dat de leerplannen inzake inhouden er impliciet van uit lijken te gaan dat de spelling en de interpunctie in het basisonderwijs al wezenlijk verworven zijn. Ze bieden in de eerste graad weinig nieuwe dingen aan.

Spelling wordt in de eerste graad opgevat als iets dat vooral occasioneel in het kader van schrijven aan bod moet komen, met daarbij enkele toevoegingen en de mogelijkheid van enige uitbreiding. Waar schrijftaken er aanleiding toe geven, volgt remediëring met herhaling van doelen en inhouden uit het lager onderwijs.

3.3.4 Didactische aanpak

De verschillende leerplannen onderstrepen dat spellingonderwijs in de eerste graad niet systematisch opgezet moet worden, maar dat het occasioneel aan bod moet komen, met klassikale of individuele remediëring, dat alles in aansluiting bij schrijfproducten van de leerlingen. Dat geldt zowel voor spellingonderdelen uit het lager onderwijs als voor toevoegingen of uitbreidingen in de eerste graad.

Van een (gedeeltelijk) cursorische en systematische aanpak is dus geen sprake.

In aansluiting bij de koppeling van spelling aan schrijven relativeren de leerplannen sterk de functionaliteit van klassikale dictees. GO! (p. 45-46) zegt dat een klassikaal dictee alleen zinvol is wanneer het behandeld wordt als opdracht om te reviseren en daarbij te reflecteren. OVSG (p. 53) zegt dat geïsoleerde dicteelessen niet normaalfunctioneel zijn. Voor VVKSO (p. 40) zijn dictees vooral voor formatieve evaluatie nuttig, waaruit afgeleid mag worden dat ze voor andere doeleinden minder nuttig zouden zijn.

22 ‘Woordteken’ is wat wij boven met de term ‘hulpteken’ hebben aangeduid.

26

3.4 Eerste graad secundair onderwijs B-stroom

In document letters en punten (pagina 25-28)