• No results found

Een protestantse socioloog onder katholieke historic

H

et was via een onderwijsstimuleringsproject dat Onno in- dertijd de Katholieke Universiteit binnen kwam. Er moest uitgezocht worden hoe het zat met het gebruik van de computer onder historici en op basis daarvan zou er een nieuwe cursus ontworpen worden. Of zoiets. Dat was, als ik me niet vergis rond 1980. Op een klein uitstapje naar Tilburg na, is Onno nooit meer weggegaan bij de inmiddels tot Radboud omgedoopte Uni- versiteit. Het lijkt achteraf vanzelfsprekend, maar dat was het allemaal niet. Onno moest twee wezenskenmerken aanpassen: hij werd een socioloog onder historici en een protestant onder katholieken.

Ondergetekende is een van de weinigen, zo niet de enige, die deze hele carrière als collega heeft mogen volgen. Levenslopen raken zo verstrengeld en je maakt mee hoe het de ander vergaat. De feitelijke aanstellingen, tijdelijk, voor onbepaalde tijd, bij de faculteit, bij geschiedenis, ik laat ze graag voor wat ze zijn. In andere bijdragen aan deze bundel komen ze aan bod. Ik wil wel een paar persoonlijke kanttekeningen maken bij de – hoe je het ook draait of keert – imposante Nijmeegse loopbaan van Onno. En ja, het is een constructie door één ooggetuige, geen reconstructie met objectieve waarde. De lezer is bij dezen ge- waarschuwd.

Hoe zat het bijvoorbeeld met de integratie van die protestant in het katholieke Nijmegen? Er waren in die tijd nog geen inbur- geringscursussen en dus moest de nieuwkomer zijn weg zoeken in een oerwoud van ongeschreven regels en algemeen geaccep- teerde gewoontes. Bovendien waren dit regels en gewoontes die

door buitenstaanders nogal eens betiteld worden als betuttelend en ondoorzichtig. Dat is niet eenvoudig als je zelf recht in de leer bent en van achterkamertjesgerommel wars. Natuurlijk leidde dit nu en dan tot grotere of kleine meningsverschillen die overi- gens nooit uit de hand zijn gelopen. Daarvoor is Onno’s levens- houding te zeer stoïcijns. Ik herinner me een voorval waarbij ik Onno over een vertrouwelijke zaak wilde polsen. Zoals te doen gebruikelijk deed ik de deur achter me dicht om meeluisteren onmogelijk te maken. Onno’s reactie was veelzeggend. Hij stoof langs me heen en opende de deur weer. Hoezo achterkamertjes? Terugkijkend zie ik een collega die bijzonder collegiaal en meevoelend was, maar altijd enige afstand heeft gehouden, tot de opleiding, tot de vakgroep, tot de faculteit. Onno hoorde er onmiskenbaar bij. Denk maar aan al die keren dat de esdg-club weer eens een lied of sketch moest voorbereiden bij een promo- tie of andere feestelijke gebeurtenis. Maar aan de andere kant maakte hij de indruk steeds met de deur in de hand te blijven staan. Ik hoor er wel bij, was de boodschap, maar niet onvoor- waardelijk. Als jullie het te gek maken, ben ik vertrokken.

Voortbordurend op dat thema: het is niet gebruikelijk te promoveren aan een andere universiteit dan die waar je werkt. Onno heeft dat wel gedaan. Het contact met Ad van der Woude, professioneel en persoonlijk, woog zo zwaar dat de veilige weg, promoveren in Nijmegen, geen optie was. Althans geen optie waarvoor Onno koos. Principes, weet je wel. De aula in Wage- ningen was niettemin goed gevuld met Nijmeegse collega’s.

En trouwens, hoe zat het nu met de integratie met de socio- loog onder de historici? Volgens mij verging het de socioloog gemakkelijker dan de protestant. Alhoewel Onno generaties his- torici de beginselen van kwantitatief historisch onderzoek heeft bijgebracht – ik herinner me nog levendig de colleges sas die hij collega’s gaf in de beginjaren – heeft hij ook als geen ander gepropageerd dat het geschiedverhaal verteld moet worden, dat de historische sensatie moet worden opgezocht. Hij heeft zich

nooit verloren in een steeds verdere technische specialisatie die ons begrip van onze voorgangers in de tijd niet recht evenredig vooruit heeft geholpen. Ze zijn er nog, dacht ik een tijd terug, toen ik hem hoorde vertellen dat hij vaak heel lang zat te zoeken naar die ene mooie manier om een bevinding op papier te zetten. Ze zijn er nog, die ouderwetse historici, om me vervolgens te realiseren dat ik de facto met een socioloog van doen had. Nee, met die integratie is het helemaal goed gekomen.

De integratie met de stad Nijmegen is niet helemaal gelukt. Op enig moment heeft onze collega ervoor gekozen in Arnhem te gaan wonen. Wie de rivaliteit tussen de twee steden kent, weet dat dit geen eenvoudige stap is. Zeker niet als men vervolgens een seizoenskaart voor Vitesse koopt. Had hij ook in Nijmegen al die tijd toch een beetje met de deur in de hand gestaan? Hoe dan ook, bestudeert Onno tegenwoordig de Arnhemse geschiedenis eerder dan de Nijmeegse. De keus voor Arnhem was overigens geen keus tegen nec, maar een keus gebaseerd op persoonlijke overwegingen. Jarenlang gold Onno Boonstra op het historisch instituut als de spreekwoordelijke vrijgezel. Het paste ook wel bij het karakter dat velen bij hem meenden te zien. Geen al te de- finitieve banden. De plezierige verbazing was er niet minder om toen Meet ten tonele verscheen en Onno van verstokt vrijgezel tot toegewijd echtgenoot transformeerde. Wie hem over Meet en zijn zonen Eize en Maarten hoort vertellen weet dat hij in Arnhem bij die drie zijn onvoorwaardelijke plek heeft gevonden. Helemaal de deur niet in de hand, maar helemaal dicht.

1 O.W.A. Boonstra, e.a. (red.), ‘Historical research on cultural life scripts. An exploration of opportunities and future prospects’, Historical Social Research 39:1 (2014), 7-164.

2 Zie, bijvoorbeeld: P. Rietbergen, ‘Cardinal-Prime Ministers, ca 1450-ca 1750: Careers between Personal Choices and Cultural Life Scripts’, in: Historical Social Research 39:1 (2014), 48-75.

peter rietbergen (radboud universiteit)

Levenswijzers – “life-scripts”: een