• No results found

Een model voor een eigen rechtsingang voor minderjarigen

6 Conclusies en aanbevelingen

6.5 Een model voor een eigen rechtsingang voor minderjarigen

De hiervoor genoemde argumenten leiden tot de eensluidende conclusie van zowel de responden-ten, als de deelnemers aan de expertbijeenkomst, dat minderjarigen over een eigen formele rechts-ingang moeten kunnen beschikken. De bijzondere curator zal dan als rechtsfiguur alleen gehand-haafd moeten blijven voor nalatenschappen (artikel 1:250 BW) en afstammingszaken (artikel 1:212 BW). In deze gevallen is namelijk geen sprake van een initiatief van de minderjarige en zouden dan ook niet in aanmerking komen voor een eigen formele rechtsingang.

Op basis van het onderzoeksmateriaal en de expertbijeenkomst is een model voor een eigen rechtsingang ontwikkeld, bestaande uit een zelfstandige toegang tot de rechter en ondersteuning door een gespecialiseerde advocaat.

Het model gaat uit van de volgende voorwaarden:

1. de toegang moet laagdrempelig zijn;

2. de procedure moet helder en eenduidig zijn;

3. de rechtsingang moet een brede reikwijdte hebben;

4. de minderjarige moet worden ondersteund door gespecialiseerde advocaten;

5. er dient geen leeftijdsgrens te worden gehanteerd.

De toegang moet zo laagdrempelig mogelijk georganiseerd worden. Daarom moeten er meldpunten komen waar jongeren terecht kunnen met vragen over hun rechten en mogelijke schending daarvan.

Gedacht wordt aan de kinder- en jongerenrechtswinkels, de Bureaus voor Rechtshulp en de (kin-der)ombudsman. Deze instanties kunnen de jongeren juridisch adviseren en zo nodig doorverwijzen naar een jeugdadvocaat of jongeren bijstaan in hun rechtsgang naar de (kinder)rechter. Vanuit de jongeren wordt benadrukt dat vooral telefonische bereikbaarheid belangrijk is omdat zij op deze ma-nier anoniem advies kunnen inwinnen over de juridische mogelijkheden en haalbaarheid van de zaak. De medewerkers van de kinder- en jongerenrechtswinkels, Bureau voor Rechtshulp en (kin-der)ombudsman kunnen de jongeren adviseren over de haalbaarheid van de zaak waardoor een eerste schifting van de relevante van bagatelzaken plaatsvindt en eventuele verwijzing naar

hulp-verlening of bemiddeling kan plaatsvinden. Aangezien het een advies betreft kan de jongere beslui-ten om de zaak toch voor te leggen aan de rechter.

De procedure moet helder en eenduidig zijn. Alle minderjarigen kunnen hun zaak aan de (kin-der)rechter voorleggen, al dan niet ondersteund of bijgestaan door iemand van de kinder- en jonge-renrechtswinkel of jeugdadvocaat. De rechter bepaalt of de zaak ontvankelijk is en kan indien wen-selijk ambtshalve een jeugdadvocaat toevoegen.

De rechtsingang moet een zo breed mogelijke reikwijdte hebben. Dit betekent dat minderjarigen in alle rechtsgebieden (bestuursrecht, verbintenissenrecht, familie recht, handelsrecht) een zelfstandige rechtsingang moeten hebben.

Het is belangrijk dat minderjarigen worden ondersteund door gespecialiseerde advocaten of hulp-verleners. Dit kan worden afgeleid uit het IVRK (art. 3 lid 3 IVRK ) waar expliciet staat vermeld dat personen of instellingen die verantwoordelijk zijn voor de zorg van kinderen hiertoe geschikt moeten zijn. Hieruit zou afgeleid kunnen worden dat het verdrag vraagt om een gespecialiseerde kinder-rechter en een gespecialiseerde jeugdadvocaat. Vanuit de landen die al verder zijn met het realise-ren van een eigen rechtsingang voor jongerealise-ren blijkt dat naast juridische ondersteuning, ook pedago-gische begeleiding wenselijk is. In een aantal staten in de Verenigde Staten en in Canada krijgen jongeren in beschermingszaken naast een advocaat ook een guardian at litem toegevoegd.

Er dient geen leeftijdsgrens gehanteerd te worden, elke grens is immers arbitrair. De rechter kan beoordelen of iemand in staat is tot een redelijke waardering van de belangen en er sprake is van een oordeel des onderscheids’.

Hieronder volgt een schematische voorstelling van het model van een eigen rechtsingang voor minderjarigen voorgesteld door de deskundigen op de expertbijeenkomst:

Mogelijkheid voor min-derjarigen om zelf initi-atief te nemen

Kinder en jongeren-rechtswinkel

Bureau voor Rechtshulp

(Kinder)ombuds-man

MELDPUNTEN (advies en begeleiding):

Gespecialiseerde jeugdadvocaat

Kinderrechter:

-ontvankelijkheidstoets -ambtshalve toevoeging ad-vocaat (indien nodig)

PROCEDURE

Jongeren kunnen alleen van een eigen rechtsingang gebruik maken als zij ervan op de hoogte zijn.

Voorlichting is daarom van essentieel belang. Jongeren zijn slecht op de hoogte van de rechten die zij hebben en de mogelijke rechtsingangen die er zijn. Als besloten wordt om minderjarigen een ei-gen rechtsingang te verschaffen dan zal hieraan bekendheid gegeven moeten door middel van een opvallende en grootscheepse voorlichtingscampagne. Daarnaast zal op verschillende plekken infor-matie beschikbaar moeten zijn en is voorlichting op scholen noodzakelijk.

Literatuur

Belgische Senaat (2001-2002). Wetsvoorstel tot instelling van jeugdadvocaten voor minderjarigen nr.

2-256-12. Brussel.

Belgische Senaat (2001-2002). Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord nr. 2-554/7. Brussel.

Belgische Senaat (2001-2002). Wetsvoorstel betreffende het recht van minderjarigen op toegang tot de rechter nr. 2-626/5. Brussel.

Berg, M. (1993). Met de rechter meer mens. Een eigen rechtsingang voor minderjarigen in familie-rechtelijke geschillen. Utrecht: Wetenschapswinkel rechtsgeleerdheid.

Broenink, N en Steketee, M.J. (2001). Ambulant vertrouwen. De cliëntenvertrouwenspersoon in de niet-residentiële jeugdzorg. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Bruning, M.R. (2001). Rechtvaardiging van kinderbescherming. Amsterdam: Kluwer.

Centre for Europe’s Children (1996). zie www.eurochild.gla.ac.uk

Chin-A-Fat, B.E.S. & Steketee, M.J. (2001). Bemiddeling in uitvoering, evaluatie experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Commissie Wiarda (1971). Jeugdbeschermingsrecht, eindrapport van de commissie voor de herzie-ning van het kinderbeschermingsrecht. Den Haag.

Defence for Children International (1992). Informatie over de rechtspositie van jeugdigen in Neder-land. Amsterdam.

Detrick, S.L. (1999). The United Nations Convention on the Rights of the Child. A Commentary Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Detrick, S.L. (2002). Child justice: Equal justice? The right to be heard and the issue of discrimination against children. Brussel: European Forum for Child Welfare.

Doek, J.E. en P. Vlaardingerbroek (2001). Jeugdrecht en jeugdhulpverleningsrecht Den Haag: Else-vier.

Doek, J.E. en S. Slagter (1974). Meer rechten voor minderjarigen. Amsterdam.

Doornhein, L. (1992). Eigen rechtsingang voor minderjarigen: ervaringen met artikel 1:162a BW. Den Haag: Ministerie van Justitie.

Duyst, W. (2002). Jeugdadvocatuur In Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, nr. 2, pag. 50-54.

Fiege, M. (1994). De autonomie van de minderjarige in het recht. Arnhem: Gouda Quint bv.

Hol, A.M. en M.A. Loth (2002). Beter weten, specialisatie in de rechterlijke macht. In Trema, afl. 10, december, p. 486-505.

Home office (1991). Child support act.

Instituut Jeugd en Welzijn (2000). Jeugdombudswerk een toegevoegde functie. Amsterdam: Vrije Universiteit.

Jansen, I. (1996). Europees Verdrag inzake de uitoefening van de rechten van kinderen. In Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, nr. 6, p. 132-138.

Jongbloed, W.A. (1995). Een eigen rechtsingang voor minderjarigen. In De gerechtsdeurwaarder, nr.

105-7, pag.153-156.

Kamerstukken II (1992-1993). 22855 Nota naar aanleiding van het verslag van 6-12-1993 nr. 2.

Kamerstukken II (1992-1993). 22855 Nota naar aanleiding van het verslag van 6-12-1993 nr. 4 blz. 9 en 10.

Kamerstukken II (1994-1995). Nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderja-rige kinderen 23012, nr. 8, blz. 9.

Kamerstukken II (2001-2002). Voorstel van wet van de leden Arib en Van Vliet tot instelling van een Kinderombudsman 28102, nrs. 1-3.

Kinderrechtencollectief (2002). Opgroeien in de lage landen. In Tijdschrift voor de rechten van het kind, juni 2002, p. 9-11.

Kinderrechtencollectief (2002). Praat mee over je rechten! Amsterdam: Defence for Children Interna-tional, afdeling Nederland.

Kloosterboer, K. & Punselie, L. (1995). Rechtsingang voor minderjarigen; kinderen eindelijk serieus genomen? In Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, nr. 9, pag. 194-198.

Langen, M. de (1992). Bezinning op het jeugdrecht. In Passage, 1e jaargang, juni, p. 54- 59.

Linden, A.P. van der (2000). De gespecialiseerde kinderrechter in Nederland. In Van Nederlands naar Europees procesrecht, Liber Amicorum Paul Meijknecht, p. 179-192. Deventer: Kluwer.

Linden, A.P. van der (2001). Verdwijnt de gespecialiseerde kinderrechter uit Nederland? In Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, nr. 2, p. 30-37.

Linden, A.P. van der en P. Vlaardingerbroek (1988). Enkele aspecten van de civiele rechtspleging inzake jeugdigen. In Met het oog op het belang van het kind, Liber Amicorum Madzy Rood-de Boer, p. 187-198. Deventer: Kluwer.

Masson, J. (2000). Representation of children in England. In Family law quarterly, vol. 34, nr. 3, p.

467-495.

Minister van Justitie (1995). Wet van 6 april 1995 tot nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen In Staatsblad nr. 240 .

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1997).

Bijzondere jeugdbijstand in Vlaanderen. Brussel: H. van Keymeulen.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1997).

Gerechtelijke jeugdbijstand voor minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie. Brussel: H.

van Keymeulen.

Ministerie van Justitie (1994). Wet van 17 november 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst In Staatsblad nr. 837.

Quint, R. e.a. (1993). Kinderen op weg naar de rechter. In Tijdschrift voor de rechten van het kind, maart, p. 2-5.

Raad voor het Jeugdbeleid en Nederlandse Gezinsraad (1995). Kind in proces. Utrecht:

Uitgeverij SWP.

Rood-de Boer, M. (1970). Dient de wettelijke regeling omtrent de meerderjarigheid te worden gewij-zigd? Preadvies NJV.

Ruitenberg, G.C.A.M en J.E. Doek (2003). De Doorwerking van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de Nederlandse Rechtspraak. Amsterdam: SWP (in druk).

Ruiter, de (1972). Hulp en recht, hulpverlening en jeugdrechter in de toekomst. In Recht en hulp Deventer.

Sassenburg, J.M. (1985). Evolutie van recht voor jeugdigen. In Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie, H477.

Savornin Lohman, J. de, e.a. (2000). Met recht onder toezicht gesteld, evaluatie herziene OTS-wetgeving. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Smet, J. de (1991). Regering gaat fundamentele aanpak vooralsnog uit de weg. In Tijdschrift voor jeugdhulpverlening en jeugdwerk. Utrecht: SWP.

United Nations, committee on the rights of the child (1999). Periodic reports of State parties due in 1998. Geneve.

Vlaardingerbroek, P. (1991). De toekomst van de personen-. familie- en jeugdrechtspraak (diss.) Deventer: Kluwer.

Vlaardingerbroek, P. (1994). Allegro ma non troppo De versterking van de rechtspositie van jeugdi-gen. Een overzicht. In RM Themis, nr. 10, p. 506-525.

VN-Comite inzake de rechten van het kind (1999). Concluding observations Document CRC/C15/add 114 Geneve. (zie: www.hchr.ch)

Weijers, I. (2001). De kinderrechter als pedagoog. In Pedagogiek in Praktijk, oktober, p. 16-21.

Bijlage 1