• No results found

Hoofdstuk 4: Het (gebrek aan) succes

4.1 Een arsenaal aan actiemiddelen op de lotingsdag

De Utrechtse afdeling van de Volksbond stelde tijdens de algemene vergadering een vergelijkbare vraag tijdens de algemene vergadering van 1907. Zij wilde weten welke middelen het meest doeltreffende effect hadden voor haar strijd tegen drankmisbruik tijdens de lotingsdagen. Eén van de middelen, het aandringen bij de nationale overheid om sluiting van de drankgelegenheden op de lotingsdag, veegde de Volksbond in 1905 al definitief van tafel. De bevoegdheid om de kroegen te sluiten lag immers bij de gemeenteraden. “(…) Aandrang daartoe bij de regeering van onze zijde komt daarom nutteloos voor en ook ongewenst.”307 Afdelingen moesten van het hoofdbestuur op zo’n verbod aandringen bij de

gemeenten.

Hoe dacht de Volksbond over de effectiviteit van de actiemiddelen die de afdelingen konden inzetten? Voorafgaand aan de algemene vergadering bracht het hoofdbestuur een preadvies uit op de vraag van de Utrechtse afdeling. Het stelde dat door de lange wachttijd tijdens de lotingen de lotelingen in de verleiding kwamen om te drinken. Deze tijd verkorten of een alternatief verzorgen, zoals een drankvrijlokaal beschikbaar stellen, kon het

drankmisbruik verminderen. Versnaperingen en vermaak aanbieden, zeker in grote steden, was zeer kostbaar en niet altijd doeltreffend. Al bleven de lotelingen wel langer uit de kroegen

als zij concerten en optredens konden bijwonen. De kroegen op de lotingsdag sluiten, was volgens het bestuur in de praktijk een zeer effectief middel. Alleen hadden afdelingen grote moeite om dit te bewerkstellingen. Over de resultaten van het verspreiden van de

propagandablaadjes en het houden van bijeenkomsten op de vooravond van de lotingsdag, om de lotelingen te waarschuwen voor de gevaren van sterkedrank, deed het bestuur geen

uitspraken. De werking van deze en andere middelen was moeilijk te meten voor het hoofdbestuur. Hierom stelde het voor dat alle afdelingen de resultaten van de door hun genomen acties nagingen. De uitkomsten konden dan tijdens de algemene vergadering worden besproken.308

In dit preadvies bestempelde het hoofdbestuur een aantal actiemiddelen als effectief en andere middelen als kostbaar, niet altijd doeltreffend of lastig te bewerkstelligen. Waarop het bestuur dit oordeel baseerde vermeldde het niet. Voor het toepassen van de effectieve

actiemiddelen, de tijdsduur van de wachttijd verkorten en de kroegen sluiten op de lotingsdagen, waren de afdelingen afhankelijk van de gemeenten. Voor deze maatregelen moesten zij aandringen bij de lokale overheden. Al werden hun verzoeken afgewezen, dan konden zij enkel minder effectieve acties van de grond krijgen, zoals het verzorgen van vermaak voor de lotelingen. Het succes van de acties van een afdeling waren hierdoor, volgens het hoofdbestuur, afhankelijk van de medewerking van de gemeenten. In dit preadvies kaartte het bestuur dan ook indirect het belang van de medewerking van de gemeenten aan voor een rustig verloop van de lotingsdag.

Niet alle leden van de Volksbond waren het eens met het oordeel van het hoofdbestuur. Luitenant-kolonel A. Klontje, van de afdeling Middelburg en militie-

commissaris in Middelburg, trok tijdens de algemene vergadering het positieve effect van het sluiten van kroegen in twijfel. Hij stelde dat in de Zeeuwse plaatsen, waar de

drankgelegenheden werden gesloten, de lotelingen meer dronken dan in de plaatsen waar dezen waren geopend. De sluiting van de kroegen werkte averechts. Ook stelde hij dat alle andere actiemiddelen in Zeeland faalden, “(…) totdat men er toe is gekomen het aantal lotelingen zooveel mogelijk te verspreiden, door ’t aantal lotingsplaatsen met 50% te

vermeerderen.”309 Hij vroeg het hoofdbestuur dan ook om in overweging te nemen om bij de

regering aan te dringen op de verlenging van het lotingstermijn voor een betere spreiding van

308 ‘Voorstellen van hoofdbestuur en afdeelingen. Bestrijding van drankmisbruik onder lotelingen’, De

Volksbond jrg. 11 nr. 47 (1907) 25.

309 ‘34e algemeene vergadering van den Volksbond tegen drankmisbruik op 28 augustus 1907 te Rotterdam. Het

jaarverslag over 1906. Voorstellen van hoofdbestuur en afdeelingen. Bestrijding van drankmisbruik onder lotelingen.’, De volksbond jrg. 11 nr. 49 (1907) 34.

de lotelingen. Het bestuur beloofde dit voorstel te overwegen, maar navolging kreeg deze discussie niet. Hoewel het hoofdbestuur de afdelingen had gevraagd om resultaten te

verzamelen, ging de discussie tijdens de algemene vergadering voornamelijk over eventuele acties van het bestuur.310

Helaas beoordeelde het hoofdbestuur alleen de actiemiddelen van de afdelingen en niet de middelen die het als hoofdbestuur had ingezet. Naar dit oordeel vroeg de Utrechtse

afdeling dan ook niet, want zij wilde voornamelijk weten welke middelen zij als afdeling het beste in kon inzetten. Aangezien de Volksbond vanaf 1901 geen verzoek aangaande de lotingskwestie meer indiende bij de regering, kan hieruit worden opgemaakt dat zij dit middel aan de kant had geschoven. In de voorgaande jaren was dan ook geen enkel verzoek,

betreffende de lotingen, overgenomen door de minister van Oorlog of de Tweede Kamer. Ook liet het hoofdbestuur het behaalde resultaat, van de middelen die zij als effectief beschouwde, beschouwing. Wat betekende het in de praktijk als een actiemiddel effectief was? Was er dan sprake van geen of minder drankmisbruik? En hoe mat het bestuur dat? Was er sprake van minder drankmisbruik als er minder ongeregeldheden plaatsvonden? Waren de effecten op lange termijn nog merkbaar? En in hoeveel plaatsen hadden de afdelingen ‘succes’?

Een algemeen oordeel over de resultaten van de acties van de afdelingen en het hoofdbestuur gaf de Volksbond niet. Wel bleef het in zijn blad de ‘succesvolle acties’ van de afdelingen benoemen. Ook de andere drankweerorganisaties deden nauwelijks uitspraken over de resultaten van de ingezette middelen en ze gaven geen oordeel over de effectiviteit van de actiemiddelen. Wel schreef de NV in haar blad; “We weten allen, hoe het op zulke dagen toegaat, al wordt het jaarlijks minder.”311 De andere verenigingen deden vergelijkbare

uitspraken.