3 INVULLING CATEGORIEËN
3.6 INVULLING
3.6.4 Economie
De categorie economie behandelt de zichtbare effecten in het mentale kader. Hiermee worden
de menselijke activiteiten bedoeld, als gevolg van de aanleg van de Ruggengraat. In deze
categorie worden de onderwerpen recreatie en wonen besproken. Zoals al opgemerkt in de
categorie gebied zouden de subcategorieën landbouw en verkeer en vervoer ook opgevat
kunnen worden als menselijke activiteiten, maar vanwege de sterke fysieke component zijn
deze onderwerpen in de categorie gebied besproken. Toch zal er, naar aanleiding van een
proefproject in Olst-Wesepe, nog even kort worden ingegaan op de economische component
binnen de landbouw.
Door de aanleg van de Ruggengraat zal de recreatie in het gebied toenemen; hiervoor wordt de
Ruggengraat ook duidelijk ingericht [Feijen, 2003]. Bij recreatie kan gedacht worden aan het
fietsen en lopen langs het water, maar bijvoorbeeld ook aan het zwemmen en varen in het
water. De mogelijkheid tot recreëren wordt door de meeste mensen, zoals later zal blijken in de
categorie beleving, positief gewaardeerd. De toename van deze recreatie zal ook effect hebben
op de economie. Als gevolg van de recreatie zal de werkgelegenheid toenemen. Daarnaast
wordt het gebied ook waardevoller en zullen meer mensen zich gaan vestigen in het gebied.
Hiermee kunnen ook nieuwe vormen van wonen worden ontwikkeld, zoals het gebruik van
drijfhuizen en het wonen op palen. De ontwikkeling van deze vormen van wonen betekent
eveneens een extra stimulans voor de economie. Daarnaast is uit een studie gebleken dat de
combinatie van waterberging met bebouwing niet direct gefinancierd kan worden vanuit de
besparing in landkosten die in de traditionele oplossing wel nodig zouden zijn voor het creëren
van een waterbergingspolder, maar door de ontwikkeling van het vrij gebleven terrein met extra
functies, zoals ook in de Ruggengraat gaat gebeuren, kan het totale project toch rendabeler
worden dan traditioneel bouwen [Nolet, 2003]. Dit biedt natuurlijk ook een kans, in de categorie
economie.
Wanneer er ingezoomd wordt op een deelgebied, kan de komst van een vakantiepark ook een
positieve invloed hebben op de plaatselijke/regionale economie. Gevolg hiervan is namelijk een
toename van de inkomsten van bijvoorbeeld de winkeliers in het dorp en een ontwikkeling van
de werkgelegenheid. Wel moet opgemerkt worden dat deze werkgelegenheid, zoals het werken
in een vakantiepark, eenzijdig is (het schoonmaken van huisjes en verkopen van ijsjes) en dat
het werk seizoensgebonden is. Bijkomend voordeel van de komst van een vakantiepark is dat
vakantieparken een stukje eigen natuur ontwikkelen rond het park, zodat deze natuur niet door
de overheid bekostigt hoeft te worden. Nadeel van de toename van recreatie en het wonen is
de verkeersoverlast en de geluidshinder. Deze nadelen worden verder besproken in de
categorie gebied en beleving.
Om een afweging te kunnen maken binnen deze categorie, is het interessant om de kosten en
de baten van de ingreep op een rij te zetten. Deze kosten en baten zijn moeilijk in te schatten,
en dit zal dan ook niet gedaan worden. Wel wordt er de vergelijking getrokken met het
randmeer in de Noordoostpolder. Dit randmeer kwam ook al ter sprake onder het kopje ‘kansen
en knelpunten’ in de categorie beleving. De kosten voor de aanleg van dit randmeer zijn € 580
miljoen. Door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) is er een analyse uitgevoerd, waaruit
bleek dat de opbrengsten van dit randmeer per jaar 6,8 tot 11,3 miljoen euro zouden zijn. Het is
natuurlijk gevaarlijk om deze getallen te gebruiken als vergelijkingsmateriaal voor de
Ruggengraat. De volgende opbrengsten zijn namelijk niet geanalyseerd door het LEI:
voorkomen van overstromingen elders, ontwikkeling van de ecologie en het landschap en het
verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast bestaan er bij de uitvoer van de
Ruggengraat een dertiental grote infrastructurele knelpunten (zie tabel 3.2), welke de kosten
van de aanleg van de Ruggengraat zullen vergroten. Zoals al blijkt bestaat er enerzijds een
onzekerheid over de kosten van de Ruggengraat, maar daarnaast ook een onzekerheid over de
opbrengsten van de Ruggengraat. Waar geen onzekerheid over bestaat, is het project rond het
randmeer in de Noordoostpolder. Dit randmeer wordt namelijk niet uitgevoerd. In deze categorie
zal niet verder worden ingegaan op deze onzekerheid, maar in hoofdstuk 4; analyse
categorieën, zal deze onzekerheid uitvoerig aan de orde komen.
Wanneer er nu wordt ingezoomd in een deelgebied, is het proefproject in Olst-Wesepe een
voorbeeld van de economische gevolgen voor de boeren [Alterra, 2002]. Er is voor de boeren
gekozen, omdat het grootste deel van het traject over landbouwgebieden gaat, en de
bebouwing zo veel mogelijk ontzien wordt bij het bepalen van het traject van de Ruggengraat
[Feijen, 2004].
Voor de economische gevolgen van de boeren, is in dit deelgebied (wat overigens niet deel uit
zal maken van de Ruggengraat, maar wel vergelijkbaar is met de landbouwgronden rond de
Ruggengraat in Overijssel) onderzoek gedaan naar de combinatie van landbouw met water,
landschap en natuur. Dit onderzoek sluit dus aan bij de opmerking in de subcategorie landbouw
uit de categorie gebied over ‘groene’ (landschap en natuur) en ‘blauwe’ (water) diensten. De
doorgerekende alternatieve bedrijfsvormen realiseren alledrie een beter gezinsinkomen dan
een overeenkomstig traditioneel bedrijf [Alterra, 2002]. Op deze manier wordt dus én het
landschap en de ecologie ontwikkeld én worden de boeren gecompenseerd voor de afname
van hun productiecapaciteit.
Kansen en knelpunten
Een kans bestaat er bij het verspreiden van de recreatie. Op dit moment is de recreatie erg
geconcentreerd rond de Vecht ter hoogte van Ommen. Door het bieden van extra
recreatiemogelijkheden worden dit gebied ontlast en zal er toch een economische ontwikkeling
plaatsvinden. Daarnaast zal de verspreiding van de recreatie ook voor knelpunten zorgen. Ten
noorden van de Vecht loopt de Ruggengraat langs een paar natuurgebieden (Wieden en
Weerribben). Een toename van de recreatie op deze plaatsen kan negatieve gevolgen hebben
voor zowel de natuur als de waterkwaliteit. In figuur 3.8 zijn de gebieden aangegeven waar
recreatie en wonen gestimuleerd zal kunnen worden (groen) en waar dit niet moet gebeuren
(rood).
Onzekerheid
Onzekerheid bestaat over de ontwikkeling van de woonvormen, zoals deze beschreven zijn in
bovenstaande tekst. Drijfhuizen en wonen op palen kunnen toekomstbeelden blijven, maar door
de aanleg van de Ruggengraat kunnen deze woonvormen verder ontwikkeld worden, waardoor
de haalbaarheid van de Ruggengraat vergroot wordt.
Conclusie
De komst van de Ruggengraat zal een toename van de recreatie betekenen. Gevolg van deze
toename is een toename van de werkgelegenheid en het vergroten van de inkomsten van de
winkeliers. Daarnaast zal het gebied rond de Ruggengraat waardevoller worden, waardoor
meer mensen zich gaan vestigen in het gebied; het zogenaamde ‘wonen aan het water’.
Daarnaast kunnen de boeren hun gezinsinkomen vergroten door over te stappen door hun
landbouw activiteiten te combineren met het onderhoud van het landschap, het ontwikkelen van
de natuur of het bergen van water op hun landbouwgrond [Alterra, 2002].
Kansen op het gebied van recreatie bestaan er bij het verspreiden van de recreatie langs het
traject. Wanneer deze recreatie zich gaat verplaatsen richting natuurgebieden (zoals de
Weerribben en Wieden) veranderd deze kans in een knelpunt, vanwege de negatieve gevolgen
voor de natuur en de waterkwaliteit. Een onzekerheid bestaat er over de ontwikkeling van
alternatieve bouwmethoden, zoals wonen op palen en drijfhuizen. Door het vrij gebleven terrein
te combineren met functies (zoals natuur, recreatie, waterberging), kan de bouwmethode
rendabeler worden dan het traditioneel bouwen [Nolet, 2003].
In document
Haalbaarheidsstudie Ruggengraat Oost-Nederland
(pagina 32-35)