• No results found

Selectieve preventie

Selectieve preventie richt zich (ongevraagd) op individuen of een subgroep uit de bevolking bij wie de kans op het ontwikkelen van een gezondheidsprobleem aanzienlijk groter is dan gemiddeld. Er zijn echter nog geen problemen opgetreden.

Mensen worden actief opgespoord en zonodig toegeleid naar de zorg. Het doel van selectieve preventie is de gezondheid van risicogroepen in stand te houden en te bevorderen zodat de ziekte zich niet openbaart, of pas later. Dit gebeurt hoofdzakelijk door het uitvoeren van specifieke lokale, regionale of landelijke preventieprogramma’s.

De meeste van dit type preventieactiviteiten vallen eveneens onder de verantwoordelijkheid van de publieke gezondheidszorg, bijvoorbeeld het nationale programma voor de opsporing van mensen met hypercholesterolemie.

Disciplines in de eerste lijn zijn echter ook betrokken, bijvoorbeeld in de campagne ‘Kijk op Diabetes’ gericht op vroegtijdige opsporing van mensen met (onbekende) diabetes en mensen die een groot risico lopen om op korte termijn diabetes te ontwikkelen.

Verder worden mensen met een hoog risico op ziekte in de eerste lijn voornamelijk benaderd via individuele casefinding tijdens consulten of door screening van de patiëntenpopulatie in de praktijk, zoals in het hoog risicomanagement op hart- en vaatziekten gebeurt. Zo wordt in de huisartsenpraktijk aan Hindoestanen vanaf 35 jaar een bloedsuikerbepaling aangeboden vanwege het hoge risico dat deze groep loopt op het krijgen van diabetes mellitus. NHG-standaarden en richtlijnen van andere disciplines, zoals het KNGF en de VvOCM, voorzien vervolgens in adviezen over zorg inclusief leefstijladviezen.

De samenwerking met landelijke programma’s, GGD, thuiszorgorganisaties,

arbeidsfysiotherapeuten en bedrijfsartsen komt bij selectieve preventie duidelijk in beeld omdat deze disciplines mensen met risico op ziekte kunnen toeleiden naar professionals in de eerste lijn voor individuele behandeling en advisering. Selectieve preventie vormt een overgangsgebied van collectieve preventie naar individuele preventie.

Geïndiceerde preventie

Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die beperkte symptomen van een bepaalde aandoening hebben. Er is dus een sterk verhoogd risico op ziekte of een beginnend probleem.

Geïndiceerde preventie is daarmee vooral gericht op mensen die zich presenteren met een klacht in de eerstelijnspraktijk of die door casefinding worden opgespoord. Het doel is het ontstaan van de ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door interventie en behandeling.

Voorbeelden uit de eerste lijn zijn de behandeling van verhoogde bloeddruk of verhoogd cholesterol om hart- en vaatziekten te bestrijden. Ook interventies in de vorm van gedrags- en

leefstijlverandering vallen onder geïndiceerde preventie, zoals de Minimale Interventie Strategie (MIS) stoppen met roken of de BeweegKuur. Ook uitstel van medicamenteuze behandeling van Diabetes Mellitus Type 2 door gewichtsreductie is een algemeen bekend voorbeeld van de rol van gedragsverandering en dus leefstijladvisering in het voorkomen van ziekte. Het bevorderen van een gezonde leefstijl of vermindering van risicofactoren kan zich beperken tot individuele advisering en behandeling, al dan niet op verwijzing. Het kan ook in groepen plaatsvinden, zoals in de praktijk van de oefentherapie, fysiotherapie en diëtisten al gebeurt. Voor de huisartsenpraktijk is het

PreventieConsult in ontwikkeling. Dit wordt een instrument waarmee de huisarts een onderbouwd preventieaanbod kan geven aan patiënten (bepaalde doelgroepen) die daarvoor in aanmerking komen.

Ook in individuele behandeling en advisering zijn de NHG-standaarden en richtlijnen voor disciplines in de eerste lijn (KNGF, VvOCM) leidend. Deze standaarden en richtlijnen zijn voor het merendeel ziektegerelateerd. In de eerste lijn zijn sinds een paar jaren ook enkele LESA’s (Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak) in gebruik, zoals ‘Diabetes mellitus type 2’. Dit zijn multidisciplinaire richtlijnen die aanbevelingen bevatten over de samenwerking tussen betrokken disciplines. Afhankelijk van de lokale situatie worden de adviezen verder aangescherpt.

Het CVZ ziet geïndiceerde preventie als een onderdeel van te leveren zorg indien die voldoet aan de criteria voor verzekerde zorg in de Zorgverzekeringswet (7).

Zorggerelateerde preventie

Zorggerelateerde preventie ten slotte richt zich op mensen die al een aandoening hebben volgens de gangbare criteria, bijvoorbeeld opgenomen in ICPC. De preventieve acties zijn vooral gericht op het voorkomen van co-morbiditeit, complicaties en/of beperkingen. Het doel van zorggerelateerde preventie is het individu te ondersteunen bij zelfredzaamheid, ziektelast te reduceren en ‘erger’ te voorkomen.

Voor een deel valt deze vorm van preventie onder de verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld verpleeghuizen, revalidatiecentra en specialistische zorg. In toenemende mate draagt ook de eerste lijn zorg voor chronisch zieken als het gaat om vervolgbehandeling, adviezen bij het leren omgaan met de ziekte en trainingen om vaardigheden aan te leren. Het gaat dan vooral om hartrevalidatie, behandeling van obesitas, diabetes, COPD, spierziekten en revalidatie na een CVA.

Ook deze vorm van preventie valt volgens het CVZ onder de verzekerde zorg geregeld in de Zvw of AWBZ, bijvoorbeeld revalidatie na een hartinfarct of kanker, gebruik van steunkousen of spuitinstructie voor mensen met diabetes.

‘Lijf en brein’

• Heeft u pijn? Waar, wanneer?

• Heeft u andere klachten?

Welke, wanneer?

• Waar hangen uw klachten mee samen? Heeft u daarin een patroon ontdekt?

• Wat doet u wanneer uw klachten ernstig zijn? Heeft u zelf oplossingen?

• Wat zijn uw bezigheden overdag?

• Wat lukt wel / wat lukt niet door pijn of alleen met veel inspanning?

• Gebruikt u hulpmiddelen?

Welke?

• Welke activiteit /bezigheid wilt u gaan proberen, ondanks uw klachten?

• Hoe is de gezondheid van uw gezinsleden?

• Woont u naar uw zin?

• Wie neemt uw dagelijkse taken/bezigheden van u over als u die niet kunt doen vanwege uw klachten?

• Zijn er belemmeringen ‘van buiten af’ voor activiteiten die u graag wilt doen?

• Hoe ervaart u uw gezondheid?

• Heeft u andere ziekten/

aandoeningen?

• Kunt u zich activiteiten herinneren die u vroeger heel leuk vond?

• Hoe komt het dat u die nu niet doet? (vanuit uzelf )

• Wilt u de voorgestelde aanpak/activiteit proberen (stadium gedragsverandering)?

• Zijn er dagelijkse bezigheden of hobby’s die u niet doet door uw klachten?

• Welke bezigheden gaan u wel goed af?

• Heeft u werk buitenshuis?

• Volgt u een opleiding of cursus?

• Verzorgt u iemand anders, doet u vrijwilligerswerk?

• Bent u actief lid van een vereniging?

Bron: Nederlands Paramedisch Instituut , NPi Kenniscentrum Paramedische Zorg

| 6.6 ICF-schema met voorbeeldvragen

Aandoening(en), ziekte(n), letsel(s)

Een projectplan bevat de volgende onderdelen:

context: aanleiding en achtergrond om met het vernieuwde zorgaanbod (leefstijladvisering) te gaan werken

doelgroep: korte beschrijving van de groep en de kern van het probleem, en van de omgeving van de groep

doelen van het project (SMART geformuleerd): algemeen en op de lange termijn naast specifiek en voor het eerste half jaar

samenwerkingspartners: bestaande en nieuwe partners, taken en rollen

beoogde resultaten over een bepaalde periode

activiteiten om benoemde doelen en resultaten te behalen

financiën: wijze van financiering en begroting

planning: overzicht van het tijdpad van de verschillende activiteiten

Gebaseerd op bijlage 6 in: Communities in Beweging, Handboek. NISB, 2007.