• No results found

e. Biologische landbouw

In document Ruimte voor de toekomst (pagina 30-33)

Ten behoeve van een meer gezond voedselpakket en de vraag naar biologische geteelde producten dient de teelt en de afzet hiervan te worden bevorderd.

Voor het verkrijgen van evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt, bij een redelijk niveau van de prijzen is het noodzakelijk de totale productie-capaciteit van de land­ bouw te verminderen. Het blijvend uit productie-nemen van landbouwgronden moet daarom worden gestimu­ leerd. het toekomstperspectief voor agrarische bedrijven is afhankelijk van milieuvriendelijke productiemethoden en van natuurproductie en landschappelijk behoud. Vooral het veiligstellen van veenweidegebieden en landschappe­ lijke openheid zijn een deeltaak van de agrariër geworden. Het is in veel streken zinvol de boeren tegen een vergoe­ ding te betrekken bij het behoud van natuur- en land­ schapswaarden, zowel op hun eigen gronden als daarbui­ ten. In afwijking van het huidige stelsel met kortlopende beheersovereenkomsten, dient dit, voor wat betreft aan­ passingen in de bedrijfsvoering, te geschieden door het sluiten van overeenkomsten. Extensivering, bosaanleg en natuurproductie door boeren kan, naast aankoop door de overheid, het areaal en de kwaliteit van natuur en milieu vergroten. Waar milieudoelstellingen niet worden gehaald dienen boeren sociaal verantwoord te worden uitgekocht. Voor het beheer van de landelijke gebieden, met inbegrip van het waterhuishouden, is een door de overheid ge­ stuurd Ruraal Beleid geboden, waarin de verschillende be­

langen en gebruiksvormen in onderlinge samenhang wor­ den geregeld.

De pachtwet moet worden herzien en worden ontdaan van de eenzijdige bepalingen die alleen zijn gericht op de agrarische belangen en de bescherming van de pachter. De bosbouw voor productie van hout en vezel is een vorm van landbouw, geen natuurbeheer. Het Nederlandse be­ leid zal, In het raam van dat voor de gehele EU, meer pro­ fessioneel worden.

Taakstelling, organisatie, instelling, personele bezetting en politieke leiding van het Ministerie van Landbouw, Na­ tuurbeheer en Visserij zijn toe aan grondige herziening, Het instituut van de PBO in de landbouw is eveneens daar aan toe, De giftige stoffen die worden gebruikt In de land­ en tuinbouw, door volkstuinders en bezitters van andere soorten tuinen, door gemeentelijke plantsoendiensten en andere overheidsinstellingen, welke stoffen gewoonlijk worden aangeduid als gewasbeschermingsmiddelen, loof- doders en onkruidverdelgers, dienen niet langer vrij te ver­ kopen en te kopen te zijn. Zij moeten slechts worden vers­ trekt door geregistreerde, bevoegde personen, die een opleiding in toxologie hebben en die verplicht zijn van elke leverantie boek te houden, met inbegrip van naam en adres van de koper en het beoogde doel van het gebruik. Dieren hebben een intrinsieke waarde en dienen respect­ vol en waardig behandeld te worden. Uitbreiding van alle vormen van bio-industrie is niet gewenst. Mede in EG ver­ band moet voortdurend aandacht worden gevraagd voor de naleving en de verdieping van de Europese richtlijnen met betrekking tot het welzijn van dieren bij transporten bij huisvesting in de intensieve veehouderij en de bio-in­ dustrie.

VI. Volkshuisvesting

De overheid heeft ervoor te zorgen dat de woningmarkt toegankelijk is voor iedereen, dat schaarsten op die markt worden opgeheven, dat er zo zuinig mogelijk wordt om­ gegaan met grondstoffen en energie en dat de woning­ voorraad zorgvuldig wordt beheerd.

Onverlet ieders eigen verantwoordelijkheid is volkshuisves­ ting een overheidstaak die vooral bestaat uit het scheppen van mogelijkheden voor elk individu om in zijn huisvesting te voorzien. Van de overheid wordt bijzondere aandacht gevraagd voor die groepen in de samenleving, die dat niet, of onvoldoende kunnen. Voor personen met de laag­ ste Inkomens moeten voldoende goedkope woningen be­ schikbaar komen door het bevorderen van de doorstro­ ming en door een distributiebeleid voor vrijkomende goedkope woningen. De doorstroming wordt allereerst op gang gebracht door het verlenen van voldoende

vergun-ningen voor de bouw van wovergun-ningen voor de midden en hogere inkomens. Het distributiebeleid van woningen con­ centreert zich op de goedkope woningvoorraad. De markt voor duurdere woningen wordt volledig geliberaliseerd. Niettemin is het instrument van de doorstromingsheffing naar verwachting onmisbaar.

De volkshuisvesting kan het beste regionaal worden aan­ gepakt. Het aangewezen beleidsinstrument daartoe is een regionaal volkshuisvestingsplan dat in beginsel gebaseerd moet zijn op de woonbehoefte van de consumenten. In het huisvestingsplan worden doelstellingen geformu­ leerd inzake de differentiatie naar prijs en kwaliteit van de bestaande en toe te voegen voorraad. Ook binnen wijken dient de voorraad zo gedifferentieerd mogelijk opge­ bouwd te zijn. Planning van nieuwbouw, renovatie, be­ heer en onderhoud, evenals het beleid inzake vernieuwing van oude stadsdelen en na-oorlogse wijken moeten erin zijn vastgelegd. Ook de rol van de woningcorporaties moet in een huisvestingsplan worden geformuleerd. Zij kunnen worden ingezet ten behoeve van een relatief brede doelgroep, maar het zwaartepunt moet blijven lig­ gen bij de lagere inkomensgroepen. Het stadsvernieu­ wingsbeleid moet als adequaat sturingsinstrument worden ingezet om problemen in de steden aan te pakken. Gezien de te verwachten bevolkingsgroei, het gegeven dat stads­ vernieuwing een permanent proces is en de zich uitbrei­ dende structurele problemen, is eindigheid niet reëel. Zowel in de goedkope als in de middenklasse en de duur­ dere sectoren kan de rol van een overheid in het plan wor­ den beperkt tot het scheppen van bouwmogelijkheden, de bereikbaarheid van de voorzieningen en het op peil hou­ den van de kwaliteit van de openbare ruimte.

De prijs van het wonen wordt dan een weerspiegeling van de kwaliteit van het aanbod waarbij de huurprijs overeen­ komt met de marktprijs. Voor de laagste inkomensgroepen is de marktprijs vooralsnog alleen op te brengen met be­ hulp van individuele huursubsidie. Door middel van een effectieve woningdistributie ten behoeve van deze groe­ pen kan het met dit Instrument gemoeide budget geleide­ lijk worden verlaagd. In het woonrulmteverdelingssysteem dient het eigen initiatief en de eigen keuzemogelijkheid van de woningzoekenden centraal te staan. Het 'Delftse systeem'* kan hierbij als voorbeeld dienen.

Het ruimtelijke ordeningsbeleid dient de voorwaarden te scheppen waarbinnen de volkshuisvestingsdoelelnden kunnen worden bereikt. Nu bekend is dat de woningbe­ hoefte groter is dan voorzien, zullen nog meer inspannin­ gen moeten worden verricht om voldoende lokaties tijdig beschikbaar te krijgen. Dit vraagt om een scherpere priori­ teitsstelling binnen de volkshuisvesting. Woningsubsldlere- gelingen moeten worden afgeschaft.

Eigen woningbezit is een effectief middel gebleken om verval van woningen en buurten tegen te gaan en blijft daarom gewenst. Stimulering kan alleen plaatsvinden bij beschikbaarheid van voldoende koopwoningen en een

goed financieel garantiebeleid.

Ouderen hebben recht op zelfstandig wonen, zolang zij daartoe in staat zijn. Mede met het oog op de groeiende omvang van de groep ouderen in de samenleving dient de behoefte aan ouderenwoningen, wooncomplexen waar men zorg kan bieden, en woningaanpassingen uitdrukke­ lijk te zijn opgenomen in het volkshuisvestingsplan. In het aanbod van woonzorgdiensten is voor een niet in­ gewijde nauwelijks de weg te vinden. Dit aanbod moet zo worden ingericht dat de cliënt terecht kan op één adres, waar de coördinatie van wonen, zorg, indicatie en dienst­ verlening plaatsvindt.

VII. Ruim telijke

O rdening

Binnen een gezond en veilig leefmilieu helpt ruimtelijke or­ dening levensomstandigheden te maken waarin - naar het ideaal van D66 - mensen zich, zowel individueel als geza­ menlijk, naar eigen Inzicht kunnen ontplooien in sociaal, cultureel en economisch opzicht. Een ruimtelijke ordening die rekening houdt met duurzame ontwikkeling zal voor alles soberheid betrachten in het ruimtegebruik per inwo­ ner en per activiteit. Er moeten heldere keuzes worden ge­ maakt tussen gebieden waar verdichting en verzwaring van het gebruik van de ruimte nog mogelijk is en gebie­ den waar dat niet kan. Voorkomen moet worden dat - bij voorbeeld door hoge kosten van bodemsanering en ver­ schil in grondprijzen -het beter gebruik maken van be­ staand stedelijk gebied wordt ontlopen en in plaats daar­ van de weg van de minste weerstand wordt gekozen: nieuwe claims op het buitengebied. Compacte steden zijn noodzakelijk voor vernieuwing van de economische basis, voor de werkgelegenheid, het draagvlak van voorzienin­ gen, het voorkomen van onnodig autoverkeer en een mi­ lieuvriendelijk ruimtegebruik. Er moeten daarom betere kansen worden gegeven aan verdichting en herinrichting van de stedelijke gebieden, o.a. door stimulering van dub­ bel grondgebruik*, door bevordering van openbaar ver­ voer en fietsverkeer, door ontwikkeling van stedelijke acti­ viteiten in stadsgewesten en door het afremmen van de bebouwing tussen de verstedelijkte gebieden in. Bij nood­ zakelijke uitbreidingen aan bestaande stedelijke gebieden krijgen gemeenten een voorkeursrecht voor grondaanko­ pen. Bij de groei van kleinere steden en dorpen - voorzo­ ver onvermijdelijk, dan wel passend binnen afgesproken taakstellingen - wordt als uitgangspunt gehanteerd dat deze wordt opgevangen binnen de bebouwde kom. Verbetering van bestaande baatbelastingsinstrumenten is noodzakelijk.

Veel steden danken hun aantrekkelijkheid mede aan een historisch centrum met monumentale gebouwen en fraaie parken. Behoud en herstel van deze culturele waarden zijn van wezenlijk belang, ook voor het creëren van een aan­ trekkelijk woon-, leef- en werkklimaat. Meer in het alge­ meen moet de belevingswaarde van de bebouwde en on­ bebouwde ruimte worden verhoogd door aandacht voor vormgeving en historische continuïteit.

Behoud, ontwikkeling en versterking van ruimtelijke diver­ siteit in landschappen is een fundamentele voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. De te verwachten inkrim­ ping van het areaal landbouwgrond biedt nieuwe moge­ lijkheden voor natuurontwikkeling. Daarnaast baart de af­ nemende leefbaarheid zorgen. Een gebiedsgericht beleid (gebaseerd op de kernbegrippen werkgelegenheid, be­

reikbaarheid en voorzieningen) zal volwaardige aandacht dienen te krijgen. Het ruimtelijk beleid moet zorgen dat die kansen zo goed mogelijk worden benut. In landelijke gebieden moeten de doelstellingen van natuurbeheer, duurzame landbouw, recreatie en andere activiteiten op regionale schaal in onderling verband tot ontwikkeling worden gebracht, te beginnen met akkerbouw- en zand- grondgebieden.

Een verkorting van de besluitvormingsprocedures in de ruimtelijke ordening is wenselijk, mits de rechten van de burgers gewaarborgd blijven. De wettelijke procedures dienen daarvoor zo te worden aangepast dat een demo­ cratisch gekozen orgaan na inspraak en na afweging en motivering van de ingekomen bezwaren beslist, waarna beroep openstaat bij de administratieve rechter.

In document Ruimte voor de toekomst (pagina 30-33)