• No results found

Dynamiek binnen individuele instituten

(European Space Agency) Quick Facts 2015

2.3.2 Dynamiek binnen individuele instituten

De instituten hebben zich in de loop der jaren op ver-schillende manieren verder ontwikkeld of aangepast. Wij onderscheiden hierin een aantal verschillende ca-tegorieën die hieronder aan de hand van voorbeelden verder belicht worden.

a. Verandering van onderzoekslijnen

AMOLF werd kort na de oorlog opgericht (toen nog

onder een andere naam) om het scheiden van uranium mogelijk te maken. Met de uitvinding van de ultracen-trifuge in 1953 was aan deze missie voldaan en besloot het instituut de koers te verleggen op zoek naar een nieuw vakgebied waarin het een pioniersrol kon vervul-len. Sindsdien stelt het instituut zich expliciet ten doel om nieuwe wetenschappelijke gebieden te initiëren en te ontwikkelen. Om dit te faciliteren worden bestaande onderzoekslijnen afgebouwd. Daarbij gaan de inmid-dels gevestigde hoogleraren over naar toonaange-vende universiteiten of onderzoeksinstituten. AMOLF heeft zo in de afgelopen twee decennia een aantal grote nieuwe onderzoeksgebieden op de kaart gezet: ‘Biofysica’, ‘Nanofotonica’, ‘Nanofotovoltaics’ en recent ‘Designer Matter’. De eerste drie hiervan zijn inmiddels uitgegroeid tot volwassen onderzoeksgebieden.

ASTRON richt zich sinds de oprichting in 1949 op

radioastronomie. In 2007 werd de missie aangepast en ging het instituut zich meer richten op laag- frequente radioastronomie en initieerde de bouw van de LOFAR-telescoop. Bij deze missieverandering werd het Optisch/IR lab afgestoten en organisatorisch ondergebracht bij onderzoekschool NOVA. Inmiddels speelt het instituut mede dankzij LOFAR een leidende rol in het toonaangevende internationale SKA-project. Het CWI richtte in de afgelopen jaren drie nieuwe onderzoeksgroepen op in veelbelovende, opkomende vakgebieden: ‘Life Sciences’ (2009), ‘Computational Imaging’ (2016) en ‘Machine Learning’ (2016). Eind 2015 richtte het CWI samen met de UvA en de VU het onder-zoekscentrum QuSoft op, gericht op de ontwikkeling van kwantumsoftware.

In de afgelopen tien jaar is de astrodeeltjesfysica integraal onderdeel van het wetenschappelijk pro-gramma geworden van Nikhef en is het aandeel in het totale portfolio gegroeid.

In reactie op maatschappelijke ontwikkelingen is

NSCR recent een nieuwe onderzoekslijn ‘Cyber-

criminaliteit’ gestart. Daarnaast is het NSCR een nieuw nationaal initiatief voor Empirical Legal Studies (2016) gestart waarin het instituut

samen-werkt met alle universiteiten en de rechtspraktijk om empirisch rechtswetenschappelijk onderzoek te bevorderen. NSCR is in 1992 opgericht als antwoord op de versnippering van het criminologisch onderzoek aan de universiteiten en om te waarborgen dat het funderend wetenschappelijk onderzoek op het terrein van criminaliteit en rechtshandhaving in Nederland zich verder ontwikkelt.

SRON heeft in 2013 haar wetenschappelijke

program-ma herijkt en, nadat al eerder het onderzoek naar het gravitatieveld van de aarde was gestopt, de hoge- en lage-energieastrofysica samengevoegd tot de pro-grammalijn astrofysica. Ook heeft SRON een nieuwe programmalijn opgericht die zich bezighoudt met de karakterisering van de atmosferen van exoplaneten, in nauwe samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden. In het kader van het technologieprogramma van SRON is een nieuwe samenwerking met de faculteit EWI van de TU Delft opgezet.

Ook de KNAW-instituten stellen geregeld hun onder-zoeksprogramma bij op grond van wetenschappelijke of maatschappelijke ontwikkelingen. Hierbij benut-ten de institubenut-ten het advies vanuit internationale evaluaties. Geregeld heeft dit ook geleid tot reorgani-saties bij instituten. De focus van de (inter)nationale subsidieprogramma’s spelen hierin mee. De geestes-wetenschappelijke instituten van de KNAW hebben steeds sterker de nadruk meer op onderzoek gelegd en

hebben de laatste jaren een verandering ingezet in de richting van digital humanities.

De verhuizing van Huygens ING van Den Haag naar Amsterdam en de clustering van het Huygens ING met het Meertens en het IISG in het KNAW Humanities Cluster zal begin 2017 voltooid zijn. Het cluster heeft als inzet om de onderzoekslijnen van de drie instituten te verbinden.

Het CBS heeft zijn onderzoekslijn de afgelopen jaren sterker op toepassingen gericht. Het samenbrengen van het NIOO-onderzoek in één gebouw heeft nieuwe habitat-overstijgende onderzoeksthema’s mogelijk gemaakt. Het duurzame gebouw heeft een proeftuin-functie voor ecotechnologie mogelijk gemaakt (hergebruik van afvalwater, finalist Nationaal Icoon ‘poep is goud’ project).

Het Hubrecht Instituut heeft met de Universiteit Utrecht het Prinses Maxima Centrum voor kinder- oncologie opgericht.

Het NIDI heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Rijksuniversiteit Groningen waarmee ingespeeld zal worden op de thema’s ‘duurzame samenleving’ en ‘gezond ouder worden’ van de univer-siteit.

De Fryske Akademy is zijn onderzoekstaak aan het versterken.

Portfolio-evaluatie van de nwo- en knaw-instituten • nulmeting 2016

43

Huygens ING • geschiedenis van Nederlandse literatuur en wetenschap

IISG • geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen

KITLV • Zuidoost- Azië en de ‘Nederlandse’ Cariben

b. Versterken van samenwerking met bedrijfsleven en maatschappij

Veel van de NWO- en KNAW-instituten onderhouden uitstekende banden met (industriële) bedrijven en/ of maatschappelijke organisaties. Opvallend daarbij is dat de NWO-instituten er ook goed in slagen de brug te slaan naar het midden- en kleinbedrijf. Vooral bij de ontwikkeling van instrumentatie is deze band sterk: grote complexe infrastructuur vereist vaak uiterst geavanceerde apparatuur die in nauwe samenwer-king met onderzoekers moet worden ontwikkeld. Ook kleinere hightech bedrijven spelen hier goed op in. De ontwikkeling en bouw van LOFAR (onder leiding van ASTRON), die van cruciale onderdelen voor het ATLAS-experiment bij CERN (onder leiding van Nikhef) werden in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven uitgevoerd. NIOZ werkt in het Netherlands Maritime ConsortiUm for environmental Science & Techno-logy samen met primair op toegepast zeeonderzoek gerichte grote Nederlandse partners IMARES, Deltares, MARIN en TNO maritiem & offshore. De geavanceerde apparatuur die SRON met andere partijen ontwikkelt, wordt actief gevaloriseerd om toepassingen buiten de ruimtevaart te stimuleren. Ook AMOLF en DIFFER hebben meerdere industriële partnershipprogramma’s waarin grote internationale bedrijven (zoals Unilever, Fujifilm, Philips, ASML) belangrijke bijdragen leveren aan fundamenteel onderzoek op voor hen relevante vakgebieden. De oprichting van ARCNL vanuit AMOLF samen met ASML is te zien als een extreme vorm van zo’n industriële partnership.

Instituten genereren zelf ook nieuwe bedrijvigheid. Extra aandacht voor spin-off-mogelijkheden bij het CWI heeft de afgelopen jaren geleid tot zes nieuwe

start-ups. FOM richtte in 2011 de Holding P2IP op voor het beheer van twee start-ups vanuit Nikhef. In 2012 werd daarbij ook een AMOLF-start-up ondergebracht en in 2013 nog twee nieuwe door Nikhef voortgebrachte start-ups. In 2014 is in samenwerking met CERN het Business Incubation Center opgericht. In 2014 zette

NIOZ via een nieuwe holding de onafhankelijke

have-nentiteit NIOZ Haven B.V. op, die de Texelse haven met omliggende terreinen commercieel exploiteert. Het ondernemerschap van instituten zien we niet al-leen terug in het opzetten van nieuwe bedrijven, maar ook in de oprichting van nieuwe kenniscentra. ARCNL is al genoemd. Het NIOZ richtte in de afgelopen jaren twee nieuwe kenniscentra op: het ‘Netherlands Deep Sea Science & Technology Centre’ en later het ‘Wadden Systems Research Centre’. Het zijn beide virtuele, mul-tidisciplinaire eenheden waar bedrijven en overheden toegang kunnen vinden tot de bij verschillende NIOZ-afdelingen aanwezige kennis. SRON ontwikkelde in 2014 samen met de Provincie Groningen en de Rijksuni-versiteit Groningen de zogeheten ‘Deal van het Noor-den’ om de hightech bedrijvigheid in Noord-Nederland een impuls te geven. Ook zette SRON met steun van de Provincie Gelderland een ‘Smart Space Cluster’ op voor innovatieve maatschappelijke toepassingen van ruim-tevaarttechnologie. NSCR richtte recent het ‘Crimelab’ op waarbinnen samen met private partijen de nieuw-ste technologieën worden toegepast om vernieuwend misdaadonderzoek te doen. Met de oprichting van het ASTRON & IBM Center for Exascale Technology coördi-neert ASTRON nu het mkb-gebruikersplatform. De KNAW instituten werken behalve met het bedrijfs-leven vooral ook samen met maatschappelijke organi-saties en overheden. Een aantal KNAW-instituten heeft

Meertens Instituut • Nederlandse taal en cultuur

Nederlands Herseninstituut • functioneren van het brein

NIAS • geestes- en sociaal- wetenschappelijke fellowships

door hun aard minder banden met het bedrijfsleven. De geesteswetenschappelijke instituten hebben meer samenwerkingen met maatschappelijke organisaties, zoals in de erfgoedwereld, terwijl een instituut als het

NIOD vanaf de oprichting in 1945 een prominente

pu-blieke rol vervult. DANS werkt samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek en diverse organisaties in de wereld van datamanagement. De levenswetenschap-pelijke instituten hebben vooral samenwerking door middel van publiek-private partnerships (PPP). Zo is

NIOO bijvoorbeeld coördinator van een PPP-project via

het ‘Bill en Melinda Gates’-fonds waarbij ook het CBS (Centraalbureau voor Schimmelcultures) is aangeslo-ten. Verder participeren NIOO en CBS in BE-Basic, een internationaal PPP dat industriële ‘biobased’ oplossin-gen ontwikkelt voor een duurzame maatschappij. Het

CBS doet soms rechtstreeks onderzoek op verzoek van

bedrijven. Het Hubrecht Instituut en het Nederlands

Herseninstituut kennen meerdere spin-offs en

start-ups. In de versterking van de banden met bedrijfsleven en maatschappij zoekt de KNAW naar valorisatie van wetenschappelijke resultaten met behoud van de eigen wetenschappelijke onafhankelijkheid.

c. Versterken van de banden met de universiteiten

De verbintenissen tussen instituten en universiteiten zijn in de afgelopen jaren nog verder toegenomen, geïntensiveerd of vernieuwd. Door zulke samenwer-kingsverbanden blijken de deelnemers gezamenlijk meer waarde te kunnen creëren dan ieder voor zich. Dit beleid (KNAW noemt dit de formule ‘1+1=3’) zal de komende jaren worden voortgezet.

Een voorbeeld is het Hubrecht Instituut dat een formele samenwerking is aangegaan met het UMC Utrecht. Een ander voorbeeld is het NIDI, waarvoor de KNAW een formele samenwerkingsrelatie met de Rijksuniversiteit Groningen is aangegaan. Het KITLV is ingebed in een meerjarig samenwerkingsverband met de Universiteit Leiden. NSCR heeft in 2016 de formele samenwerking met de VU vernieuwd. Het Nikhef is een schoolvoorbeeld van hoe een instituut nationale samenwerking kan vormgeven. Het is in zichzelf al een samenwerking tussen universitaire partners en NWO/ FOM. In 2016 werd het samenwerkingsverband uitge-breid met een vijfde universitaire partner (RUG). Via dit samenwerkingsverband kan de Nederlandse weten-schap optimaal gebruikmaken van het Nederlandse lidmaatschap van CERN. Ook ARCNL en het Spinoza

Centre for Neuroimaging zijn in opzet universitaire

samenwerkingsverbanden (binnen ARCNL participeert bovendien het bedrijf ASML).

Nationaal gecoördineerd onderzoek vindt deels plaats in gezamenlijke onderzoeksscholen, zoals de onder-zoeksschool SAF (met Nikhef) en NOVA (met ASTRON en SRON). Andere vormen van nationale samenwerking

zijn het beheer van gezamenlijke faciliteiten (bijvoor-beeld Amsterdam NanoCenter met AMOLF). Sinds 2014 werkt het CWI op het gebied van data science samen met de UvA, VU en de HvA binnen Amsterdam Data Science (ADS). SRON heeft het voornemen om te verhuizen naar het Amsterdam Science Park om op deze locatie samen met UvA en VU een gedeelde huisvesting te realiseren voor technische faciliteiten.

DIFFER is met zijn relocatie naar een nieuw

onderzoek-gebouw op de TU/e-campus een nauwe samenwerking aangegaan met de TU Eindhoven.

Het NIOZ sloot begin 2015 een overeenkomst met de Universiteit Utrecht voor verregaande samenwerking op het gebied van onderzoek, faciliteiten en onderwijs. Daardoor kunnen topwetenschappers en onderzoeks-groepen over en weer gebruikmaken van elkaars labo-ratoria en van andere faciliteiten. Hiermee wordt de internationale uitstraling van het Utrechtse onderzoek op het betreffende gebied versterkt en kan het NIOZ nieuwe onderzoeksvelden ontwikkelen die het mariene onderzoek in Nederland versterken.

Een aanzienlijk deel van de onderzoeksstaf van de instituten heeft inmiddels een aanstelling als (bijzon-der) hoogleraar aan een universiteit. Deze leerstoelen zorgen voor intensivering van de relaties tussen de instituten en universiteiten. Het CWI heeft dusdanig veel uitwisseling en doorstroom van personeel naar de universiteiten dat het grootste deel van de Neder-landse hoogleraren wiskunde en informatica op enig punt in hun carrière aan het CWI verbonden is ge-weest. Op dezelfde manier is vanuit AMOLF een grote hoeveelheid vooraanstaande fysische hoogleraren naar Nederlandse universiteiten doorgestroomd.

d. Versterken van de nationale rol

Veel instituten hebben in de afgelopen jaren hun nationale rol zien toenemen. De versterking van de nationaal coördinerende rol van Nikhef door toetreding van de RUG tot het samenwerkingsverband werd al genoemd. Het CWI heeft een veel centralere nationale rol gekregen via de huisvesting van het landelijk Platform Wiskunde Nederland (PWN) en een groep wiskundeorganisaties en -stichtingen. DIFFER breidt actief het nationaal netwerk van energieonderzoek uit door de verbinding te zoeken met universitaire focusgroepen op het gebied van energieonderzoek, de organisatie van workshops en het opzetten van het Computational Center for Energy Science met de TU/e. Ook ARCNL breidt zijn nationale rol uit. Het doet dat via nieuwe universitaire samenwerkingen en via de organisatie van internationale workshops en conferen-ties. ASTRON vormt met alle betrokken universitaire groepen het SKA-NL consortium. Het consortium bereidt met subsidie uit de roadmap call (2014) de Nederlandse deelname aan het SKA-design voor. NSCR

brengt met twee in 2016 gestarte nationale initiatieven ‘Empirical Legal Studies’ en ‘Cybercrime: the human factor’ universitaire onderzoekers en andere stakehol-ders samen, jaagt zo inhoudelijke vernieuwing van het onderzoek na en werkt voor beide onderwerpen toe naar een nationale onderzoeksagenda.

Voor de verdere ontwikkeling van digital humanities heeft de KNAW in 2011 de KNAW e-Humanities Group voor de duur van vijf jaar opgericht. Doel van de e-Humanities Group was de samenwerking tussen de instituten en met de universiteiten op dit terrein te stimuleren en te faciliteren. In 2012 heeft het bestuur van de KNAW vervolgens besloten substantieel te gaan investeren in de geesteswetenschappelijke instituten. Het doel van het vernieuwingsprogramma is het stimu-leren van de onderlinge samenwerking, het verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en het aantrekken van jong (internationaal) talent. Dit gebeurt onder anderen via majeure investeringen in een informatie-technologische infrastructuur voor onderzoek

(e-huma-nities). In dit kader zijn het Huygens ING, het Meertens Instituut en het NIAS medio 2016 gezamenlijk

gehuis-vest in de directe nabijheid van de geesteswetenschap-pelijke campus van de Universiteit van Amsterdam en vormen ze samen met het IISG het KNAW Humanities

Cluster. Parallel hieraan is CHAT (Centre for Humanities and Technology) van een Amsterdams initiatief onder

leiding van de KNAW uitgegroeid tot een landelijk vernieuwingsprogramma voor geesteswetenschappen. In dit programma participeren zes KNAW-instituten, alle universiteiten en het Netherlands eScience Center. Het nationale programma met als titel

eHumanities.NL bouwt voort op de investeringen

van de KNAW in e-humanities gedurende het laatste decennium.

Ook het in 2015 gestarte CLARIAH-project, gefinancierd uit de nationale roadmap voor grootschalige onder-zoeksfaciliteiten past in de geesteswetenschappelijke krachtenbundeling. In dit project spelen het Huygens

ING (penvoerder), het IISG en het Meertens Instituut

een vooraanstaande rol. CLARIAH is een onderzoe-kinfrastructuur die digitale applicaties en data voor onderzoekers in de geestes- en sociale wetenschap-pen op een duurzame en gebruikersvriendelijke wijze toegankelijk gaat maken ten behoeve van vernieuwend geesteswetenschappelijk onderzoek. Het CLARIAH-con-sortium bestaat uit meer dan veertig partners. Naast alle Nederlandse geesteswetenschappelijke onder-zoeksinstellingen zijn ook universiteitsbibliotheken, erfgoedinstellingen, (andere) publieke organisaties en bedrijven aangesloten.

e. Versterken van de internationale rol

Ook in internationale samenwerkingen is in de afge-lopen jaren de rol van de instituten toegenomen. We geven hier enkele voorbeelden. CWI werd in 2011 core partner in EIT Digital (een groot Europees programma op het gebied van innovatie in het domein van ICT) en CWI levert sinds 2016 de president van Informatics Europe. NSCR profileert zich sterk in Europa met een initiërende en coördinerende rol, bijvoorbeeld op het onderwerp ‘The human factor in cybercrime and ter-rorism’. NIOZ biedt Nederlandse zeeonderzoekers via deelname aan een internationaal uitruilsysteem voor onderzoeksschepen toegang tot hoogwaardige facili-teiten buiten Nederland. SRON is vanaf de oprichting een mondiaal opererend instituut en is mede richting-gevend in het Europese ruimteonderzoek.

De ‘Big Science’-instituten ASTRON, DIFFER, Nikhef en SRON participeren namens Nederland in grote Europese en mondiale projecten en ontwikkelen, be-heren of huisvesten ook zelf internationale faciliteiten.

ASTRON heeft, met het operationeel worden van LOFAR

in 2012 en de opbouw kort daarna van het NL-SKA Office en een SKA-NL consortium waarin alle universi-taire onderzoeksgroepen participeren, een belangrijke nationale coördinatierol voor de SKA (Square Kilometer Array) verkregen. Daarnaast heeft ASTRON met de toe-kenning van een Horizon 2020-subsidie (AENEAS, 2016) een coördinerende rol verworven bij de ontwikkeling van Science Data Centers voor SKA in Europa. Nikhef speelt in toenemende mate een centrale rol in een aantal prestigieuze experimenten bij CERN en ook bij-voorbeeld bij de analyse van de recent geobserveerde zwaartekrachtsgolven in het LIGO/Virgo consortium. De technologie voor het KM3NeT-project is voor een groot deel ontwikkeld op Nikhef. Betrokkenheid van

Nikhef bij de ontwikkeling van het internet heeft geleid

tot de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX), een van de belangrijkste knooppunten van het internet in de wereld, waarvan een van de drie vestigingen (‘colo-caties’) in het Amsterdam Science Park bij Nikhef is gevestigd. DIFFER levert met de Magnum-PSI faciliteit een unieke bijdrage aan het ITER-project en ontwikkelt kwalitatief hoogstaande meetinstrumenten en con-trolesystemen voor kernfusie-experimenten. SRON is

co-principal investigator van de imaging spectrometer

(X-IFU) aan boord van de satelliet Athena (belangrijk onderdeel van ESA’s Cosmic Vision-programma). Ook in het project TROPOMI levert SRON essentiële techno-logie voor de monitoring van luchtkwaliteit voor een aantal belangrijke satellieten.

Ook de KNAW-instituten hebben sterk ingezet op een internationale rol. Zo heeft het CBS met zijn wereldver-maarde schimmelverzameling een sterk internationale rol als expertisecentrum en in allerlei samenwerkings-verbanden. Het IISG is vanouds een internationaal instituut. Het verzamelt en analyseert, in nauwe

samenwerking met instituten en universiteiten in Europa en andere continenten, gegevens over sociaal en economische ontwikkelingen sinds 1500. Het NIOD geeft niet alleen leiding aan het nationale Netwerk Oorlogsbronnen (NOB), maar ook aan de European Holocaust Research Infrastructure (EHRI), een flagship

project van twintig internationale instituten. DANS

heeft niet alleen het internationale Data Seal of Appro-val ontwikkeld, maar speelt ook in Europa een centrale en erkende rol als het gaat om de duurzame toeganke-lijkheid van onderzoeksdata. De Fryske Akademy werkt via haar kenniscentrum Mercator samen met diverse instituten in Europa die gericht zijn op meertaligheid en minderheidstalen. Het Hubrecht Instituut is één van de vijf internationale partners van het toonaangevende European Molecular Biology Laboratory (EMBL) in Heidelberg. Het NIOO heeft een intensieve samenwer-king met Brazilië opgezet op het gebied van microbiële ecologie. Het KITLV is sterk verbonden met universitei-ten in Indonesië en de Cariben. Het NIDI is onder meer medeoprichter en partner in Population Europe, het netwerk van vooraanstaande Europese demografische instituten.

Portfolio-evaluatie van de nwo- en knaw-instituten • nulmeting 2016

47