• No results found

Duurzame warmtesystemen

In document Transitievisie warmte Gemeente Arnhem (pagina 39-43)

samen aan de slag

3. Stadsbrede aanpak

4.2.2 Duurzame warmtesystemen

De overstap naar een collectieve duurzame warmtevoorziening is op dit moment niet kostenneutraal en kent een onrendabele top. Een onrendabele top wil zeggen dat de investeringen, exploitatiekosten en opbrengsten over een bepaalde termijn niet kostenneutraal zijn. De onrendabele top wordt met name bepaald doordat de kosten van de aanleg van een warmtenet in de gebouwde omgeving erg hoog zijn in relatie tot de opbrengsten van de warmte levering (vastrecht en verbruikskosten). Op basis van landelijke en lokale ervaringen ligt tussen deze onrendabele top, naast de isolatie-opgave, tussen de €8.000 en €20.000 per woning.

Voorbeeld opbouw onrendabele top Elderveld Noord

Collectief warmtenet met restwarmte uit afvalwater van de rioolwaterzuivering aan de Drielsedijk.

Een systeem voor 804 woningen, waarvan 700 corporatiewoningen en 104 particuliere eigenaren.

De isolatie opgave 1 labelsprong, van C naar B: € 8.000,- per woning.

Kosten warmtenet (excl. BTW):

• Ontwerpen en aanleggen van het warmtenet: € 5.777.860

• Aansluiten van de woningen en gebouwen op het warmtenet: € 2.291.400 Totaal € 8.069.260

Financieringsbronnen:

• Eenmalige Bijdrage aansluitkosten (BAK) -> € 1.750 incl. BTW per woning, totaal circa € 1.400.000

• Ministerie BZK afdekken onrendabele top € 6.665.000 incl. BTW, is circa € 8.250 per woning.

• Het overige deel wordt gedekt uit warmtetarieven voor de levering van warmte over een periode van 30 jaar.

Voor de onrendabele top van de aardgasvrije projecten in de buurten Kronenburg en Elderveld-Noord hebben we een subsidie of bijdrage verkregen van respectievelijk de provincie en het Rijk. De gemeente draagt vanuit het klimaatfonds ook bij aan het afdekken van de onrendabele top.

Bij de overstap naar een individuele duurzame warmtevoorziening, bijvoorbeeld in de vorm van een warmtepomp gaat het om een investering tussen de € 8.000 en

€ 18.000 per woning. Verschillen worden met name bepaald door de capaciteit en bron van de warmtepomp (bodem of lucht) en of er nog aanpassingen nodig zijn aan het afgifte systeem (radiatoren) in de woning of het gebouw. Deze investering komt, net als bij een collectieve warmtevoorziening, bovenop de investering voor de benodigde isolatie en verdient zich niet in alle gevallen volledig terug.

4.3 Vervolg

De afgelopen jaren hebben we laten zien dat we met de Arnhemse wijkgerichte energietransitie succesvol zijn. Arnhem heeft een goede en fijnmazige samenwerking met de wijken. Dit zorgt ervoor dat we relatief snel in contact zijn met inwoners die zelf graag willen verduurzamen. En ook dat we snel kunnen ophalen waar inwoners van onze stad zich zorgen over maken. Met middelen uit het klimaatfonds hebben we financiële bijdragen van zowel provincie, Rijk en Europa gekregen waarmee we flinke investeringen hebben kunnen doen en onrendabele toppen kunnen financieren.

Deze samenwerking en manier van financieren zal de komende jaren ook nodig blijven.

We gaan van start op basis van de huidige begroting. Daarbij zullen we keuzes moeten maken omdat de gemeentelijke middelen, zonder bijdragen van met name het Rijk, onvoldoende zullen zijn om de volledige opgave te kunnen realiseren.

We willen de gemeentelijke regierol in de warmtetransitie, die ons in het Klimaat-akkoord is toebedeeld, goed invullen en het tempo van onze acties verhogen. Daarom vragen we, samen met de G40-steden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), van het Rijk stevige steun op de volgende zaken:

• Voldoende investerings- en uitvoeringsgelden voor gemeenten.

• Voldoende uitvoeringscapaciteit bij onze partners, zoals woningcorporaties, warmtepartijen, aannemers en installatiebedrijven.

• Adequaat instrumentarium, financieringsruimte en de juiste condities voor de grote investeringen – zowel in de verduurzaming als in de benodigde infrastructuur.

Bijvoorbeeld oplossingen voor de onrendabele top bij de aanleg van collectieve warmteoplossingen en voorfinanciering en overdimensionering van warmte- infrastructuur, ook wel vollooprisico genoemd.

• Aanvullende financiering en subsidies voor particulieren, huurders en VvE’s.

• Meer dwingende en richtinggevende instrumenten en bevoegdheden, die in het Klimaatakkoord al zijn afgesproken, maar nog onvoldoende of geheel niet zijn doorgevoerd. Denk hierbij aan de bevoegdheid tot beëindigen van aardgaslevering door gemeenten -na gereedkomen van betaalbare, alternatieve warmtevoorziening-, spelregels voor collectieve warmtenetten (Wet Collectieve Warmte) en de inzet van de standaard- en streefwaarden voor versnelling van isolatie van bestaande woningen.

Het verduurzamen van woningen en gebouwen naar aardgasvrij of energieneutraal is vooralsnog onvoldoende rendabel en/of financierbaar bij de huidige aardgastarieven.

Bij stijging van deze tarieven, zoals recent het geval is, ontstaat een snellere terug-verdientijd. Bij stijgende tarieven moeten we wel goed in de gaten houden welk gevolg dit structureel heeft voor mensen die (nog) niet mee kunnen komen.

De warmteprijzen zijn via wetgeving gekoppeld aan de aardgasprijzen. De instand-houding van deze koppeling zal leiden tot hogere energierekeningen bij collectieve warmtenetten bij stijging van de aardgasprijs, zoals nu optreedt. Bewoners die al van het gas af zijn worden zo benadeeld. Dit kan alleen worden tegengegaan door een wetswijziging en afspraken met warmteleveranciers. De aandacht van het Rijk hiervoor is hard nodig.

Tijdens Prinsjesdag 2021 is bekend gemaakt dat het Rijk de gemeenten voor 2022 deels financieel compenseert voor de hen toebedeelde regierol in de warmtetransitie. Dit is echter nog geen structurele financiering om de doelstellingen en afspraken uit het Klimaatakkoord te kunnen realiseren.

Pas als de afspraken over financiën en instrumentarium met het Rijk definitief en structureel zijn is duidelijk welke aanvullende middelen eventueel nodig zijn voor de uitvoering van deze visie en aanpak, of welke keuzes in de uitvoering moeten worden gemaakt.

Dit betekent niet dat we niet al starten en blijven lobbyen, maar dat we afhankelijk van de beschikbare middelen plannen aanpassen of faseren om zo uiteindelijk te komen tot een duurzame warmtevoorziening in Arnhem.

Bijlage 1

In document Transitievisie warmte Gemeente Arnhem (pagina 39-43)