• No results found

Drie geloofsthema's

In document Generaties, geloof & dynamiek (pagina 60-62)

Hoofdstuk 4 Conclusies 4.1 Inleiding

4.2 Drie geloofsthema's

We zullen per thema de resultaten bekijken en daaruit de conclusies trekken. De drie thema's zijn de volgende: 1. Persoonlijk geloof. 2. Huisbezoek 3. Diaconaat. We zullen ze ook in deze volgorde bespreken. Onder elke thema zijn twee vragen gesteld. Die zullen ook beide in de conclusies terug komen.

Persoonlijk geloof

De verschillende generaties denken grotendeels hetzelfde over de vraag wat geloof voor hen is. Dit betekent dat er een goede geloofsoverdracht is. Voor elke generatie is het geloof onmisbaar. De achterliggende overtuigingen zijn gelijk; geloof is een houvast, zekerheid en leiding in dit leven en hierna.

Er zijn een aantal verschillen. Sommige antwoorden worden alleen door bepaalde

generaties genoemd. Dit kan aangeven hoe belangrijk het voor die generatie is maar het kan ook zijn dat het bij de andere generaties door andere oorzaken niet boven is

gekomen.

De meeste verschillen hebben met hun leeftijdsfase te maken.

Uit de antwoorden blijkt dat naarmate de generatie ouder is, ze zekerder zijn van hun geloof en een sterker geloofsvertrouwen hebben. Dit lijkt logisch en is waarschijnlijk te verklaren door het feit dat ze dichter bij de dood staan en meer ervaring hebben.

Hoe jonger de generatie, hoe meer de geloofsthema's te maken hebben met het leven nu en de dingen waar ze nu tegenaan lopen en hulp bij zoeken.

Er worden weinig dezelfde geloofsthema's genoemd. Dat komt grotendeels door de leeftijdsfase waarin elke generatie zit. Dit bepaald wat ze bezighoudt in het geloof. Omdat ze allemaal in een andere leeftijdsfase zitten, kunnen ze elkaar hierin ook heel goed helpen en tot steun zijn.

Huisbezoek

Alle generaties willen wel praten over hun geloof. Er is een verschil tussen praten over je geloof binnen of buiten de gemeente. Alle generaties worstelen met hoe ze buiten de gemeente over hun geloof kunnen praten. De oudere generaties vinden het lastig omdat er vaak geen openheid is en ze hun geloof niet willen opdringen. Hoe jonger de

generatie is hoe relatiever waarheid is en er niet maar één waarheid is en hoe meer vragen ze over het geloof hebben. Vragen waar ze geen goed antwoord op weten en wat hen belemmert in getuigen. Daarom getuigen ze liever met daden. Naarmate de

generatie ouder is, vinden ze het gemakkelijker om met gelijkgestemden over hun geloof te praten.

Naar mate de generatie jonger is, hoe logischer ze het vinden dat mensen aan hun gedrag moeten kunnen zien dat ze christen zijn. Alleen generatie B wil dat laten zien door principiële keuzes. De andere generaties door hun leefwijze. Dit botst.

Het huisbezoek wordt door de meesten niet als plek gezien om over je geloof te praten. Alle generaties vinden het idee van een huisbezoek goed. Alle generaties vinden dat er meer tijd voor een huisbezoek moet zijn. Alle generaties geven er een andere invulling aan. Naarmate de generatie jonger is, vinden ze het individu en persoonlijke relaties belangrijker. Dit geldt voor relaties met familie en vrienden maar ook met ouderlingen, diakenen, de dominee en God of Jezus. Hoe jonger de generatie hoe meer ze vinden dat het huisbezoek op hun persoonlijk afgestemd moet zijn want er is niet maar één manier is om dingen te doen. Er zijn verschillende manieren en je moet die manier kiezen die het beste bij je past. De oudste generatie vindt dat op het huisbezoek niet meer de levensvragen worden gesteld en het aan waarde heeft ingeboet.

Het huisbezoek functioneert naar niemands tevredenheid. Het botst tussen alle generaties op het punt van doel, vorm en inhoud.

Diaconaat

Bij het thema Diaconaat zijn de generaties het grotendeels eens met elkaar.

Alle generaties vinden het belangrijk. Hoe ouder de generatie, hoe stelliger ze zijn dat geloof niet zonder daden kan. Beleving is belangrijker naarmate de generatie jonger is. Goed is wat goed voelt en niet wat volgens de regels goed is. Hoe jonger de generatie hoe meer ze verlangen om diaconaat vanuit hun hart te doen en hoe meer ze worstelen met dat het soms gewoon moet, ook als je geen zin hebt. Hoe jonger de generatie hoe sterker de overtuiging dat diaconaat dé manier van getuigen naar de buitenwereld is. Hoe jonger de generatie, hoe meer keuzemogelijkheden ze hebben en hoe meer moeite ze hebben met het maken van keuzes. Ze worden hier ook onzeker van.

De oudere generaties betrekken de jongere generaties niet genoeg bij diaconaat en leven het, door tijdgebrek, onvoldoende voor. Hierdoor houden de jongeren zich afzijdig en weten ze niet goed hoe ze het in praktijk moeten brengen terwijl ze dat wel willen. De punten van verschil zitten vooral op het gebied van: wie doet wat en wanneer en wat is het doel precies van diaconaat en hoe voer je het uit? Met welke motivatie doe je dat? Dit zijn punten die op dit moment wrijving kunnen geven. De overeenkomsten zijn

In document Generaties, geloof & dynamiek (pagina 60-62)