van ingenomenheid met de poëzie van Lord Byron noemde.
Het is van belang te zien, hoe de letterkundige wereld in die dagen over deze
vrucht dacht. Beets zelf was er niet heelemaal gerust op; zoo gaf hij het gedicht uit
zonder vermelding van den naam van den auteur. En aan den uitgever Immerzeel
schreef hij: ‘Thans hebben wij publieke recensiën te wachten. Het zij zoo. Ik ben er
op gewapend. Ik hoop, dat zij het debiet geen afbreuk zullen doen en dat gij U nooit
zult te beklagen hebben mijn eersteling te hebben uitgegeven’.
2Het behoeft ons
niet te verwonderen, dat het oude, nu geheel verouderde, tijdschrift van Yntema,
deVaderlandsche Letteroefeningen, aan een zoo romantisch verhaal als Jose was,
aanstoot nam. Deze periodiek wortelde nog geheel en al in klassieken bodem en
begreep dus niet, ‘wat nut of aangenaamheid er toch steekt in zulk een verhaal van
een somber denkenden en menschenhatenden Ridder, wiens geheele geschiedenis
daarenboven met een ondoordringbaar duister omhuld blijft’.
3De
Letteroefe-1 Men vergelijkeEpistle to Augusta, Poetical Works, IV, p. 57. 2 G. van Rijn, Nicolaas Beets, I, p. 150.
ningen bleven inderdaad voor het Byronisme verboden terrein, wat alleen bewijst,
dat dit tijdschrift geheel buiten den stroom van den tijd bleef staan. Geheel anders
was de beoordeeling inDe Recensent ook der Recensenten. Na met de kritiek in
deLetteroefeningen den draak te hebben gestoken, zegt dit maandblad: ‘Gaarne
erkennen wij in langen tijd niet zoo aangenaam verrast te zijn geweest als bij de
lezing van dit echt dichterlijk verhaal, dat zich zoo eenvoudig, zonder naam van den
auteur of eenigen ophef op den titel, voordoet. Reeds de aanhef: Het was geen dag
- het was geen nacht - enz., die ons aanVondel's: Het was noch dag noch nacht,
maar teffens nacht en dag - herinnerde, boeide ons door een min gewone,pittoreske
beschrijving van de schemering, die wel in den trant vanLord Byron, maar hem toch
niet slaafs nagezongen was; en onze belangstelling klom bij de beschrijving van
Jose, den woesten, onbuigzamen, wraakgierigen, schuld gevoelenden, half berouw
hebbenden, vertwijfelden en nieuwe ontwerpen van wraak tegen het gehate
menschengeslacht koesterendenJose, die wel ontzetting, schrik zelfs, bij zijn
verschijnen verspreidt, maar toch niet nalaat onze hoogste belangstelling en
medelijden op te wekken .... Wij hadden een schoon dichtstuk aangetroffen, en wij
gaven alleen toe aan ons hartsgevoel, om daaraan dien lof toe te kennen, die het
verdiende, en er onze Letterkunde, bij zoo veel gebrekkigs of alledaagsch, geluk
mede te wenschen’.
1De Vriend des Vaderlands was, zooals wij zagen
2, bij de
verschijning vanJose weinig minder dan enthousiast. De Muzen, ongeveer gelijktijdig
met de verschijning vanJose opgericht, was meer gereserveerd. De beoordeeling,
van de hand van Bakhuizen van den Brink, was zeer welwillend en vond veel te
prijzen, maar was tegelijkertijd, naar de gewoonte van den scherpzinnigen recensent,
zeer kritisch: ‘In de voorrede verklaart de schrijver den klassieken toon verzaakt en
den stijl vanByron, zooveel hem mogelijk was, gevolgd te hebben. Inderdaad hij
slaagde doorgaans zeer gelukkig in deze poging. De schoone
groot-1 De geheele recensie is opgenomen inG. van Rijn, Nicolaas Beets, II, p. 150 vv. 2 Vierde Hoofdstuk.
sche toon van den Britschen Bard is hem wel gelukt.... De beschouwing en
ontwikkeling vanJose's karakter, en eenige schoonheden van dit waarachtig
dichterlijk verhaal, mogen ieder onzer Lezeren zoo aangenaam als ons zelven bezig
houden. Wij gevoelen de moeilijkheid om een billijke uitspraak te doen over de
juistheid en waarheid van het karakter door den dichter voorgesteld. Er ligt over den
persoon en het bedrijf vanJose, den held des gedichts, een geheimzinnige nevel
verspreid, die aan de scheppingen der romantieke letterkunde niet vreemd is - en
meestal het gevoel en de fantasie des lezers in een weldadige spanning brengt,
maar ook, aan de andere zijde, hem verhindert de juistheid te beoordeelen der
omtrekken van het beeld, dat den poëet voor den geest stond’. Zooals men ziet,
onverdeeld gunstig is het oordeel van dezen recensent niet. Ook in hetTijdschrift
voor Nederlandsche Letterkunde, iets later dan de eerste aflevering van De Muzen
verschenen en evenals dit laatste spoedig weer opgeheven,, vinden wij een korte
beoordeeling, waaruit wij aanhalen: ‘Dit dichtstuk treedt mede in de rij van zoo vele
voortreffelijke, die wij reeds bezitten, ja mag beschouwd worden, als een geheel
nieuw stuk; en ofschoon wij niet alles kunnen toejuichen wat de groote Brit
geschreven heeft, merken wij echter op, dat de dichter van het onderhavige juist
den toon heeft gevat, waardoor deze het meest heeft geschitterd. Wij meenen dat
hartstochtelijke, dat stoute, dat bijna onbegrijpelijk hooge, om niet te zeggen
verhevene’.
1Beets' vrienden en geestverwanten waren, zooals te begrijpen is,
opgetogen over het gedicht. Zoo schreef Kneppelhout aan zijn vriend Hasebroek:
‘Je jouis, oui, je jouis ici en vrai artiste du succès deJosé, chaque fois qu'une lettre
vient m'apprendre un nouvel éloge d'un homme distingué, une critique, ou pour
parler exactement, une louange plus récente de ce magnifique morceau, je me
trouve plus grand, plus fier, plus puissant, je marche la tête haute, les bras arrondis
et ne cède le pas à personne; il me semble, qu'en me voyant, chacun doit lire sur
mon front rayonnant de la gloire de mon ami, - dont
nous devons être fiers, H.... comme de son VictorSaint Beuve’.
1Uit het voorgaande blijkt, datJose in het algemeen gunstig werd ontvangen. De
uitgever had dan ook over het debiet niet te klagen. Het verwondert daarom
eenigzins, dat het vier jaar duurde, voor er een tweede uitgave noodig was. Als wij
bedenken, dat Byron's uitgever op den dag van de verschijning tien duizend
exemplaren vanThe Corsair verkocht en dat ook van de andere Tales de herdrukken
elkaar ongekend snel opvolgden,
2, dan is het verschil te groot om het alleen te
verklaren uit de zoo veel grootere talrijkheid van het Engelsch lezende publiek. De
verklaring is grootendeels te zoeken in het feit, datJose als kunstwerk oneindig veel
lager staat danConrad, Lara, The Giaour, of welk ander van Byron's Oostersche
Gedichten ook. De helden van den Britschen dichter waren één met hun geestelijken
vader. Hun menschenhaat en wereldverachting was echt en verklaarbaar; bovendien
was het genie van Byron onvergelijkbaar grooter dan dat van Beets. Geheel Europa
genoot in de Byron-jaren met gloeiende wangen en ingehouden adem van de
weelderige verzen, waarin hij Zuid-Europa met zijn schoone natuur, zijn
onvergankelijken roem en zijn romantische bewoners bezong. Ook Beets was een
In document
T. Popma, Byron en het Byronisme in de Nederlandse letterkunde · dbnl
(pagina 192-195)