• No results found

ken heeft doorkruist, dan wanneer men zicli het meest heeft opgehouden in de veel bezochte gedeelten, die uit den aard der zaak een meer kosmopolitisch voorkomen

hebben verkregen.

Wij wenschen deze ‘w a n d e l i n g ’ te geven als een type van het binnenland van

Limburg, althans van de bergstreken dier provincie. Haar doel is niet zoo zeer, op te

wekken om juist dezen zelfden togt te maken, als wel, te herinneren, dat bij een

vertoef van eenige dagen eene omzwerving ‘over de bergen’ hare eigenaardige

aantrekkelijkheid heeft en niet moet worden verzuimd, door wie met land en volk

een wat meer dan oppervlakkige kennis wil maken. Kies overigens zelf uw punt van

uitgang en uw doel, of laat door het toeval of de fortuin u leiden. Zorg, zoo mogelijk,

dat gij eene naauwkeurige kaart in uw bezit hebt, want ‘door vragen wordt men wijs’,

mits er iemand is, wien gij vragen kunt, - en dat is op de bergen niet altijd het geval,

- of mits vreemdeling en inboorling elkander begrijpen, - en dat laat in Limburg te

wenschen over. - Het kan ook geen kwaad, u van wat leeftogt te voorzien. Uw

verwachting omtrent eenigszins dragelijke rust- en ververschings-plaatsen zult gij

niet hoog dienen te spannen. Een dronk waters uit den put zal u niet geweigerd

worden, en water is er genoeg, waar ten minste een put is, - elders moet gij er niet

op rekenen; beeken en bronnen zijn schaarsch. Maar is het gezelschap wat talrijk,

dan blijkt de afgelegen herberg ligt van zwart brood niet overvloedig voorzien. Laat

hier of daar, ter gelegener tijde, een liefelijk plekje uw restauratie, een lommerrijke

boom het dak uwer eetzaal, uw knapzak uw keuken, uw veldflesch uw kelder zijn.

Wij gaan van Valkenburg uit, den weg naar Sibbe op. Wij verlaten derhalve het

stedeken, waar wij ons hoofdkwartier hebben, door de oude verweerde

G r e n d e l p o o r t . Hebt gij reeds gedronken uit den pat bij de poort? Zoo niet, dan

zijt gij nog

geen regte Valkenburger. Maar welligt hebt gij dat oude gezegde ook niet uit den

mond des volks gehoord, 't Is ligt mogelijk, dat dergelijke overblijfsels uit het grijs

vereden alleen nog maar in de boeken der antiquaren zijn bewaard, 't Is tegenwoordig

de tijd om allerlei volkssagen, allerlei karakteristieke uitdrukkingen allerlei

overleveringen te verzamelen en in druk uit te geven: anders gaan zij verloren. Zij

l e v e n niet meer onder het volk. Men vertelt ze u niet meer, als gij in de

dorpsherbergen of in de eenzame boerenhoeven bij het haardvuur zit. De landbewoner,

die u een eindweegs vergezelt, spreekt er niet meer van als van iets, dat hem na aan

het hart ligt. Als gij er iets van weten wilt, moet gij vragen en nog, en dan, ja, dan

zal een oude van dagen er misschien - misschien - nog iets van weten te verhalen, 't

Kan ook zijn, dat gij er meer van weet dan hij zelf, als gij er eenige studie van hebt

gemaakt. Gij kunt dagen lang in Valkenburg hebben vertoefd, zonder dat iemand u

uit eigen beweging van dien put aan de Grendelpoort heeft gesproken.

Wij gaan de Grendelpoort uit, den weg naar Sibbe op. Wij kennen reeds een deel

er van. Langs de huizen aan den voet der rots, waarop de ruïne praalt, loopt de

bergweg naar boven. Het oude muurbrok, dat naar deze zijde is gekeerd, met den

grooten vensterboog, waardoor het blaauw van den ochtendhemel tusschen den

graauwen steenklomp schijnt, is, met de slotkapel, het overblijfsel van het kasteel,

zooals het door de laatste Heeren uit het tweede stamhuis werd bewoond. Weêr waait

uit de steengroeve de kille lucht ons tegen, terwijl wij haar' donkeren ingang

voorbijgaan; maar is het dezelfde weg, dien wij reeds eenmaal bezochten, toch kan

hij gansch nieuw voor ons schijnen. Niet alleen, omdat het landschap in den gloed

der avondzon baadde, toen wij voor het eerst hier kwamen, terwijl nu het kalme licht

van den vroegen morgen over de rotsen, de boomen, de velden straalt. Maar destijds

daalden wij, nu klimmen wij. En dat maakt een belangrijk verschil. Toen wij daalden,

lag een rijk en ruim panorama voor ons open; de helling was achter ons, en het oog

overzag het bloeijend dal, dat tusschen de rotsmuren nabij ons en de bergen in de

verte lag ingesloten. Terwijl wij klimmen is het uitzigt zeer beperkt. Behalve dea

weg zelven met zijn diepe sporen en zijn gladde rotsblokken, zien wij niet veel meer

dan de steile kanten, die nevens ons oprijzen, en willen wij eenig uitzigt genieten,

dan moeten wij een oogenblik stilstaan en ons omwenden. Maar als wij boven op

het plateau zijn gekomen, dan breidt zich weêr het heerlijk tafereel rondom ons uit,

dat wij met blijdschap nog eens overzien en dat op den stillen morgen weêr een

andere schoonheid ten toon spreidt, dan die, waarin het op den prachtigen avond

straalde. Een ander licht tint de struiken op den voorgrond, de velden om ons heen,

de ruïne daar beneden ons, de verre bergen, in de dunne, wazige nevelen gehuld.

Daar ginds steekt weêr het torenspitsje van S i b b e boven den krans van 't omringend

geboomte, vriendelijk en vrolijk uit. Ditmaal vergenoegen wij ons niet, het uit de

verte te groeten, 't Is het naaste doel van onzen togt en wij trekken er regtstreeks op

aan. Maar wij zijn er nog niet en, gelijk het in bergstreken gaat, de afstand is nog

vrij wat grooter, dan ons wel zou schijnen. Ten deele misleidt ons het heldere licht

en de zuivere lucht, waardoor alle vormen scherp en duidelijk uitkomen; ten deele

bedriegt ons de weg, die straks weêr naar beneden gaat. Het gansche dorpje, met

toren en al, is dan voor ons oog verborgen achter de hoogvlakte, die voor ons ligt,

om na eenigen tijd weêr zigtbaar te worden, als wij een' nieuwen heuvelrug bestegen

hebben. Het breede spoor loopt tusschen de bouwvelden door, waarop de

landbouwende bevolking druk bezig is. Hier valt het rijpe koren voor de scherpe

zicht, waarmede op deze uitgestrekte akkers wordt gemaaid. Daar staat het op schoven

in lange gelederen. Ginds worden de groote wagens vol geladen. Elders is de oogst

reeds van het veld en breidt zich het kale stoppelland uit. Tusschen de stukken rogge

en tarwe liggen velden, met klaver bezaaid, of met beetwortels en geele wortelen

bepoot, en over de glooijende vlakte breidt aldus een reusachtig tapijt zich uit, in

groote vakken afgedeeld van bleekgeel met

licht of donker groen afgewisseld. De graanbouw heeft op de Limburgsche bergen

verre de overhand. Voor eigen gebruik wordt de rogge geteeld, de tarwe voor de

markt. Des Zaturdags van iedere week wordt te Maastricht de voornaamste graanmarkt

gehouden. Een belangrijke marktplaats voor de boeren uit deze streken was in der

tijd ook het Belgische A u b e l , vóór dat de spoorwegen het van het algerneene

verkeer hadden afgezonderd. Weiden treft men op de hoogvlakten weinig aan. De

vruchtbare beemden aan den oever der riviertjes zijn daartoe ook beter geschikt,

maar het stijgen van de pachtprijzen heeft den boer ook aan veefokkerij en botermaken

meer dan vroeger zijne aandacht doen wijden. De handel in vet vee en in jonge

paarden begint van beteekenis te worden. Den eersten Maandag van iedere maand

is het daarvoor markt te Valkenburg, en van daar, dat sints eenige jaren veel meer

akkers met veevoeder worden beteeld, dan vroeger het geval was. Behalve beetwortels

en klaver, wordt in den winter een belangrijke hoeveelheid meel voor het mestvee

gebruikt.

't Is een vrolijk en levendig schouwspel, dat wij rondom ons zien. Overal de bezige

drukte, die de tijd des oogstes met zich brengt; overal de vruchten, wier tijd nog niet

gekomen is, rijpend in de koesterende zomerwarmte. Langs den rand van het plateau

loopt voor een deel onze weg. Ter regterhand volgen tot in de onafzienbare verte de

rijke bouwakkers elkander op over de golvende heuvelen, terwijl aan onze linkerzijde

de helling glooijend afdaalt naar den bergwand, die straks neêrloopt in het heerlijke

dal, waardoor de Geule stroomt en dat daar ginds wordt begrensd door de begroeide

hoogte van den Schaesberg, achter wiens boschrijke kruin tot in het schemerend

verschiet een aaneenschakeling van bebouwde hoogvlakten en naakte heuveltoppen

zich uitbreidt. Dan zijn wij op eens weêr ingesloten tusschen de kanten der hoog

liggende akkers, die ons ieder uitzigt benemen, behalve op den blaauwen hemel daar

boven ons. En dan opent zich plotseling weêr de muur van grijzen mergelsteen en

wij zien neder in het Geuledal beneden ons, langs de frissche groene hellingen

tusschen de dennenbosschen, die de

zijde van den berg bedekken. Vrolijk dansen de muggen in denzonneschijn; hoog in

de zuivere lucht zwieren de vlugge zwaluwen in breede, plotseling afgebroken kringen

rond; verfrisschendstrijkt het koeltje over de vlakte, waar 't anders, ondanks het

vroege morgenuur, reeds warm genoeg zou zijn - gelijk gijkunt bemerken, als een

hooger heuveltop den wind onderschept of de holle weg ons tusschen rotsmuren

leidt, waar de hitte blakerend van afstraalt! 't Kan verder op den dag voor de

maaijersop de schaduwlooze velden nog een zware taak worden, en ookwij hebben

er ons op voor te bereiden, dat wij niet dan in het zweet onzes aanschijns, zooal niet

ons brood zullen hebben tewinnen als zij, toch ons wandelgenot zullen moeten

smaken.Maar wie daartegen opziet, die aanvaarde in den zomer den togt over de

Limburgsche bergen niet!

Voorloopig vinden wij bij Sibbe wat lommer. Daar zien wij bij den ingang van