• No results found

De doop tijdens de Reformatie

In document Het sacrament van de doop (pagina 16-21)

Er zijn maar weinig onderwerpen te bedenken die zulk een grote scheiding tussen de gelovigen in de Reformatie teweegbrachten als de twee sacramenten: de waterdoop en het avondmaal. Rond het jaar 1525 ontstond er nabij Zürich een radicale beweging onder leiding van Conrad Grebel, Felix Manz, Michael Sattler, Balthasar Hubmaier en nog enkele andere leiders. Zij verwierpen radicaal de gangbare babydoop. De reden hiervoor was dat dit een waterdoop was die de dopeling niet maakte op basis van een vrije keus. De beweging groeide snel en kreeg ondersteuning vanuit andere Europese gebieden. Zelfs de Zwitserse Reformator Huldrych Zwingli (1484-1531) voelde zich in het begin ertoe aangetrokken. In latere tijden zou hij de beweging echter vervloeken en bestempelen met het scheldwoord ‘anabaptisten’ dat zoveel als ‘wederdopers’ betekent. De doopleer van deze anabaptisten maakte immers het geloof te afhankelijk van de menselijke ratio. Waar die ratio ontbrak kon iemand dus niet ingaan in Gods koninkrijk. Juist de babydoop was het die benadrukte dat het ingaan in Gods koninkrijk gebeurde op basis van pure genade. Van een baby kon er immers niks worden verwacht, behalve een stille overgave in de handen van de doper. Wie zijn kind als baby niet onder deze genade plaatste, maar wel wilde opvoeden in de vrees van God, plaatste het kind resoluut onder de wet Gods zonder dat deze kon terugwijzen op de genade God. Dat ging radicaal in tegen het Bijbelse evangelie dat eerst aan de mens de genade aanbood en vervolgens de wet Gods openbaarde.

De anabaptisten zagen zichzelf echter niet als wederdopers. Voor hen was de babydoop immers geen echte doop. Zodoende was er geen sprake van een ‘opnieuw’ dopen. Het ging om een eerste waarachtige doop. Ook de Duitse reformator Maarten Luther (1483-1546) keerde zich tegen het anabaptisme. Net als vele anderen deed hij dat op basis van de relatie tussen genade en wet. Hij hield eraan vast dat de waterdoop een genadig werk van God aan de mens is. Door de waterdoop schiep God het begin

H E T S A C R A M E N T V A N D E D O O P DEDOOPTIJDENSDE REFORMATIE

17

van het geloof in de mens.23 De mens mocht hierop dan reageren door te wandelen in die genade en Gods wil vanuit die genade te volbrengen. In tegenstelling tot de vroege kerk kozen de Reformatoren ook ervoor om iemand toe te laten aan het avondmaal als de persoon belijdenis deed voor de gemeente en zich bij een volgende gelegenheid wilde laten dopen.

Opmerkelijk in dit geheel was het verder dat in de Reformatie zowel babydopers als volwassendopers ervoor kozen om de rituelen van de oliezalving en de andere symbolische handelingen niet meer toe te passen tijdens de waterdoop. Een mogelijke reden hiervoor is dat deze gebruiken aan inhoud hadden verloren door het jarenlange gebruik ervan.

Volgens Justinus de Martelaar was het in de vroege kerk gebruikelijk dat de gelovige pas na zijn doop werd toegelaten tot het avondmaal en de heilige kus mocht ontvangen van de medegelovigen.24

Als we de verschillende doopmethoden bij verschillende kerkvaderen bekijken komen we tot het volgende overzicht:

(1) Augustinus (354-430n.Chr.), On Baptism: - Verzaking, geloofsbelijdenis, onderdompeling, zalving, handoplegging, overdracht van een wit doopkleed.

(2) Ambrosius (340-397n.Chr.), On the Mysteries – Exocistische zalving, verzaking (toekeer naar het Oosten), doopwaterwijding, geloofsbelijdenis, onderdompeling (3x), zalving, voetwassing, overdracht doopkleed, handoplegging.

(3) Cyrillus van Jeruzalem (315-386n.Chr.), Catechetical Lectures §1 – Exocistische zalving, doopwaterwijding, geloofsbelijdenis, onderdompeling (3x), zalving, verzegeling met de heilige Geest, overdracht van doopkleed.

(4) Johannes Chrysostomus (347-407n.Chr.) - Spuwen tegen de duivel, geloofsbelijdenis, zalving door kruisteken, zalving, onderdompeling (3x) met doopformule en handoplegging, overdracht van doopkleed, “Onze Vader”, kus.

(5) Theodorus van Mopsueste (350-428), Homélies catéchêtiques – Zalving kruisteken, zalving, doopwaterwijding, onderdompeling met handoplegging en doopformule, overdracht witte kleed.

Tot de derde eeuw vond de doop hoofdzakelijk plaats in rivieren, fonteinen en in de zee. Naderhand werden hiervoor meer en meer de

23 L.H. Stookey, ‘Baptism among the Protestant Reformers,’ The Sacred Actions of Christian Worship, red. R.E.

Webber, Vol. VI (CLCW; Peabody:Hendrickson, 1993), 113.

24 Justinus de Martelaar, Apology 61,65.

badhuizen gebruikt. Tussen de Mennonieten bestaan er tegenwoordig nog steeds groepen die de doop alleen geldig achten als deze geschiedt in 'levend' water, d.w.z. stromend water.

H E T S A C R A M E N T V A N D E D O O P HETBELANGVANDEDOOP

19

3 Het belang van de doop

De doop heeft altijd al de aandacht getrokken binnen de kerkgeschiedenis. Voor de wederdopers en baptisten was de doop binnen het theologische denken zo fundamenteel dat ze er hun naam aan te danken hebben.

Christus liet zich dopen (Mt3:16);

Christus beval dat de mensen gedoopt moesten worden (Mt28:19),

De gemeente hechtte meteen al vanaf het begin grote waarde aan de doop (Hd2:38,41; 8:12-13,36,38; 9:18; 10:47-48; 16:15,33; 18:8; 19:5).

De doop werd door de eerste christenen zo snel mogelijk toebedeeld aan de gelovigen (Hd2:38; 22:16). Het was normaal dat een christen dus binnen enkele dagen gedoopt was.

In de brieven wordt nadruk gelegd op de doop (Rm6:1-10; Gl3:27;

1Pt3:21),

De doop is een basis-waarheid (Hb6:1-2).

Het hoofdprobleem ontstaat doordat de doop als zulk een psychische handeling is, terwijl het christen-worden vaak een geestelijke handeling is.

Hetzelfde probleem zien we ook bij de boete. Boete kan iets te maken hebben met kleding (Lc3:11), met geld (Lc19:8) en boeken (Hd19:19).

Geloof heeft vooral met de mond te doen (Rm10:10).

Het probleem ontstond door de twee beschouwingen van de twee filosofen Plato en Aristoteles. Aristoteles was een vurige aanhanger van een psychische wereld, terwijl Plato veel meer over de geestelijke wereld nadacht. In het westen werd naderhand vooral de leer van Aristoteles aangehangen. Terwijl enkele heiligheidsbewegingen zich vooral oriënteerden aan de leer van Plato.

H E T S A C R A M E N T V A N D E D O O P DOOPENDISCIPELSCHAP

21

4 Doop en

discipelschap

In document Het sacrament van de doop (pagina 16-21)