• No results found

Het doet mij zeer veel genoegen dat je je ook op het orgaan van onze vakvereeniging

hebt geäbonneerd en ik zegen mijn niet gezonden overdrukje. (afdrukje, dat ik niet

verkreeg enz.).

53

Maar ik heb een andere vraag, en hoop, dat die niet onbescheiden

zal zijn. Mag ik voor een nacht jelui gastvrijheid inroepen? Ik zou jou n.l. gaarne

eens spreken over de rhetoriek en v. Eyck, en gaarne zou ik dan een dag naar jou

gaan, blijven logeeren en den volgenden dag naar v. Eyck en vandaar weer naar huis

toe. Zou het jelui bijv. schikken, als ik Vrijdag kwam en dien nacht bleef? Maar als

't jelui in eenig opzicht lastig mocht zijn, doe 't dan vooral niet. Ik hoop in ieder

geval, dat ik met dit verzoek niet onbescheiden ben en blijf met hart. gr. aan Toos

en Joh

steeds tt

Jacques

13

Amersfoort. Woensdag 16 April 1913.

Beste Aart.

Hartelijk dank voor je langen, gezelligen brief. Eindelijk (net een week later) vind

ik even tijd om je te beantwoorden. Ik ben n.l. dikwijls in Utrecht, of heb vrienden

hier, of moet ze gaan bezoeken, buitendien was ik Zaterdag en Zondag in Leiden.

Het ‘versnipperen’ van mijn bestaan, waar ik je laatst over klaagde, is weer met

vernieuwde moed begonnen, en zal wel vooreerst niet uit zijn. Ik heb gewoonweg

voor niets tijd: lees alleen wat in den trein. Ik ben nu begonnen aan een boek, dat de

Prix Goncourt heeft gehad: Filles de la Pluie van André Savignon. Het lijkt mij heel

mooi, hoewel het stylistisch niets bizonders is. Het zijn verhalen over het eiland

Ouessant. Als ik het uit heb, en het lijkt mij de moeite waard, zal ik het je te leen

sturen.

54

Laat ik nu nog met enkele woorden op je brief terugkomen. Je oordeel over mijn

verzen deed mij bizonder veel genoegen: zoowel het feit, dat je de Eilandbewoner

het beste vondt, als dit, dat je Vogelvrij ook veel minder vondt. Dit was ook mijn

oordeel, en het blijkt dus, dat ik aan het gewone aan dichters gemaakte verwijt (dat

zij over hun eigen werk niet kunnen oordeelen) ontsnap.

55

52 De tweede brief over retoriek van Van der Leeuw is helaas niet bewaard gebleven; een fragment uit zijn eerste brief over dit onderwerp is opgenomen in Bijlage II. Bij mijn weten heeft Van der Leeuw zijn negatieve opvattingen over al dan niet bezielde retoriek nooit gepubliceerd.

53 Met het orgaan van onze vakvereniging bedoelt Bloem het tijdschrift De Beweging, dat voor hem en zijn generatiegenoten de publicatiemogelijkheid bij uitstek was.

54 In 1912 ontving André Savignon de Prix Goncourt voor zijn roman Filles de la pluie, die datzelfde jaar verschenen was. Deze regionalistische Bretonse auteur kreeg de prijs voor ‘het beste prozawerk aan de verbeelding ontsproten’, sinds 1903 jaarlijks toegekend door de Académie Goncourt.

het zoo zeer eens, dat het niet noodig is er nog verder op in te gaan. Alleen één

verschil: ik bewonder Leopold's verzen niet alleen, maar bemin ze evenzeer. H.R.H.

geeft zeer zeker een warmte van gevoel, die L. niet heeft, maar hij daarentegen heeft

- ik weet heusch niet wàt, dat even goed is, zou ik zeggen als het niet onzinnig was

om twee zulke verschillen te vergelijken. L. heeft voor mij iets van een duizeling,

zooals ik vermoed, dat men heeft, wanneer men in hooge berglucht komt.

56

Dit alles

is meer dan vaag, maar ik kan het niet beter uiten. En hij is, hoewel ook sterk

individualistisch, oneindig veel warmer van gevoel dan Boutens: in dat opzicht ben

je werkelijk onbillijk in je oordeel tegenover hem.

Heb je gezien dat Boutens, in de laatste afl. v. Elzevier, weer andere strophen uit

de Rubayat heeft vertaald?

57

Mijn plan van naar het Lake District te gaan heb ik opgegeven. Het is er walgelijk

bereisd, vol hôtels met tennis- en golfspelende Engelschen, net zoo iets als

Zwitserland. In Grasmere bijv. (waar Dove Cottage, het huisje van Wordsworth,

staat), Grasmere, dat toch maar een peuterig dorpje is, zijn 4 hôtels!

58

Wat ik nu zal doen, weet ik nog niet. Ik denk over Londen, maar dan toch slechts

voor enkele weken. Verder denk ik weer aan Bretagne. Maar de financieele zijde

56 Hoe de mening van Van der Leeuw over de kritiek van Verwey luidde heb ik niet na kunnen gaan; Bloem had grote bewondering voor Verwey's kritische kwaliteiten, getuige onder meer de woorden die hij in 1937 bij het overlijden van Verwey schreef: ‘Men mocht soms kritiek hebben op het poëtisch werk van Verwey zelf, op zijn oordeel, vrucht van de gedegenste kennis, het diepste inzicht en het zuiverste gevoel, wist men te kunnen bouwen’. (In:

Verzamelde beschouwingen, p. 48-52; het citaat op p. 48). In een gesprek met G.H.

's-Gravesande (Sprekende schrijvers. Nederlandsche en Vlaamsche letterkundigen in gesprek

met [...]. Amsterdam, 1935; verder aangehaald als Sprekende schrijvers) noemde Van der

Leeuw Leopold ‘[...] een groot dichter, maar zijn levensgevoel gaat buiten het mijne om. Objectief kan ik diep van zijn werk genieten, maar toch is dat iets anders, dan dat je met je heele wezen [...] daarin opgaat’. (Het citaat op p. 12). Bloem uitte zijn bewondering voor Leopold onder andere in een beschouwing uit 1925 (Verzamelde beschouwingen, p. 63), waarin hij schrijft: ‘[...] ik ken maar heel weinig dichters, bij wie vorm en inhoud tot zulk een onvergelijkelijke harmonie zijn samengegroeid - neen, niet samengegroeid, maar van een bliksemenden oorsprong af samengeschapen, onnavolgbaar, vlekkeloos en definitief’. Waarschijnlijk doelt Bloem in zijn opmerking over Verwey's kritiek, Leopold en H.R. Holst op de beoordeling door Verwey van De vrouw in het woud (De Beweging, dl. 9, II (1913), p. 104-112; herdrukt in Proza, VIII, p. 130-141). Verwey schrijft Henriëtte Roland Holst hierin toe ‘Een gebrek aan harmonie tusschen gevoelsbeweging en vormende kracht, dit duidelijke overwicht van de eerste boven de laatste [...]’. (Het citaat op p. 107). Het slot van Verwey's artikel bevat echter geen geringe lof voor de poëzie van Henriëtte Roland Holst; dit stemt meer overeen met het oordeel van Bloem over haar poëzie, die daar grote bewondering voor had. Aan Van Eyck schreef Bloem 10 april 1913 naar aanleiding van bovenstaande kritiek van Verwey: ‘[Van der Leeuw] maakte nog een opmerking, die ik reeds bij mijzelf had gemaakt n.l. dat hij de bespreking van Verwey over De Vrouw in 't Woud wel goed, maar niet sympathiek vond’.

57 P.C. Boutens, Dertig kwatrijnen van Omar Khayyan . In: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, dl. 23. XLV (1913), p. 318-323.

58 Wordsworth leefde jaren lang in Dove Cottage in Grasmere en stierf in hetzelfde dorp in zijn huis Rydal Mount; zijn poëzie heeft vaak het landschap van het Lake District als decor.

41

v/h vraagstuk is ook altijd drukkend. Je hoort nog wel van me, voor het zoo ver is.

En misschien ben ik nu nog in A'foort als jij je voetreis maakt, zoodat ik dan het

genoegen zou hebben je hier te zien. - Wanneer ga je naar Tessel? - Is v. Schendel

al uit Spanje terug?

Hierbij een afschrift v/h vers, dat ik een paar dagen nadat ik van jelui kwam,

schreef. Je zult je herinneren, dat ik de eerste regels zonder meer al lang had en je

toen in ons gesprek over rhetoriek citeerde. Curieus dat plotseling het heele vers er

uit kwam, zonder dat ik er eigenlijk meer over had gedacht. Ik ben er zelf zeer mee

ingenomen, vind het het eerste vers dat net zoo goed als De dwaze maagd is.

59

En,