• No results found

De onderzoeksvraag opgesteld bij de doelbereiking is simpel en luidt als volgt:

4. Zijn de doelen van de voetbalcursus bereikt?

Om te bezien of de doelstellingen die in de beleidsinhoud naar voren zijn gekomen bereikt zijn, is er een vragenlijst gemaakt voor de deelnemers van de voetbalcursus. Hierin zijn de deelnemers gevraagd naar hun bevindingen bij de voetbalcursus. Ook zijn in deze vragenlijst de verschillende variabelen die stichting FC Twente, Scoren in de Wijk positief heeft

proberen te beïnvloeden op doelbereiking getest. Als men deze variabelen samenvoegt, dan kan er een conclusie worden getrokken of de vooraf gestelde doelstellingen op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en bewustwording van een gezonde leefstijl behaald zijn of niet. Naast de bevindingen van de deelnemers zal ook de mening van de trainers van de voetbalcursus worden meegenomen in deze evaluatie. Is er in de opinie van de trainers wat veranderd qua sociaal-emotioneel gedrag en bewustwording van leefstijl bij de deelnemers? Ook het quasi-experimentele onderzoek met behulp van BMI metingen had moeten bijdragen aan de conclusie of de doelen van de voetbalcursus bereikt zijn of niet. Vooraf was het de bedoeling dat de resultaten verkregen uit de BMI meting zouden worden vergeleken met metingen gedaan door de beleidsuitvoerders tijdens de voetbalcursus. Hierdoor zou er kunnen worden bekeken of op de langere termijn de BMI’s van de deelnemers verbeterd zouden zijn. Helaas waren de BMI metingen die behoorden bij de geënquêteerde deelnemers niet meer te traceren binnen Scoren in de Wijk en kunnen er voor dit onderzoek alleen maar uitspraken worden gedaan met behulp BMI metingen vergaard tijdens het afnemen van de vragenlijsten.

4.1: Opinie deelnemers voetbalcursus.

Deelnemers aan de voetbalcursus van de basisscholen in de Berflo Es, te weten de Paus Joannesschool, de Waarbeekschool en de Wingerd hebben meegewerkt aan het invullen van de vragenlijst. De deelnemers van praktijkschool ’t Genseler zijn niet geïnterviewd omdat de vragenlijst waarschijnlijk te moeilijk voor deze deelnemers zou zijn. Tijdens het afnemen van de vragenlijst leek het erop dat de kinderen de vragenlijst serieus hebben ingevuld. Een nadeel van het laten invullen van vragenlijsten door kinderen is dat wat vermeld wordt op de

over een goede conditie beschikt, terwijl dit bezijden de werkelijkheid kan zijn. Deze onvolkomenheid moesten we echter voor dit onderzoek accepteren.

Met behulp van het statistiekprogramma SPSS zijn de data verwerkt. Als men logisch redeneert dan kan men vaststellen dat de voetbalcursus succesvol is geweest als er op de verschillende variabelen een goed resultaat is behaald. We zullen de vragen gesteld in de vragenlijst eerst afzonderlijk analyseren en daarna zal er een conclusie worden getrokken per variabele. Daarna volgt er nog een algemene conclusie over de resultaten van de vragenlijst. De vragenlijst is gebaseerd op bevindingen uit de wetenschappelijke inzichten over de verschillende variabelen en in de vragenlijst wordt gekeken in hoeverre de deelnemers voldeden aan wat wetenschappelijk werd voorgestaan als gezond zijnde. Opgemerkt dient te worden dat de interpretatie van de resultaten een altijd een subjectieve is. Wat de ene

onderzoeker als vrij goed beschouwt, kan een andere onderzoeker als matig beoordelen. In dit onderzoek is echter geprobeerd de data zo correct mogelijk te analyseren. Helaas kunnen we geen goede vergelijking maken tussen voor en na de voetbalcursus. Stichting FC Twente, Scoren in de Wijk heeft voor de voetbalcursus geen uitgebreide vragenlijst aan de kinderen voorgelegd. We beschikken voor dit onderzoek niet over een nulmeting en een vergelijk kan derhalve niet gemaakt worden. Ook beschikken we niet over een controlegroep, kinderen die de voetbalcursus niet gevolgd hebben. Ondanks deze nadelen kan er toch iets gezegd worden over de effecten van de voetbalcursus. Er zal worden gekeken naar hoe de deelnemers scoren op de verschillende variabelen. Met behulp van deze gegevens kan weldegelijk een inzicht worden verkregen in de bewustwording van leefstijl en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de deelnemers.

De vragenlijst is opgebouwd uit verschillende gedeeltes waarin vragen staan over de verschillende variabelen. In de bijlage staat de volledige vragenlijst. Bij onderstaande

bevindingen wordt verwezen naar de desbetreffende vraag. Voor Stichting FC Twente, Scoren in de Wijk is het een aanbeveling om bij nieuwe cursussen de vragenlijst te gebruiken bij voor- en nameting. Men zou dan in vervolg beter in staat zijn de effecten van de voetbalcursus te meten.

Voedingsgewoonten.

De eerste variabele is voedingsgewoonten. Gevraagd naar het aantal malen ontbijten in de week blijkt dat 80% dit elke dag doet, 9% vaak, 9% soms en 2% doet dit zelden. Overwegend wordt er gezond ontbeten. 60% ontbijt met bruin brood en daarna komt van alles wat (mix wit, bruin en beschuit/knäckebröd). Wit brood wordt het minst als ontbijt gegeten. Het ontbijten van de deelnemers lijkt vrij gezond. Al zijn er een paar negatieve uitschieters te bemerken.39

Bij het consumeren van groente en fruit, ligt het gemiddelde van groente rond vaak, dit is vrij goed en het gemiddelde van fruit ligt tussen soms en vaak. De deelnemers eten tussen de 4 en 5 keer in de week de vereiste hoeveelheid fruit. De score op dit onderdeel is aardig. Al wordt de wetenschappelijk norm van 2 ons groente en 2 stuk fruit per dag40 niet gehaald.41

De lunch van deelnemers is minder gezond, 43% luncht nog wel met brood en fruit en geen enkele deelnemer geeft aan dat men luncht met snoep uit een automaat of bij de snackbar. Echter bij de optie anders (57%) geeft men zeer vaak als lunch koek op. Dit is niet ideaal.42

De deelnemers eten gemiddeld tussen de één en twee tussendoortjes per dag. Dit is niet veel en op dit onderdeel behaalt de doelgroep een redelijke score.43

De deelnemers lessen hun dorst meestal met water (40%), sap en ranja doen het ook goed. Frisdrank als minst gezonde drankje ligt op 14%. De kinderen consumeren in één week niet teveel frisdrank. Het merendeel gebruikt nooit tot zelden frisdrank. Het aantal glazen frisdrank dat dan gedronken wordt ligt ook laag. De deelnemers drinken gezond.44

Conclusie voedingsgewoonten.

De doelbereiking op de variabele voedingsgewoonten is vrij aardig. Op de meeste vragen werd overwegend een goede, gezonde score behaald. De doelgroep voldoet niet aan de norm gesteld in de wetenschappelijke inzichten, maar ze komen qua gezonde voedingsgewoonten toch in de buurt.

39

Vragenlijst, Eten, vraag 1 en 2

40

www.voedingscentrum.nl

41

Vragenlijst, Eten, vraag 3 en 4

42

Vragenlijst, Eten, vraag 5

43

Vragenlijst, Eten, vraag 8

Bewegingsgedrag.

Het buitenspelen en sporten lijkt goed te zitten. De kinderen spelen veel buiten. 57% speelt zelfs elke dag buiten. Bij sporten ligt het gemiddelde tussen zelden en soms. Zelden is echter 1 of 2 keer in de week en soms is 3 à 4 keer in de week. Als je de vragen buitenspelen en sporten samenvoegt dan kom je op een gemiddelde van 4,5 dag per week. Activiteit van de doelgroep lijkt in orde.45

Inactiviteit. Het gemiddeld aantal uren ligt rond de 2 uur. Er zijn enkele uitschieters die wel 4 uur of zelfs 5 uur of meer per dag tv kijken of op de computer spelen. Het gemiddelde is echter oké.46

Het vervoer naar school van de leerlingen is gezond. 97% gaat lopend of op de fiets. Slechts 3% wordt gebracht met de auto. Een goede score, al is onbekend hoever de deelnemers van school af wonen.47

Conclusie bewegingsgedrag.

De gemiddelden op bewegingsgedrag liggen goed. De doelgroep speelt veel buiten en sport ook aardig. De inactiviteit is ook in orde, al zijn er negatieve uitschieters. Verder is het vervoer van de leerlingen zeer goed en dus is de conclusie dat er gemiddeld goed gescoord wordt op bewegingsgedrag.

Hygiëne.

Gemiddeld douchen de deelnemers zich 4 of 5 keer in de week, het wassen gebeurt gemiddeld 2 keer per dag en het tandenpoetsen hangt tussen de 2 en 3 keer per dag gemiddeld. Als men naar de statistieken kijkt voor hygiëne dan ziet het er goed uit.48

Conclusie hygiëne.

De deelnemers onderhouden een goede persoonlijke hygiëne en de doelen op dit gebied lijken bereikt.

45

Vragenlijst, Beweging, vraag 1 en 2

46

Vragenlijst, Beweging, vraag 3

47

Vragenlijst, Beweging, vraag 4

Sociaal-emotionele ontwikkeling.

De stelling dat er minder ruzie en minder gepest zou worden na de voetbalcursus wordt door de deelnemers niet onderschreven. 73% ontkent dit, 27% zegt dat dit wel het geval is. Bij de deelnemers is ook gevraagd naar het tegen hun verlies kunnen en naar samenwerking binnen de klas. De scores hierop zijn beide rond de 80%. Bij deze vragen is echter niet gevraagd naar de invloed van de voetbalcursus daarop. Achteraf gezien was dit beter geweest. De

voetbalcursus heeft ook wel iets bij gedragen aan het op het gemak voelen in de klas. De helft van de deelnemers voelt zich meer op z’n gemak na de voetbalcursus.49

Conclusie sociaal-emotionele ontwikkeling.

Qua ruzie is er niet veel veranderd bij de doelgroep. Bij de andere drie vragen wordt er wel goed gescoord al is de vraagstelling bij twee vragen achteraf niet geheel juist. Ondanks dit lijkt het toch dat de voetbalcursus, mede door de geschreven reacties van deelnemers positief heeft bijgedragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van deelnemers.

Conclusie resultaten vragenlijst.

De doelen zijn op veel variabelen aardig bereikt. Gemiddeld wordt er vrij goed gescoord, al wordt bij de meeste variabelen het wetenschappelijk gezien te bereiken niveau niet bereikt. Ondanks de goede gemiddelden ziet men ook uitschieters. Deze negatieve uitschieters

betreffen veelal de risicogevallen uit de doelgroep. Deze groep baart natuurlijk zorgen. Om te kijken of de risicogroepen die bestaan bij de verschillende variabelen telkens uit dezelfde personen bestaan is er een sumscore binnen spss gecreëerd waaruit kan worden opgemaakt of er echt een groep bestaat die op elke variabele slecht scoort en een hoog risico met zich meedraagt. Opgemerkt dient te worden dat het bepalen van de grenzen voor een slechte score subjectief blijft. Een andere onderzoeker zou de grenzen wellicht lager of hoger afstellen.

Bepaalde vragen van de vragenlijst zijn voor de opbouw van de variabelen gebruikt. Deze bepaalde vragen worden gebruikt omdat ze allen de juiste ‘richting’ hebben.

De antwoordmogelijkheden bij deze vragen zijn namelijk volgens een zelfde stramien opgebouwd. De variabele voedingsgewoonten bestaat uit de vragen over ontbijt50, groente51

49

Vragenlijst, Omgaan met elkaar, vraag 1, 2, 3 en 4

50

Vragenlijst, Eten, vraag 1

en fruit52. Drinken bestaat uit de vragen frisdrank gebruik53 en aantal glazen54. De variabele beweging bestaat uit de vragen buitenspelen55 en sporten56. De variabele hygiëne bestaat uit de vragen douchen57, wassen58 en tandenpoetsen59 . Als laatste is er nog de variabele sociaal-emotionele ontwikkeling. De vragen ruzie60, verlies61, samenwerken62 en gemak63 vormen deze variabele.

Uit een analyse van de gegevens blijkt dat er onder de deelnemers twee risicogevallen bestaan. De ene deelnemer scoorde op drie en de andere deelnemer op vier variabelen ongezond. Verder zijn er nog elf randgevallen. Deze deelnemers scoorden op twee van de vijf variabelen slecht. Twee van de in totaal achtenvijftig deelnemers behoren tot een risicogroep met een factor hoog en elf deelnemers zitten daar gevaarlijk tegenaan. Ernstiger risico bestaat als er de deelnemer ook nog eens slecht scoort op variabelen waar een zekere samenhang tussen bestaat. Voedingsgewoonten, beweging en drinken zijn bepalend voor de fysieke gesteldheid van de deelnemer. De twee grootste risicogevallen scoorden hier slecht op de fysieke gesteldheid en vier randgevallen scoorden ook slecht op twee van de drie onderdelen van fysieke gesteldheid. Deze deelnemers hebben een hoger risico dan deelnemers die één keer slecht scoren op bijvoorbeeld voedingsgewoonten en één keer op sociaal-emotionele ontwikkeling. Men zou kunnen stellen dat de zorgwekkendste risicogroep bestaat uit de twee ernstige gevallen en de vier die er dicht tegenaan zitten. Met een grove schatting betekent dit dat één op de tien deelnemers tot de risicogroep behoort. Voor één op de tien deelnemers is de voetbalcursus niet in zo’n mate aangeslagen dat deze deelnemers er na de voetbalcursus een gezonde leefstijl op nahouden. We kunnen echter niet inschatten of hun leefstijl

desalniettemin er door de voetbalcursus toch op vooruit is gegaan omdat we geen nulmeting hebben kunnen uitvoeren in dit onderzoek.

52

Vragenlijst, Eten, vraag 4

53

Vragenlijst, Drinken, vraag 2

54

Vragenlijst, Drinken, vraag 3

55 Vragenlijst, Beweging, vraag 1

56

Vragenlijst, Beweging, vraag 2

57

Vragenlijst, Hygiëne, vraag 1

58

Vragenlijst, Hygiëne, vraag 2

59

Vragenlijst, Hygiëne, vraag 3

60

Vragenlijst, Omgaan met elkaar, vraag 1

61

Vragenlijst, Omgaan met elkaar, vraag 2

62

Vragenlijst, Omgaan met elkaar, vraag 3

4.2: Opinie trainers voetbalcursus.

Volgens de trainers was er wel degelijk een positieve ontwikkeling bij de deelnemers te bemerken. Na een aantal keren was de houding van de deelnemers wat betreft discipline duidelijk verbeterd. De beleidsuitvoerders geven aan dat men progressie op de verschillende variabelen bij de deelnemers aan de voetbalcursus heeft gezien. Op sociaal-emotioneel gebied werd de corveedienst perfect uitgevoerd door de deelnemers en ging dit op het eind van de cursus vanzelf. De volgende zaken werden opgetekend in de evaluaties over de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Er is veel aandacht besteed aan de discipline van vooral de eerste groep. Na een aantal trainingen zag men het effect hiervan wel terug in de groep.64

Gedrag is moeilijk meetbaar, wel werd waargenomen dat men gedurende de cursus makkelijker omging met verlies. Het zelfvertrouwen van jongeren is toegenomen65

Ook is bewustwording van leefstijl bij de deelnemers volgens de uitvoerders bereikt. De kinderen zijn echt gaan nadenken over voeding en wat gezond en ongezond is.

Ze zijn bewust gaan nadenken over hun eigen leefstijl. Jongeren geven aan dat ze wel bewuster zijn geworden over hoe belangrijk gezond leven is.66

64

Evaluatie Paus Joannesschool

65

Evaluatie de Wingerd

4.3: Onderzoek met behulp van BMI.

In eerste instantie was het de bedoeling dat met behulp van data van de conditietrainer van FC Twente er een quasi-experimenteel onderzoek op zou worden gezet waarbij er een

vergelijking zou worden gemaakt tussen de BMI’s tijdens de voetbalcursus gemeten en de BMI’s van de deelnemers een jaar later. Deze resultaten zouden dan weer vergeleken worden met een controlegroep die de voetbalcursus niet heeft gevolgd en de stimulus dus niet

ontvangen heeft. Deze meting zou een indicatie kunnen zijn van succes op de doelstelling bewustwording van de leefstijl.

De opzet voor het quasi-experimentele onderzoek zag er als volgt uit.

NR (non random) O1 X O2 (groep deelnemers die de stimulus hebben gehad)

NR O2 O2 (groep zonder stimulus uit soortgelijke wijk)67

Tijdens de voetbalcursus zijn er twee BMI meetmomenten geweest. Eén aan het begin en één aan het eind van de voetbalcursus. Ook zijn er sprinttests afgenomen bij de deelnemers. Deze tests zijn afgenomen om te kijken of de deelnemers door de voetbalcursus een betere fysieke gesteldheid hebben gekregen. Echter de conditietrainer van FC Twente gaf aan dat het in acht weken niet reëel is een significante verandering in de fysieke gesteldheid te verwachten. De voetbalcursus was vrij kort en het weer was volgens hem ook van invloed op de resultaten.

Volgens hem is het bijvoorbeeld van invloed als het erg koud weer is, de kinderen zouden dan mindere resultaten behalen.

Uiteindelijk is het beoogde quasi-experimentele onderzoek niet gerealiseerd omdat de juiste BMI metingen verloren zijn gegaan binnen stichting Scoren in de Wijk. De metingen die zouden moeten corresponderen met de metingen verricht bij de deelnemers van dit onderzoek zijn spoorloos. Een vergelijking valt niet te maken en dus zullen we genoegen moeten nemen met constateringen uit de evaluaties die na elke voetbalcursus zijn geschreven en rest ons niets anders dan te kijken of de BMI waarden van de deelnemers nu gezonde BMI waarden zijn. In de evaluaties worden de volgende zaken opgetekend.

67

Shadish, Cook and Campbell(2002), “Experimental and quasi-experimental designs”, Houghton Mifflin Company, Boston

Paus Joanneschool

Bij de eerste groep zijn opvallende verschillen waarneembaar. Bij 79% van de jongeren is het vetpercentage afgenomen. Bij de overigen is het gelijk gebleven of in een enkel geval

toegenomen. De gemiddelde afname van het vet is 1.3%. Hier staat tegenover dat de jongeren langer zijn geworden. Gemiddeld 0,93 cm. Er zijn grote verschillen in groei te zien. De resultaten liggen tussen 0 - 2,7 cm. De loopresultaten zijn ook opvallend. Vooral op de langere sprints is de snelheid verhoogd. Op de korte 10 meter sprint presteert 22% beter, bij 20 meter 61% en bij 30 meter 89%. De ‘conditietest’ is ook opvallend. 78% van de jongeren presteert beter. Dit is een combinatie van goede looptechniek, betere inzet en een betere conditie.68

’t Genseler

De totale groep bestond uit 16 jongeren. 10 meiden en 6 jongens. Volgens de nieuw gebruikte BMI-schaal bleken 3 jongeren te zwaar te zijn. Zeer opvallend was dat er veel jongeren juist een hoger vetpercentage hebben dan voor de cursus. (maar men blijft binnen de

BMI-marge=normaal gewicht). Een mogelijke verklaring kan zijn dat de groei op deze leeftijd minder is maar dat juist de eetgewoonten hetzelfde blijven. In totaal nam het gemiddelde vetpercentage toe met 4,5%. Terwijl de lengte slechts met 0,5 cm toenam.

De sprinttesten gaven aan dat vooral op doorzettingsvermogen (langere sprint) de jongelui meer vooruitgang boekten.69

Evaluatie de Wingerd

Bij de meisjes kon er een meting plaatsvinden van 10 meisjes. 8 van deze meisjes had na de cursus een vetvermindering. Bij de jongens hadden 11 van de 16 jongens een vetafname. De gemiddelde afname van vet was 1%. Bij 4 jongeren kon er geen meting plaatsvinden omdat zij 1 meetmoment hebben gemist. De vetafname staat tegenover dat de jongeren weer langer zijn geworden met gemiddeld 1,4 cm. De resultaten liggen tussen 0 – 3,1 cm.

Ongeveer 85% van de jongeren is sneller geworden.70

68

Evaluatie Paus Joannesschool

69

Evaluatie ‘t Genseler

Van de Waarbeekschool was helaas geen evaluatie, maar de andere evaluaties zijn overwegend positief. Het lijkt erop dat zelfs in relatief korte tijd de deelnemers er iets op vooruit zijn gegaan qua fysieke gesteldheid. De vetgehaltes zijn veelal verminderd, echter de deelnemers waren gemiddeld ook langer geworden. We zullen nu naar de huidige BMI waarden gaan kijken. Met deze BMI’s kunnen we kijken of de deelnemers nu er een gezonde leefstijl op nahouden.

De normatieve BMI waarden zijn voor meisjes van 12 jaar als volgt.

Te licht Normaal Te zwaar Obesitas

12 jaar <14,4 14,4-21,68 21,68-26,67 >26,67

Voor jongens van 12 jaar zijn de normatieve waarden als volgt. Te licht Normaal Te zwaar Obesitas

12 jaar <14,4 14,4-21,22 21,22-26,02 >26,02

De gegevens van de feitelijke BMI waarden in de onderzochte scholen geven het volgende beeld: geslacht meisje jongen bm i 25,00 20,00 15,00 48

Uit de huidige BMI’s blijkt dat er acht meisjes te zwaar zijn. 20 procent van de meisjes uit de steekproef is dus te zwaar en van de jongens zijn er twee te zwaar en kampt er één met obesitas. Dit is dus een op de zes (16.66%) van de jongens die te zwaar zijn. Verder zijn er twee meisjes te licht en is er één jongen te licht. Het landelijk gemiddelde van overgewicht en