• No results found

DEEL 1 Bureaustudie

1.5 Doel van het onderzoek en onderzoeksstrategie

Deze archeologienota heeft als doel na te gaan welke archeologische resten er te verwachten zijn ter hoogte van het projectgebied en in welke mate deze bedreigd worden door de nakende ingreep in de bodem. Het onderzoek in deze archeologienota heeft drie doelen.

1) Er wordt een inschatting gemaakt van het archeologisch potentieel.

2) Er wordt nagegaan welke bewaring van deze resten te verwachten is.

3) Er wordt nagegaan welke impact van de geplande bodemingreep zal hebben op deze resten.

De gegevens, waarop het onderzoek is gebaseerd, vloeien voort uit de plannen aangeleverd door de initiatiefnemer en landschappelijke, bouwkundige en archeologische inventarissen en kaarten met de bedoeling steeds het archeologisch verwachtingsprofiel te confronteren met de aard van de geplande werken om zo de impact van deze werken op het bodemarchief te bepalen.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt een advies geformuleerd omtrent een eventueel archeologisch vervolgonderzoek, een in situ bewaring of een vrijgave. De volgende stappen worden ondernomen om een archeologisch verwachtingsprofiel op te stellen:

1) Een studie van de bestaande en ontsloten landschappelijke gegevens plaatst het projectgebied in een breder landschappelijk kader (hfst. 3). Hiertoe werden zowel kaartmateriaal als literaire bronnen geconsulteerd.

2) Een studie van de bestaande en ontsloten historische en archeologische gegevens geeft inzicht in het archeologisch potentieel van het projectgebied (hfst. 4). Hierbij werden voornamelijk inventarissen onroerend erfgoed en historische kaarten geraadpleegd.

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 11

A ARD VAN DE BEDREIGING 2.1 H

UIDIGE SITUATIE

Het projectgebied en wegtracé bestaat uit de Meidreef en de aansluiting met de Kapelstraat, Hoog Heibos en de Van den Bergstraat. Het grootste gedeelte van de Meidreef is geasfalteerd. Waar deze straat aansluiting vindt met de Kapelstraat en vanaf huisnummer 44 tot het meest zuidelijke punt van de Meidreef bevinden zich kasseien. Waar de Meidreef uitkomt op de Van den Bergstraat bestaat deze laatste slechts uit een onverharde landweg.

De Meidreef is een tweerichtingsstraat met een met gras bezaaide berm aan weerszijden, die geregeld onderbroken wordt door opritten. De huidige verstoringsdiepte wordt conservatief geschat op ca 0,50 à 0,70m –MV.

Onder de wegenis zelf bevinden zich nog geen nutsleidingen (met uitzondering van enkele dwarse oversteekpunten ter hoogte van de kruising Meidreef-Kapelstraat en Meidreef-Hoog Heibos). De bestaande nutsleidingen werden aangelegd in de groene bermen langsheen de wegenis. De huidige diepte van deze leidingen is ca 1,20m –MV maar uitzonderlijk kunnen deze zich dieper bevinden.

2.2 T

OEKOMSTIGE SITUATIE

De initiatiefnemer plant allereerst de uitbraak van de bestaande wegenis. Hierna zal de Meidreef en de Van den Bergstraat voorzien worden van een DWA-leiding, die aansluit op de bestaande leiding in de Kapelstraat en Hoog Heibos. Voorts zal er ook in de Meidreef van het noordelijkste punt uit tot aan huisnummer 41 een RWA-leiding worden aangelegd. Beide zullen centraal onder het tracé (Figuur 3) worden geplaatst om aangesloten te kunnen worden op de bestaande leidingen. Deze leidingen zullen samen in een sleuf van 4m breed onder het wegdek worden aangelegd. De sleuven worden in talud gegraven en zijn op het diepste punt nog maximum 1,5 à 2m breed. Vanaf Meidreef 41 tot aan de Van den Bergstraat zal de bestaande inbuizing (die zich in de berm op 1,70m –MV bevindt) worden opgebroken en wordt er een open gracht aangelegd. Aan het zuidelijke einde hiervan wordt een wadi voorzien.

Na deze werken wordt het gehele wegdek opnieuw aangelegd.

Alle aangereikte plannen worden voor een betere leesbaarheid toegevoegd in een aparte bijlage.

2.2.1 DWA-

LEIDINGEN

Een rioleringsproject start op het diepste punt van de riolering. Concreet betekent dit D1 op het kruispunt van de Meidreef met de Kapelstraat. De gebruikte buizen zullen een diameter hebben van 250 mm en zullen in een sleuf van 1,5 à 2m breed (gemeten op het diepste punt) komen te liggen. Bij de geplande inplantingsdiepte van de buizen mag bijkomend op een uitgraving van ca. 0,5m gerekend worden. D1 is ca 2m onder het maaiveld gepland waardoor de totale verstoring op dit punt uitkomt op ca. 2,5m onder het maaiveld. De leiding loopt naar D9 dat zich op het kruispunt van de Meidreef en de Van den Bergstraat bevindt waarbij de riolering zich op ca 1,46m onder het maaiveld situeert en de verstoring tot op 1,96m diepte zit. De DWA-leiding loopt verder westwaarts ter hoogte van de Van den Bergstraat en eindigt op 1,15m waarbij de uitgraving 1,65m onder het maaiveld zal vereisen. De DWA-leidingen zullen gravitair aangelegd worden, gebaseerd op de (natuurlijke) hoogteverschillen van het terrein. In de betrokken straten komt de geplande ingreep in de bodem neer op:

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 12 Locatie Totale geplande ingreep in de

bodem

Geplande inplanting onderkant buis

Meidreef 1,46 tot 2m -MV 1,96 tot 2,5m -MV

Van den Bergstraat 1,15 tot 1,46m -MV 1,65 tot 1,96m -MV

Tabel 1: Overzichtstabel ingrepen in de bodem DWA (Initiatiefnemer / ABO nv, 2019)

Hierna zal deze riolering terug aangevuld worden met zandcement en herbruikgrond. Als de hoofdriolering geplaatst is volgt het maken van de huisaansluitingen.

2.2.2 RWA-

LEIDINGEN

De gebruikte RWA-buizen zijn 400 mm in diameter en zullen in dezelfde sleuf van 1,5 à 2m breed komen te liggen. Ook hier zullen de leidingen gravitair aangelegd worden. Hierna zal het wegdek opnieuw hersteld worden. Ter hoogte van het zuidelijke kwart van de Meidreef (vanaf huisnummer 41) zal een gracht aan de oostzijde van de Meidreef worden voorzien waarbij bij de opritten van de woonhuizen telkens kleine inbuizingen zullen aangelegd worden. Ook deze hebben een diameter van 400mm. In de betrokken straten komt de geplande ingreep in de bodem neer op:

Locatie Totale geplande ingreep in de bodem Tabel 2: Overzichtstabel ingrepen in de bodem RWA (Initiatiefnemer / ABO nv, 2019)

2.2.3 G

RACHT EN WADI

De gracht aan de oostzijde van de Meidreef 41 tot en met 51 is ca 2m breed en ca 0,8 à 0,9m –MV diep en zal in talud worden afgegraven en heeft een breedte van 1 à 1,5m op haar diepste punt. De lengte bedraagt ca 100m. Ze eindigt op haar meest zuidelijke punt in een wadi met onregelmatige vorm van ca 9x9m. De diepte van de wadi zal ca 0,90m -MV bedragen.

2.2.4 N

IEUWE WEGENIS

Na de werken zullen alle betrokken straten opnieuw voorzien worden van een wegdek in waterdoorlatende klinkers.

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 13 Figuur 3: Grondplan riolering Pastoor van Dykstraat (Initiatiefnemer 2019)

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 14

A SSESSMENTRAPPORT : L ANDSCHAPPELIJKE ANALYSE

3.1 T

OPOGRAFISCHE SITUERING

3.1.1 T

OPOGRAFIE

Het projectgebied ligt ten zuidwesten van het centrum van Lint en bevindt zich halverwege Lint en Kontich – Kazerne. Net ten noorden van het projectgebied situeert zich de Babbelkroonbeek / Babbelse beek. Drie kilometer naar het zuiden stroomt de Grote Nete en vier kilometer ten westen bevindt zich de grote verkeersader E19. Op 100m ten westen bevindt zich de Lintsesteenweg.

Figuur 4: Detail van het onderzoeksgebied op de topografische kaart

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 15 Figuur 5: Het onderzoeksgebied op de topografische kaart

3.1.2 H

OOGTEVERLOOP

Het Digitaal Hoogte Model geeft weer dat het projectgebied gelegen is op de rand van een noordoost-zuidwest verlopende verhevenheid (waar ook de Alfsberg deel van uitmaakt) die langs de oostzijde wordt geflankeerd door de vallei van de Grote Nete en langs de westzijde door de Scheldevallei. De ten noorden aan het projectgebied grenzende Babbelbeek loopt van west (hoog) naar oost (laag).

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 16 Figuur 6: Digitaal Hoogtemodel met aanduiding van het projectgebied en de waterlopen

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 17 Het profiel vertoont een algemeen licht stijgend verloop van noord naar zuid tussen 13 en 14m TAW.

Op basis van het Digitale Hoogte Model zou het omgekeerde verwacht worden maar het huidige hoogteverloop kan verklaard worden door de insnijding van de Babbelbeek.

Figuur 7: Hoogteprofiel van noord naar zuid (1) (Geopunt 2019)

Figuur 8: Hoogteprofiel van west naar oost (2) (Geopunt 2019)

Op de Skyviewkaart zijn vooral de plaatselijke percellaire verhevenheden zichtbaar als gevolg van de bebouwing en verder ook de laagst gelegen lineaire structuren zoals de Babbelse beek en de Lintsesteenweg in het westen.

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 18 Figuur 9: Skyview met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 19

3.2 B

ODEMKUNDIGE EN GEOLOGISCHE SITUERING

3.2.1 B

ODEMTYPE

Volgens de gedigitaliseerde Bodemkaart worden de bodemtypes Lhc en Lda gekarteerd ter hoogte van het projectgebied (Figuur 10). Deze worden achtereenvolgens besproken:

- Bodemtype Lhc betreft een natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont. Het gaat om natte stuwwatergronden op een ondiep substraat en een minimale profielontwikkeling. Bovenop het tertiair komt een dun Pleistoceen zandleemdek voor. De humeuze donker grijsbruine bovengrond is ongeveer 25cm dik. Het tertiair materiaal kan vermengd zijn met grint en/of met het Pleistocene zandleem. Op minder dan 50cm beginnen zich roestverschijnselen voor te doen.

- Een gelijkaardig bodemtype betreft Lda, een matig natte zandleembodem met textuur B-horizont. Waar onderliggend een zandig substraat voorkomt oefent deze laatste een zekere drainerende werking uit. Het omgekeerde doet zich voor bij het voorkomen van een of klei-zand substraat. Gezien het tertiair op deze locatie bestaat uit een klei-zandig substraat is het eerste van toepassing.

Figuur 10: Gedigitaliseerde bodemkaart met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 20 De aanwezigheid van een – al dan niet verbrokkelde – textuur B-horizont doet vermoeden dat de natuurlijke bodemopbouw mogelijk nog deels bewaard is. Dit komt de eventueel erin vervatte archeologie ten goede.

3.2.2 T

ERTIAIR GEOLOGISCHE KAART

Het projectgebied ligt volledig binnen de tertiaire afzettingen van de Formatie van Berchem (Figuur 11).

De Formatie van Berchem wordt gekenmerkt door donkergroen zwart zand. Dit zand is sterk glauconiet- en onderin kleihoudend. Plaatselijk komen ook schelpen voor.

Figuur 11: Gedigitaliseerde Tertiairgeologische kaart met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 21

3.2.3 Q

UARTAIRGEOLOGISCHE KAART

Volgens de Quartairgeologische kaart bestaat het projectgebied uit type 1 en 1a . Dit type bestaat in de zuidelijke helft uit hellings- en eolische afzettingen uit het laat-Pleistoceen en mogelijk vroeg-Holoceen.

De noordelijke helft is gelijkaardig, alleen komen boven- en onderin ook fluviatiele afzettingen voor waarbij de onderste en bovenste respectievelijk lagen uit het Pleistoceen en Holoceen betreffen. Deze fluviatiele lagen wijzen erop dat de Babbelse beek een – in oorsprong - natuurlijke waterloop betreft (Figuur 12).

Figuur 12: Detail van de eenheden die de onderstaande Quartairgeologische kaart kenmerkt (Geopunt 2019)

Figuur 13: Gedigitaliseerde Quartairgeologische kaart met het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 22

3.2.4 B

ODEMEROSIEKAART

De potentiële bodemerosie is in de directe omgeving van het projectgebied gekarteerd als

‘verwaarloosbaar’. Een lage impact van erosie bevordert de bewaring van de bodemopbouw en bijgevolg ook van eventueel aanwezige archeologische resten (Figuur 14).

Figuur 14: Bodemerosiekaart op perceelniveau met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 23

3.2.5 B

ODEMBEDEKKINGSKAART

Het projectgebied wordt volgens de Bodembedekkingskaart gekenmerkt als ‘autowegen’. In de directe omgeving komen zowel gebouwen, bomen, gras en struiken voor (Figuur 15).

Figuur 15: Bodembedekkingskaart met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 24

A SSESSMENTRAPPORT : ARCHEOLOGISCHE VOORKENNIS

Geraadpleegde bronnen met betrekking tot archeologische voorkennis

Toelichting

Inventarissen

Inventaris archeologische zone Niet relevant

Landschapsatlas Niet relevant

Inventaris Bouwkundig Erfgoed Relevant, cf. 4.2

Beschermde stads- en dorpsgezichten Niet relevant Centrale Archeologische Inventaris Relevant, cf. 4.3

Inventaris Historische stadskern Niet relevant

Zone waar geen archeologie te verwachten valt (GGA) Niet relevant

Wereldoorlogrelicten Niet relevant

Belgisch (verdwenen) molenbestand Niet relevant

Cartografische bronnen

Fricxkaart (ca. 1712) Onvoldoende gedetailleerd, cf. 4.4.1

Villaretkaart (ca. 1745) Niet beschikbaar

Ferrariskaart (1771-1778) Relevant, cf. 4.4.2

Atlas der Buurtwegen (1841) Relevant, cf. 4.4.3

Vandermaelen kaarten (1846-1854) Relevant, cf. 4.4.4

Poppkaart (1842-1879) Relevant, cf. 4.4.5

Orthofotomozaïek

Kleinschalig, zomeropnamen, panchromatisch, 1971 Relevant, cf. 4.4.6 Kleinschalig, zomeropnamen, kleur, 1988 Relevant, cf. 4.4.6 Middenschalig, winteropnamen, kleur, 2003 Relevant, cf. 4.4.6 Grootschalig, winteropnamen, kleur, 2019 Relevant, cf. 4.4.6

Tabel 3: Geraadpleegde bronnen voor hoofdstuk 4

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 25

4.1 H

ISTORISCHE SITUERING

4.1.1 A

LGEMENE HISTORIEK

De naam Lint komt in 1220 voor als Lint, in 1281 als Linth en in 1291 terug als Lint. Het toponiem gaat vrijwel zeker terug op lindeboom, al dan niet met t-verzamelsuffix en dan met de betekenis van

‘lindenbos’.1 Het Lintse landschap omwatte beemden, weiden, broek- of moerasland in het noorden en voornamelijk bossen in het zuiden en oosten. Dorpsbebouwing aan de kruising van de wegen naar Lier, Hove, Duffel en Kontich groeide uit tot een gehuchtskern. Hoeven, landerijen en bossen kwamen in het bezit van abdijen en kloosters. Eén van de belangrijkste grootgrondbezitters was de Gentse Sint-Baafsabdij, die te Lint onder andere de nabij het onderzoeksgebied gelegen Moederhoeve in de huidige Moederhoefstraat bezat.2 Hieronder zal er dieper ingezoomd worden op deze locatie en haar specifieke historiek.

Tot 1869 was Lint een gehucht van Kontich. Een eeuw eerder werd een kapel gebouwde waar regelmatig een eredienst werd gehouden. De kapel werd in 1847 verbouwd en vergroot tot een volwaardige kerk. Toen de parochiale zelfstandigheid bekomen was, ijverde Lint voor gemeentelijke zelfstandigheid. In 1869 kreeg Lint het statuut van een onafhankelijke gemeente en de afscheiding werd bezegeld met als westgrens de spoorweg Antwerpen-Brussel.3

In de loop van de 19e en 20e eeuw bleef Lint een landelijke gemeente met rondom de kerk woningen van de burgerij, winkels en herbergen. Het dorpszicht werd ook mede bepaald door brouwerij “den Aker” en het tegenover gelegen kasteeltje.4

4.1.2 D

E

M

OEDERHOEVE EN HET KLOOSTER VAN

B

ETHANIË

In 1932 vestigen de Zusters van Bethanië zich aan de Kapelstraat in Lint. Deze orde van Dominicanessen waren afkomstig uit Frankrijk en hadden zich in 1905 in Brasschaat gevestigd. Dit klooster werd tijdens de ‘Groote Oorlog’ vernield waarna de gronden van het Meihof werden opgekocht. Het aangekochte domein bestond uit 10ha grond met daarop drie gebouwen. Het geheel was omringd met een gracht en stond in verbinding met de Babbelkroonbeek. Op de plaats waar het klooster werd gesticht bevond zich de oude hoeve en de kapel kwam op de plaats van de schuur. De geschiedenis van het domein gaat echter terug tot de late middeleeuwen. In 1450 verkochten de eigenaars ‘een hoeve met huisingen, hove, lande, beemde e.a.’ aan de abdij van St-Baafs. De naam Moederhoeve wijst op de belangrijke rol van de hoeve in de economie van de Gentse abdij. Rond 1500 is de abdij één van de belangrijkste grootgrondbezitters van Kontich. Tijdens de 16e eeuw begon men met het verkavelen van de uitgestrekte landbouwgronden in de omgeving. De congregatie werd groter en in 1937 werd de kapel gebouwd en startte men met het dempen van de wallen. In 1945 werd het oorspronkelijke villahuis zwaar beschadigd. Eind jaren ’50 brandde daarenboven één van de gebouwen volledig af. Het gebouw werd vervangen door een nieuwe kloostervleugel en ook de villa werd heropgebouwd. Eind jaren ’80 verlieten de zusters hun kloostergebouw en begin jaren ’90 werden de omliggende gronden verkaveld.

Vandaag de dag heeft het Rode Kruis zich in deze gebouwen gevestigd.

1 Debrabandere 2010

2https://id.erfgoed.net/themas/13689

3 Vandeputte 2008

4https://id.erfgoed.net/themas/13689

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 26

4.2 I

NVENTARIS ONROEREND ERFGOED

Er werd nagegaan of er in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied bouwkundig erfgoed, lijnrelicten, beschermde monumenten/stadsgezichten of archeologische sites, wereldoorlog relicten of

“gebieden geen archeologie” voorkwamen.

Enkel de zaken in de onmiddellijke omgeving van het tracé zullen worden besproken.

De Onze-Lieve-Vrouwkapel (ID14618) is een kapel uit 1838 die zich bevindt op een rechthoekig omgracht en beboomd terrein. De kapel is bouwkundig erfgoed en betreft een gecementeerd bakstenen gebouw onder een zadeldak met kleine vierkante aanbouwsels.

De Onze-Lieve-Vrouwkapellen samen met de omliggende weilanden en bossen zijn beschermd als dorpsgezicht (ID6509) omwille van het algemeen belang gevormd door de historische waarde. Er heerst daarnaast een zekere volksdevotie rond een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Wil dat na een diefstal op deze plaat werd teruggevonden.

Ten noordwesten komt verder ook een Gebied Geen Archeologie (GGA) voor.

Op 200m ten noorden ter hoogte van de Moederhoefstraat komt een droehoekig terrein voor waar reeds een archeologienota over werd opgemaakt (ID3280). Het archeologich hoge potentieel van het projectgebied werd tenietgedaan door de hoge verstoringsgraad en de versnipperde aard van de resterende, kleine oppervlaktes. Er werd een vrijgave geadviseerd.5

Op ca een halve kilometer te noordoosten ter hoogte van het Eikhof en Kasteelplein werden vier relatief kleine terreintjes, waarvan enkel de tuinzones onverstoord waren, in het kader van een archeologienota omwille van het beperkte ruimtelijke kader vrijgegeven (ID13229).6

5 Devroe 2017

6 Desmaele, Pieters 2019

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 27 Figuur 16: Erfgoedwaarden, arealen met een archeologienota/nota, GGA’s

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 28

4.3 C

ENTRALE

A

RCHEOLOGISCHE

I

NVENTARIS

Figuur 17: CAI-waarden op 500m à 1km van het onderzoeksgebied (Centrale Archeologische Inventaris en Geopunt 2019)

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 29 In de nabijheid van het onderzoeksgebied komt voornamelijk archeologisch erfgoed uit de nieuwe tijd voor. Op basis van cartografische studie (Ferrariskaart) en de studie van het gereduceerde kadaster konden zowel enkele sites met walgracht, een klooster en een drietal alleenstaande hoeves worden herkend. Deze kunnen allen in de 17e of 18e eeuw geplaatst worden. Hierin is vooral het klooster van Bethanië van belang (ID101880), dat zich vlakbij het onderzoeksgebied bevindt. De historiek hiervan werd reeds eerder besproken. Het klooster gaat terug op een omgrachte hoeve uit de late middeleeuwen.

Voorts dateert één CAI-waarde (ID165678) van een nog recentere ouderdom. Het gaat om een bunker uit de KW-linie. Het betreft een connectiekamer, deel van de KW-linie, een antitankversperring tussen Koningshooikt en Waver als verdediging tegen een Duitse invasie tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog.

Uit de oudere periodes situeert zich een site (ID160488) op ca 200m ten westen van het onderzoeksgebied. Ter hoogte van de Babbelkroonbeek werden in 2010 tijdens het vooronderzoek (door Jacobs en Bourgeois) en de daaropvolgende opgraving (door Studiebureau) verschillende spiekers, een bij- en hoofdgebouw, allen uit de ijzertijd aangetroffen. Op 600m ten zuidwesten van het studiegebied tenslotte werd een meerperiodensite (ID160036) blootgelegd. Te Kontich Rozengaard werd in 2011 door Condor een vooronderzoek en door Studiebureau Archeologie een opgraving uitgevoerd. Dit leverde enkele mesolithische artefacten (een microlithische spits en klinkgkrabber uit Wommersomkwartsiet en enkele intrusieve afslagen in een boomval), een deel van een tweeschepig hoofdgebouw, een bijgebouw en voorraad- of aanlegkuil uit de ijzertijd, enkele greppels en (paal)kuilen uit de Romeinse periode en enkele (paal)kuilen uit de late middeleeuwen aan het licht gebracht.

ID Omschrijving Datering

103334 Alleenstaande hoeve 17e eeuw

165678 Bunker 20e eeuw

103137 Alleenstaande hoeve 18e eeuw

103136 Alleenstaande hoeve 18e eeuw

Tabel 4: Overzichtstabel CAI-locaties in een straal van 1km (Centrale Archeologische Inventaris, 2018)

Samenvattend is in de nabije omgeving zoals reeds eerder gesteld vooral het archeologisch erfgoed uit de nieuwe tijd erg aanwezig. Waar archeologisch vervolgonderzoek werd uitgevoerd, werden ook resten uit oudere periodes aangetroffen. Dit hangt wellicht samen met de interessante landschappelijke ligging. Het onderzoeksgebied ligt immers in een gradiëntzone ten opzichte van de zuidwest-noordoost

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 30 verlopende verhevenheid ter hoogte van Kontich. De Gallo-Romeinse vicus van Kontich-Kazerne bevindt zich bijvoorbeeld op anderhalve kilometer ten westen van het onderzoeksgebied. Op basis daarvan is de kans niet onbestaande dat er zich ter hoogte van het onderzoeksgebied archeologisch erfgoed bevindt. De vraag is echter in hoeverre dit erfgoed onverstoord is gebleven.

4.4 C

ARTOGRAFISCHE BRONNEN

4.4.1 F

RICXKAART OF KAART VAN DE

N

EDERLANDEN

(

CA

. 1712-1744)

De weergave van het projectgebied is niet erg nauwkeurig gezien het projectgebied zich in realiteit verder naar het zuiden bevindt. Door de algemene aard van deze kaart heeft ze slechts weinig wetenschappelijke meerwaarde maar ze geeft wel een algemeen beeld van het omgevende landschap.

Zo bevinden de toenmalige dorpen zich toendertijd tussen beboste arealen (Figuur 18).

Figuur 18: Fricxkaart met aanduiding van het projectgebied

2019A358 | 27587.R.01 (intern) | Archeologienota Lint Meidreef 31

4.4.2 F

ERRARISKAART OF

K

ABINETSKAART DER

O

OSTENRIJKSE

N

EDERLANDEN EN HET

P

RINSBISDOM

L

UIK

(1771- 1778)

De Ferrariskaart toont het projectgebied gekarteerd als onbebouwd gebied, bestaande uit boomgaarden en een veld. Er kan vermoed worden op basis van het toenmalige wegtracé dat het volledige projectgebied in feite iets meer naar het zuiden en westen te situeren valt en dat het hierbij om de voorloper van het huidige wegtracé gaat. Dit kan te wijten zijn aan een onnauwkeurig

De Ferrariskaart toont het projectgebied gekarteerd als onbebouwd gebied, bestaande uit boomgaarden en een veld. Er kan vermoed worden op basis van het toenmalige wegtracé dat het volledige projectgebied in feite iets meer naar het zuiden en westen te situeren valt en dat het hierbij om de voorloper van het huidige wegtracé gaat. Dit kan te wijten zijn aan een onnauwkeurig