• No results found

4. Verwerking 19

4.2. Docent 2

4.2.1 Les 1

Lesdoelen: Symmetrie zien in een cirkel door het draaien en spiegelen van

een punt. Tevens de bijbehorende hoeken (in graden) kunnen bepalen en

deze koppelen aan de sinus.

Connectie met sensible mathematics: De windmolen (Fig. 4.1) is het icoon

van de symmetrie in de (eenheids)cirkel.

Verloop

Eerst haalt de docent voorkennis op over de bijzondere driehoeken ‘1, 1,

p

2’ en ‘1, 2,p

3’, de Stelling van Pythagoras en SOSCASTOA. Dan plaatst

hij de tweede bijzondere driehoek in een assenstelsel waarna samen met

de leerlingen de coördinaten van de drie hoekpunten worden bepaald. De

windmolen wordt dan getekend en de leerlingen dienen de coördinaten

van de andere punten op Werkblad 1 te schrijven. Daarna laat de docent

zien hoe de sinus en cosinus met SOSCASTOA in de eenheidscirkel kunnen

worden toegepast. De leerlingen bepalen vervolgens zelf de sinus van een

aantal hoeken op het werkblad. Hierna wordt een hoek van 120

getekend

en zet de docent de leerlingen aan het nadenken over de sinus van deze

hoek. De docent vertelt hierbij dat er een probleem ontstaat omdat deze

driehoek geen hoek van 90

heeft. Daarna deelt de docent Werkblad 2

uit met de eenheidscirkel waarop een driehoek met een hoek van 20

staat

afgebeeld. De leerlingen moeten zo veel mogelijk andere punten op de

een-heidscirkel vinden waarvan zij de coördinaten kunnen bepalen. Dit mogen

zij daarna thuis af maken. De volgende keer zal er gezamenlijk bekeken

worden wat er uit de figuur te halen valt.

Observaties

De leerlingen lijken het invullen van de coördinaten wat lastiger te vinden

dan de leerlingen van Docent 1. Zo vond een leerling het niet logisch dat

de afstanden van het molentje allemaal hetzelfde zijn. Dit staat op het

blad ook niet vermeld. Toch melden de leerlingen bij het nabespreken wel

dat het erg makkelijk was. Als zij de sinus van een aantal hoeken moeten

bepalen begrijpen de leerlingen eerst niet zo goed hoe ze dit aan moeten

pakken, maar met wat hulp lukt het wel. Bij het invullen van Werkblad

2, waarbij de docent zegt dat ze zo veel mogelijk coördinaten en sinussen

moeten opschrijven, begrijpen de leerlingen niet wat de sinus ermee van

doen heeft. Zij hebben nog niet ontdekt dat de sinus gelijk is aan de hoogte

en de docent zegt hier ook niks over. Een leerling vraagt zich af of hij de

Stelling van Pythagoras moet gebruiken.

Discussie

De docent had gehoopt dat de leerlingen zelf het verband tussen de sinus

en de hoogte zouden ontdekken als hij zelf niet te veel sturing gaf. Helaas

bleek in deze les dat zij met deze opdrachten juist te veel in het diepe

wa-ren gegooid. Dit zal de reden zijn dat de les wat chaotisch is verlopen en de

lesdoelen niet zijn behaald. De docent had ook bewust de bewoordingen

‘spiegeling’ en ‘draaiing’ niet gebruikt, in tegenstelling tot Docent 1. Het is

mogelijk dat de leerlingen het daarom lastiger vonden om de coördinaten

van het windmolentje te vinden. Het idee van de windmolen was

über-haupt niet aangeslagen bij de leerlingen. Ze gebruikten het niet om meer

punten te genereren op het tweede werkblad. De koppeling tussen de

co-ördinaten en de hoeken werd niet gemaakt. De sinus heeft in deze les voor

de leerlingen geen nieuwe betekenis gekregen.

Om de lesdoelen wel te bereiken zal een koppeling tussen de werkbladen

moeten worden gemaakt. Bovendien moet er iets met een draaiing worden

gebruikt omdat dit erg belangrijk is voor het toewerken naar de sinus. De

molen ziet er hiervoor niet vloeiend genoeg uit. Er wordt geopperd om een

waterrad als icoon te gebruiken. Daarnaast zou de docent met de leerlingen

ook meer moeten discussiëren over de hoogte.

4.2.2 Les 2

Lesdoelen:De leerlingen maken een koppeling tussen de sinus, de

symmetrie-eigenschappen en de eenheidscirkel. Daarnaast zullen zij de grafiek van de

sinus kunnen tekenen en begrijpen.

Connectie met sensible mathematics: De windmolen (Fig. 4.1) is het icoon

van de symmetrie in de (eenheids)cirkel.

Verloop

Eerst bespreekt de docent het werkblad van de vorige keer, waarbij de

leer-lingen coördinaten en sinussen van nieuwe punten moesten vinden. Hierbij

laat hij bewust ook leerlingen aan het woord met onjuiste antwoorden. De

docent vraagt of er ook leerlingen zijn die bij deze opdracht gebruik

heb-ben gemaakt van de eerste opdracht met het windmolentje. De link tussen

de beide opdrachten zal hiermee voor iedereen duidelijk worden gemaakt.

De docent legt uit dat de sinus gelijk is aan de hoogte in de eenheidscirkel.

Vervolgens introduceert de docent de hoogtegrafiek. Deze wordt dan door

de leerlingen zelf getekend aan de hand van een tabel.

Observaties

Naar aanleiding van het werkblad van de vorige keer wordt een leergesprek

gevoerd waarin leerlingen hun antwoorden delen. Leerlingen haken

spon-taan op elkaar in en leren van elkaar. De link tussen de werkbladen wordt

gelegd door een slimme leerling die ook gezien heeft dat sin 20

= cos 70

,

vanwege het spiegelen. De onafgemaakte discussie uit Les 1 over het

be-staan van de sinus van een hoek van 120

lijkt een leerlinge de verkeerde

kant op te hebben gestuurd. Zij dacht dat het bij het werkblad de bedoeling

is geweest om zoveel mogelijk hoeken te tekenen totdat ze een hoek van

120

had gevonden. De leerlingen hebben bij de sinus nog steeds het beeld

uit de onderbouw. De docent geeft één voorbeeld waarin te zien is dat de

sinus van een hoek gelijk is aan de hoogte van een punt in de

eenheidscir-kel bij diezelfde hoek. De docent geeft sin 30

=

1

2

als voorbeeld en dat dit

gelijk is aan de hoogte in de eenheidscirkel. Hiermee probeert de docent de

leerling een zetje te geven om de gewenste denkstappen te maken, maar

ze komen niet op dit idee. Een leerling merkt op het erg ingewikkeld te

vinden: “Hoe kun je dat nou weten? Ik heb tot nu toe alles gesnapt, maar

dit gaat mij te ver”.

Na de nieuwe definitie van de sinus discussiëren de leerlingen over de

vorm van de grafiek en tekenen hem dan individueel. Een leerling tekent

de grafiek met kaarsrechte lijnen. Na de vraag van één van de observanten

of deze lijnen inderdaad recht moeten zijn, rondt hij de topjes af. De andere

leerlingen neigen er ook naar de grafiek met rechte lijnen en afgeronde

toppen te tekenen, als een soort zaagtand. Het is niet helemaal duidelijk of

de koppeling met de eenheidscirkel voor de leerlingen nu duidelijk is omdat

de leerlingen de grafiek veelal met behulp van een tabel hebben getekend.

Één leerling merkt op de de x-coördinaat ook minder wordt, wat een mooie

stap lijkt naar de cosinus.

Discussie

De docent vond dat de lesdoelen waren bereikt. Hij vond dat hij de

leerlin-gen wel erg veel moest coachen, maar dat de leerlinleerlin-gen uiteindelijk wel zelf

de grafiek hebben kunnen tekenen. Toch blijft de vraag hoeveel gevoel de

leerlingen voor de grafiek hebben ontwikkeld. Dat de leerlingen een tabel

gebruiken kan ervoor zorgen dat het een invuloefening is waarmee geen

gevoel voor de grafiek verkregen wordt.