De FFMQ is een instrument dat meet in hoeverre iemand mindful is. Baer et al. (2006)
hebben de FFMQ ontwikkeld en geëvalueerd bij studenten en mensen met meditatie-ervaring
in de Verenigde Staten. Recentelijk is de FFMQ ook in het Nederlands vertaald en
gevalideerd voor studenten en mediterenden. Voor andere doelgroepen was nog niet
onderzocht hoe valide de FFMQ is. Het doel van dit onderzoek was dan ook om de interne en
externe constructvaliditeit van de FFMQ na te gaan bij een specifieke patiëntengroep,
namelijk 69 mensen met fibromyalgie. Wat betreft de interne constructvaliditeit zijn de
factorstructuur, de interne consistentie en de intercorrelaties tussen de factoren van de FFMQ
onderzocht. Bij de externe constructvaliditeit is gekeken naar de convergente validiteit, het
onderscheidend vermogen en de incrementele validiteit van de FFMQ.
De FFMQ laat over het algemeen een goede interne en externe constructvaliditeit zien voor de
huidige onderzoeksgroep, mensen met fibromyalgie. Wat betreft de interne constructvaliditeit
komt de factorstructuur in het huidige onderzoek grotendeels overeen met de factoren die in
het onderzoek van Baer et al. (2006) naar voren zijn gekomen. De factor observeren kwam het
minst sterk naar voren in de factoranalyse, maar ook wat betreft de interne consistentie en de
intercorrelaties komt de factor observeren niet sterk naar voren. In de factoranalyse lieten vier
van de acht items binnen de factor observeren een sterkere lading zien op andere factoren, wat
betekent dat de factor observeren bij de huidige onderzoekspopulatie niet duidelijk naar voren
komt. Van de vier items is één item (nummer 11) veranderd naar aanleiding van het
onderzoek naar de begrijpelijkheid van de FFMQ. Dit zou een oorzaak kunnen zijn waarom
dit item slecht laadt op de factor observeren. In het onderzoek van Baer et al. (2006) kwam de
factor observeren ook niet sterk naar voren. Als mogelijke reden hiervoor werd gegeven dat
het lag aan de inhoud van de items van de factor observeren. Verscheidene items binnen de
factor gaan namelijk over externe stimuli (zoals geluiden en geur) en lichamelijke
gewaarwordingen, terwijl de items van de andere factoren voornamelijk cognities, emoties en
functioneren op de automatische piloot omvatten. Wanneer items van de factor observeren
ook die inhoud hebben, kon het volgens Baer et al. (2006) mogelijk zijn dat die factor eerder
de verwachte uitkomsten laat zien. Voor het huidige onderzoek, bij mensen met fibromyalgie,
kan dit eveneens een reden zijn waarom de factor observeren minder goed naar voren komt.
Twee items die sterker laden op een andere factor dan op de factor observeren gaan namelijk
33
over lichamelijke gewaarwordingen. Wat betreft de interne consistentie lieten vier van de vijf
factoren van de FFMQ een goede betrouwbaarheid zien, alleen de factor observeren had dus
een minder goede betrouwbaarheid. Dit komt niet overeen met het onderzoek van Baer et al.
(2006). In dit onderzoek lieten alle factoren namelijk een goede interne consistentie zien.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat bij mensen met fibromyalgie de factor observeren
minder betrouwbaar lijkt te zijn. Wanneer er echter wordt gekeken naar de betrouwbaarheid
van de factor observeren bij alleen mensen met meditatie-ervaring valt op dat de
betrouwbaarheid hoger uitvalt (.755). Hierbij moet opgemerkt worden dat het gaat om een
gering aantal respondenten (n=30). De factor observeren blijkt dus te veranderen naar
aanleiding van het hebben van meditatie-ervaring. Bij het onderzoek van Baer et al. (2006)
was de factor ook gevoelig voor veranderingen in meditatie-ervaring. Een suggestie die naar
aanleiding van deze bevinding naar voren komt, is dat de factor observeren bij mensen zonder
meditatie-ervaring niet gescoord zou moeten worden. Tot slot zijn de intercorrelaties tussen
de factoren van de FFMQ onderzocht. De vooraf opgestelde verwachte relaties tussen de
verschillende factoren kwamen redelijk overeen met de gevonden correlaties. Eén correlatie
bleek uiteindelijk niet significant te zijn, namelijk observeren met bewust handelen. De
correlaties tussen de overige factoren waren matig tot sterk te noemen, behalve de andere
correlaties met de factor observeren. In het onderzoek van Baer et al. (2006) was één
correlatie niet significant, namelijk observeren met niet oordelen. Omdat de factor observeren
al matig naar voren komt uit de factoranalyse, is het goed mogelijk dat als gevolg hiervan
deze factor ook een minder goede betrouwbaarheid laat zien en dat de correlaties met deze
factor minder sterk of niet significant zijn. Baer et al. (2006) vragen zich in hun onderzoek af
of de factor observeren wel een facet is van het construct mindfulness. Bij een bevestigende
factoranalyse die Baer et al. (2006) uitvoerden bleek dat alleen de factoren beschrijven,
bewust handelen, niet oordelen en non-reactief zijn elementen waren van het gehele
mindfulness construct. Ook in de verkennende factoranalyse die in het huidige onderzoek is
uitgevoerd kwam de factor observeren het minst sterk naar voren.
Wat betreft de externe constructvaliditeit zijn de verwachte correlaties tussen de FFMQ en de
andere constructen (depressie, angst, acceptatie, alexithymia en geestelijke gezondheid)
allemaal naar voren gekomen. De correlaties waren significant en liepen in de verwachte
richtingen. Deze bevindingen suggereren dat de FFMQ een gerelateerd maar verschillend
construct meet. Vervolgens is er gekeken naar het onderscheidend vermogen van de FFMQ.
34
Er werd verwacht dat het hebben van meditatie-ervaring samenhangt met een hogere score op
de FFMQ. Dit bleek voor zowel de totaalscore als voor de scores op de verschillende factoren
niet het geval te zijn. Het hebben van meditatie-ervaring hing niet samen met een hogere
score op de FFMQ of een hogere score op een factor van de FFMQ bij mensen met
fibromyalgie. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de vraag wat betreft
meditatie-ervaring niet verder gedefinieerd is; wanneer heeft iemand meditatie-meditatie-ervaring? Een
respondent zou de vraag over meditatie-ervaring bijvoorbeeld positief kunnen beantwoorden
wanneer hij/zij in het verleden een keer gemediteerd heeft, terwijl dit voor een andere
respondent niet geldt als meditatie-ervaring. Een andere verklaring hiervoor kan zijn dat de
groep respondenten met meditatie-ervaring uit te weinig deelnemers bestond om een
significant verschil naar voren te laten komen. De mensen met meditatie-ervaring laten op de
meeste factoren een iets hogere score zien dan de mensen zonder meditatie-ervaring. Dit
verschil is echter zeer minimaal, waardoor er een beduidend grotere onderzoekspopulatie
nodig zal zijn om te komen tot een significant verschil. Tot slot is er onderzoek gedaan naar
de incrementele validiteit van de FFMQ. Alle factoren van de FFMQ werden gebruikt om de
geestelijke gezondheid, gemeten door de MHC-SF, te voorspellen. Twee van de vijf factoren,
beschrijven en bewust handelen, bleken significante voorspellers te zijn voor variantie in de
geestelijke gezondheid. Zij leverden een onafhankelijke bijdrage aan de geestelijke
gezondheid van een persoon. Dit betekent dat het construct mindfulness inderdaad bestaat uit
losse componenten. In het model werd 45,7% van de variantie verklaard door alle
voorspellers. Dit is een grotere variantie in vergelijking met het onderzoek van Baer et al.
(2006). Bij Baer et al. (2006) werd er echter een andere afhankelijke variabele gebruikt,
namelijk psychologische symptomen gemeten door de BSI. Hierdoor zijn het huidige
onderzoek en het onderzoek van Baer et al. (2006) moeilijk te vergelijken. Er kan wel
geconcludeerd worden dat mindfulness meer gerelateerd lijkt te zijn aan een positieve
geestelijke gezondheid dan aan (negatieve) psychologische symptomen.
Het gehele onderzoek heeft zowel sterke als zwakke punten laten zien. Een sterk punt van het
onderzoek was de representiviteit van de doelgroep wat betreft geslacht en leeftijd. Het aantal
vrouwelijke respondenten bedroeg 95,7%. Deze verhouding wat betreft geslacht bij patiënten
met fibromyalgie komt ook ongeveer naar voren in de Nederlandse populatie (Miedema, Van
Der Linden, Rasker, Valkenburg, 1998). De gemiddelde leeftijd van de onderzoekspopulatie
bedroeg 43 jaar. Dit kwam eveneens redelijk overeen met de gemiddelde leeftijd van
35
patiënten met fibromyalgie in de Nederlandse populatie (Miedema et al., 1998). Het
onderzoek laat echter ook een aantal zwakke punten zien. Patiënten die hebben deelgenomen
waren over het algemeen actieve gebruikers van de website van de fibromyalgie
patiëntenvereniging. Patiënten die geen gebruikers zijn van deze website worden op deze
manier uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Ook was het niet mogelijk om te
controleren of de diagnose fibromyalgie echt is gesteld bij de respondenten. De vraag die
hiervoor gesteld werd kon iedereen positief beantwoorden, waardoor niet met zekerheid kan
worden gezegd dat bij elke respondent ook daadwerkelijk de diagnose fibromyalgie is gesteld.
Daarnaast moesten de respondenten veel verschillende vragenlijsten invullen. Hierdoor zijn er
verschillende mensen voortijdig gestopt met het invullen van de vragenlijsten. Naar
aanleiding van de sterke en zwakke punten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat
de FFMQ gegeneraliseerd kan worden naar de gehele populatie van mensen met
fibromyalgie. De vragenlijst moet echter met enige voorzichtigheid gegeneraliseerd worden
naar de algemene klinische populatie.
Ondanks de beperkingen van het onderzoek laten de resultaten van het onderzoek over het
algemeen een goede constructvaliditeit zien van de FFMQ bij patiënten met fibromyalgie. De
vragenlijst kan ingezet worden bij het toekomstig onderzoek naar de effectiviteit van een
online training in mindfulness bij mensen met fibromyalgie. Er komen echter een aantal
punten naar voren uit de analyses die voor verbetering vatbaar zijn. Ten eerste komt de factor
observeren minder goed naar voren in de verschillende analyses wat betreft de interne
constructvaliditeit (factorstructuur, betrouwbaarheid en intercorrelaties). Verder onderzoek
naar deze factor zou kunnen ingaan op de inhoud van de items. Eerder werd al aangegeven dat
verscheidene items binnen de factor observeren voornamelijk gaan over externe stimuli en
lichamelijke gewaarwordingen. De items van de andere factoren omvatten voornamelijk
cognities, emoties en functioneren op de automatische piloot. Wanneer de items van de factor
observeren in toekomstig onderzoek dezelfde inhoud hebben als de andere factoren, zou de
interne constructvaliditeit van de factor observeren kunnen verbeteren. Het onderscheidend
vermogen van de FFMQ kwam ook niet overeen met de verwachtingen. Een eventuele
oorzaak hiervoor werd al gegeven; de vraag wat betreft meditatie-ervaring is mogelijk niet
duidelijk gedefinieerd. In een eventueel toekomstig onderzoek zal deze vraag duidelijker
moeten worden gesteld. Er moet dan gedefinieerd worden wanneer iemand meditatie-ervaring
heeft, zodat hier geen onduidelijkheden over bestaan. Tot slot zal er tijdens toekomstig
36
onderzoek nog een bevestigende factoranalyse uitgevoerd kunnen worden. Aanvankelijk was
dat ook het doel van dit huidige onderzoek, maar omdat er te weinig respons was bij het
invullen van de vragenlijsten, was het niet mogelijk om een bevestigende factoranalyse uit te
voeren.
37
Referenties
Astin, J.A., Berman, B.M., Bausell, B., Lee, W., Hochberg, M. & Forys, K.L., (2003). The
efficacy of mindfulness mediation plus qigong movement therapy in the treatment of
fibromyalgia: a randomized control study. The journal of rheumatology. 30, 2257-
2262
Baer, R.A. (2003). A conceptual and empirical review. Clinical Psychology: Science and
practice. 10, 125-143
Baer, R.A., Smith, G.T. & Allen, K.B., (2004). Assessment of mindfulness by self-report: The
Kentucky inventory of mindfulness skills. Assesment. 11, 191-206
Baer, R.A., Smith, G.T., Hopkins, J., Krietemeyer, J. & Toney, L., (2006). Using self-report
assessment methods to explore facets of mindfulness. Assessment. 13, 27-45
Baer, R.A., (2006). Mindfulness Based Treatment Approaches. Clinician’s guide to evidence
base and applications. London: Academic Press
Baer, R.A., Smith, G.T., Lykins, E., Button, D., Krietemeyer, J., Sauer, S. & Walsh, E.,
(2008). Construct validity of the Five Facet Mindfulness Questionnaire in meditating
and nonmeditating samples. Assessment. 15, 329-342
Bagby, R.M., Parker, J.D.A. & Taylor, G.T. (1994). The twenty-item Toronto Alexithymia
Scale – I: Iemt selection and cross-validation of the facet structure. Journal of
Psychosomatic Research. 38, 23-32
Barrick, M.R., Mount, M.K. & Judge, T.A., (2001). Personality and performance at the
beginning of the new millennium: What do we know and where do we go next?
International Journal of Selection and Assessment, 13, 27-45
Brown, K.W. & Ryan, R.M., (2003). The benefits of being present: Mindfulness and its role
in psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology. 84,
822-848
38
meditation (Vipassana) and meditation-based psychotherapy: The development of the
Freiburg Mindfulness Inventory (FMI). Journal for Meditation and Meditation
Research. 1, 11-34.
Chadwick, P., Hember, M., Mead, S., Lilley, B., & Dagnan, D. (2005). Responding mindfully
to unpleasant thoughts and images: Reliability and validity of the Mindfulness
Questionnaire. Unpublished manuscript.
Cronbach L.J., (1951). Coefficient alpha and the internal structure of tests. Psychometrika.
16, 297-333.
Croon, de, E.M., Nieuwenhuijsen, K., Hugenholtz, N.I.R. & Dijk, van, F.J.H. (2005). Drie
vragenlijsten voor diagnostiek van depressie en angststoornissen. TBV, 13, 98-103
Dooley, D., (2001). Social research methods. New Jersey: Prentice Hall
Epstein, S.A., Clauw, D., Klein, D., Kuck, J., Masur, D., Waid, R., Kay, G., Heaton, R.,
Krupp, L., Leslie, V., Wagner, M. & Zisook, S., (1999). Psychiatric disorders in
patients with fibromyalgia. Psychosomatics. 40, 57-63
Feldman, G. C., Hayes, A. M., Kumar, S. M., & Greeson, J. M. (2004). Development, factor
structure, and initial validation of the Cognitive and Affective Mindfulness Scale.
Unpublished manuscript.
Field, A., (2005). Discovering statistics using SPSS. Londen: Sage Publication
Goldenberg, D.L., Kaplan, K.H., Nadeau, M., Brodeur, C., Smith, S. & Schmid, C.H., (1994).
A controlled study of a stress reduction, cognitive behavioural treatment program in
fibromyalgia. Journal of the musculoskeletal pain. 2 , 53-66
Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S. & Walach, H., (2004). Mindfulness-based stress
reduction and health benefits: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic research.
57, 35-43
39
Grossman, P., Tiefenthaler-Gilmer, U., Raysz, A. & Kesper, U., (2007). Mindfulness training
as an intervention for fibromyalgia: evidence of postintervention and 3-year follow-up
benefits in well-being. Psychotherapy and psychosomatic. 76, 226-233
Hak, T., van der Veer, K. & Jansen, H., (2008). The Three-Step Test-Interview (TSTI): An
observation-based method for pretesting self-completion questionnaires. Survey
Research Methods. 2, 143-150
Hayes, S.C., Strosahl, K.D. & Wilson, K.G., (1999). Acceptance and commitment therapy.
New York: Guilford Press
Hayes, S. C., Strosahl, K. D., Wilson, K. G., Bissett, R. T., Pistorello, J.,
Toarmino, D., et al. (2004). Measuring experiential avoidance: A preliminary test of a
working model. The Psychological Record, 54, 553-578.
Huizingh, E., (2007). Applied statistics with SPSS. Londen: Sage Publications
Jacobs, N., Kleen, M., De Groot, F. & A-Tjak, J., (2008). Het meten van experiëntiële
vermijding: De Nederlandstalige versie van de Acceptance and Action
Questionnaire-II (AAQ-Questionnaire-II). Gedragstherapie, 41, 349-361
Kabat- Zinn, J., (1982). An outpatient program in behavioral medicine for chronic pain
patients based on the practice of minfulness meditation: Theoretical considerations and
preliminary results. General Hospital Psychiatry. 4, 33-47
Kabat-Zinn, J., Lipworth, L. & Burney, R., (1984). The clinical use of mindfulness meditation
for the self-regulation of chronic pain. Journal of behavior medicine. 8, 163-190
Kabat-Zin, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: past, present and future,
Clinical psychology: science and practice. 10, 144-156
Kaplan, K.H., Goldenberg, D.L. & Galvin-Nadeau, M., (1993). The impact of a meditation-
based stress reduction programme on fibromyalgia. General Hospital Psychiatry. 15,
284-289
40
Keyes, C. L. M. (2006). Mental health in adolescence: Is America‘s youth flourishing?
American Journal of Orthopsychiatry. 76, 395–402.
Krypel, L.L., (2009), Fibromyalgia: a review of its pathophysiology and drug treatment.
Journal of pharmacy practice. 22, 6-16
Leahey,T.M., Crowther, J.H. & Irwin, S.R., (2008). A cognitive behavioural mindfulness
group therapy intervention for the treatment of binge eating in bariatric surgery
patients. Cognitive behavioural practice. 15, 364-375
Linehan, M.M., (1993). Cognitive behavioral treatment of borderline personality disorder.
New York: Guilford Press
Ma, S.H. & Teasdale, J.D., (2004). Midfulness-based cognitive therapy for depression:
replication en exploration of differential relapse prevention effects. Journal of
consulting and clinical psychology. 72, 31-40
Martinez, J.E., Ferraz, M.B., Sato, E.L. & Atra, E., (1995). Fibromyalgia
versus rheumatoid arthritis: a longitudinal comparison of the quality of life. Journal of
Rheumatoly. 22, 270–274
Miedema, H.S., Van Der Linden, S.M., Rasker, J.J., Valkenburg, H.A., (1998). National
database of patients visiting rheumatologists in the Netherlands: The standard
diagnosis register of rheumatic diseases. A report and preliminary analysis. British
Journal of Rheumatology. 37, 555-561
Morone, N.E., Greco, C.M. & Weiner, D.K., (2008). Mindfulness meditation for the treatment
of chronic low back pain in older adults: a randomized controlled pilot study.
Pain.134, 310-319
Pradhan, E.K., Baumgarten, M., Langenberg, P., Handwerger, B., Kaplan Gilpin, A.,
Magiyari, T., Hochberg, M.C. & Berman, B.M., (2007). Effects of Mindfulness Based
Stress Reduction in rheumatoid arthritis patients. Arhtritis & Rheumatism. 57, 1134-
1142.
41
Rossy, L.A., Buckelew, S.P., Dorr, N., Hagglund, K.J., Thayer, J.F., McIntosh, M.J., Hewett,
J.E. & Johnson, J.C., (1999). A meta-analysis of fibromyalgia treatment interventions.
Annals Behavioral medicine. 21, 180-191
Segal, Z.V., Williams, J.M.G. & Teasdale, J.D., (2002). Mindfulness-based cognitive therapy
for depression: A new approach to preventing relapse. New York: Guilford
Sephton, S.E., Salmon, P., Weissbecker, I., Ulmer, C., Floyd, A., Hoover, K. & Studts, J.L.,
(2007). Mindfulness Mediation alleviates depressive symptoms in women with
fibromyalgia: results of a randomized clinical trial. Arthritis & Rheumatism. 15, 77-85
Teasdale, J.D., Segal, Z.V., Williams, J.M.G., Ridgewaya, V.A., Soulsby, J.M. & Lau, M.A.,
(2000). Prevention of relapse/recurrence in major depression in mindfulness based
cognitive therapy. Journal of consulting and clinical psychology. 68, 615-623
Teixeira, M.E., (2008). Meditation as an intervention for chronic pain: An integrative review.
Holistic nursing practice. 22, 225-234
Weir, P.T., G.A. Harlan, F.L. Nkoy, S.S. Jones, K.T. Hegmann, L. H. Gren, J.L. Lyon,
(2006). The incidence of fibromyalgia and its associated comorbidities. A
population-based retrospective cohort study population-based on international classification of diseases, 9th
revision codes. Journal of clinical rheumatolog., 12, 124-128
Weissbecker, I., Salmon, P., Studts, J.L., Floyd, A.R., Dedert, E.A. & Sephton, S.E., (2002).
Mindfulness-based stress reduction and sense of coherence among women with
fibromyalgia. Journal of clinical psychology in medical settings. 9, 297-307
Westerhof, G.J. & Keyes, C.L.M.,(2009). Mental illness and mental health: The two continua
model across the lifespan. Journal of Adult Development. Article in press, 1-10
Wolfe, F., Smythe, H.A., Yunus, M.B., Bennett, R.M., Bombardier, C., Goldenberg, D.L.,
Tugwell, P., Campbell, S.M., Abeles, M., Clark, O., Fam, A.G., Farber, S.J.,
Fiechtner, J.J., Franklin, M.C., Gatter, R.A., Hamaty, D., Lessard, J., Lichtbroun, A.S.,
Masi, A.T., Mccain, G.A., Reynolds, J., Romano, T.J., Russel, J. & Sheon, R.P.,
(1990). The American College of Rheumatology 1990 criteria for the classification of
42
fibromyalgia: report of the Multicenter Criteria Committee. Arthritis and Rheumatism
33, 160-72.
Wolfe, F. (1997). The relation between tender points and fibromyalgia symptom variables:
Evidence that fibromyalgia is not a discrete disorder in the clinic. Annals of the
Rheumatic Diseases. 56, 268–71.
Zigmond, A.S. & Snaith, R.P., (1983). The Hospital Anxiety and Depression Scale. Acta
Psychiatrica Scandinavica. 67, 361–370
Internet
http://www.fibromyalgiepatientenvereniging.nl geraadpleegd op 19 februari 2009
Nederlandse vereniging voor reumatologie (2002). Richtlijnen, reumatische ziekten en
syndromen: fibromyalgie. Verkregen op 10 maart via:
43
44
Bijlage 1
The American College of Rheumatology
1990 Criteria for the Classification of Fibromyalgia
History of widespread pain has been present for at least three months
Definition: Pain is considered widespread when all of the following are present:
Pain in both sides of the body
Pain above and below the waist In addition, axial skeletal pain (cervical spine, anterior
chest, thoracic spine or low back pain) must be present. Low back pain is considered
lower segment pain.
Pain in 11 of 18 tender point sites on digital palpation
Definition: Pain, on digital palpation, must be present in at least 11 of the following 18 tender
point sites:
Occiput (2) - at the suboccipital muscle insertions.
Low cervical (2) - at the anterior aspects of the intertransverse spaces at C5-C7.
Trapezius (2) - at the midpoint of the upper border.
Supraspinatus (2) - at origins, above the scapula spine near the medial border.
Second rib (2) - upper lateral to the second costochondral junction.
Lateral epicondyle (2) - 2 cm distal to the epicondyles.
Gluteal (2) - in upper outer quadrants of buttocks in anterior fold of muscle.
Greater trochanter (2) - posterior to the trochanteric prominence.
Knee (2) - at the medial fat pad proximal to the joint line.
Digital palpation should be performed with an approximate force of 4 kg. A tender point has
to be painful at palpation, not just "tender."
45
46
Bijlage 2
Vijf factoren
Item 1 2 3 4 5
Factor 1: nonreactivity to inner experience
*FMI 18: I perceive my feelings and emotions without having to react to them
.46 .14 .01 .00 .10
*FMI 25: I watch my feelings without getting lost in them. .44 .10 –.06 .10 .07 *FMI 26: In difficult situations, I can pause without immediately reacting. .43 .18 -.12 .02 .05 *MQ 1: Usually when I have distressing thoughts or images, I am able
just to notice them without reacting
.45 -.03 .11 .05 .08
*MQ 4: Usually when I have distressing thoughts or images, I feel calm soon after.
.41 .04 -.13 -.07 .12
*MQ 9: Usually when I have distressing thoughts or images, I ―step back‖ and am aware of the thought or image without getting taken over by it.
.44 .08 -.15 -.05 .14
*MQ 10: Usually when I have distressing thoughts or images, I just notice them and let them go.
..44 -.15 -.16 -.03 .13
Factor 2: observing/noticing/attending to