Casus Station Arnhem Centraal
6.2. Discussie & Aanbevelingen
In deze paragraaf is aandacht voor de verschillende keuzes die zijn gemaakt in het onderzoeksproces. In vergelijking met eerdere onderzoeken naar samenwerkingsverbanden heeft dit onderzoek zich onderscheiden. Er is in dit onderzoek specifiek gekeken naar samenwerkingsverbanden in het veiligheidsdomein tussen (semi)publieke organisaties in complexe stationsgebieden waarbij een gemeente de regierol heeft.
Het onderzoek heeft een duidelijke toegevoegde waarde, daarnaast komen er ook een aantal zaken uit naar voren die nuttig zijn voor toekomstig onderzoek. Mogelijk worden er met de kennis van nu andere keuzes gemaakt die het onderzoek ten goede waren gekomen. Deze reflectie dient dan ook als startpunt voor eventueel vervolgonderzoek. Binnen de reflectie is een onderscheid aangebracht tussen de gemaakte keuzen met betrekking tot de theorie en de methodologie.
6.2.1. Theorie
Dit onderzoek had als doel om de onderlinge samenwerking van de verschillende organisaties die betrokken zijn bij het opstellen van het veiligheidsbeleid met betrekking tot complexe stationsgebieden te analyseren en te beoordelen. Hiervoor was het nodig om de factoren die mogelijk van invloed zijn op het succes van samenwerkingsverbanden te identificeren. Er is veel literatuur over samenwerkingsverbanden in het algemeen en verschillende auteurs beschrijven dan ook een grote variëteit aan mogelijke factoren die het succes van een samenwerkingsverband kunnen beïnvloeden.
In dit onderzoek is er voor gekozen om met behulp van zeven factoren de casussen te analyseren. De keuze voor deze factoren is onder meer gemaakt op basis van het soort organisaties dat betrokken is bij de bestudeerde samenwerkingsverbanden, het betrof voornamelijk (semi)publieke organisaties. Daarnaast is er rekening gehouden met de frequentie waarmee de factoren genoemd werden door verschillende auteurs en in de mate waarin het realistisch was om de casussen te analyseren aan de hand van deze factoren. Er zijn in dit proces keuzes gemaakt bij het selecteren van de factoren waarvan het goed is deze bij eventueel vervolgonderzoek te heroverwegen. Een van de keuzes die is gemaakt is door de factoren te selecteren op basis van het aantal keer dat deze factor naar voren kwam uit de bestudeerde literatuur. Er is echter een grote hoeveelheid literatuur beschikbaar over succes van samenwerkingsverbanden waarvan slechts een gedeelte is bestudeerd. Het is dan ook aannemelijk dat er nog verschillende andere factoren invloed uit kunnen oefenen op het succes van de geanalyseerde samenwerkingsverbanden. Door dit onderzoek komt echter in onvoldoende mate naar voren in welke hoek deze factoren gezocht moeten worden en wat voor invloed dit mogelijk heeft op de resultaten van het onderzoek. Bij eventueel vervolgonderzoek is het wenselijk dat het literatuuronderzoek breder wordt uitgezet en dat meer wetenschappelijke theorieën over samenwerkingsverbanden en samenwerking in het algemeen worden bestudeerd.
50 Samenwerkingstheorieën zijn de afgelopen decennia in hoog tempo doorontwikkeld en het kan daarom van toegevoegde waarde zijn om de focus bij eventueel vervolgonderzoek te leggen op alleen de factoren die uit meer recentelijke literatuur naar voren komen. Door bij vervolgonderzoek nog meer aandacht te besteden aan het identificeren van de succesfactoren voor samenwerkingsverbanden wordt de onderbouwing voor de keuze van de zeven indicatoren nog sterker. Het is namelijk mogelijk om een meer heldere toelichting te geven op waarom er voor deze factoren is gekozen en welke afwegingen er zijn gemaakt tijdens de selectie. Uiteindelijk is er voor vier van de zeven factoren een mogelijk aantoonbaar verband aangewezen door dit onderzoek. Dit is een goed resultaat voor een wetenschappelijk onderzoek. Door nog meer aandacht te besteden aan het identificeren van de succesfactoren kan dit aantal bij vervolgonderzoek echter nog hoger zijn.
6.2.2. Methodologie
De casus rondom Arnhem Centraal is gebruikt om dat deze voort kwam uit de stageopdracht. De keuze van deze casus was dus niet optioneel. Er is vervolgens voor gekozen om een casus te zoeken die vergelijkbaar was. Deze vergelijking is echter vooral gemaakt op basis van de complexiteit van het stationsgebied en niet op basis van het samenwerkingsverband zelf. Het samenwerkingsverband rondom het veiligheidsbeleid van station Breda had een andere schaal dan het samenwerkingsverband rondom het veiligheidsbeleid van station Arnhem Centraal en bestond uit veel minder deelnemers. Dit zorgde ervoor dat het lastig was om een groot aantal respondenten voor de interviews te vinden die iets konden zeggen over het samenwerkingsverband in Breda. Met negen respondenten die betrokken waren bij de casus van station Arnhem Centraal tegenover drie respondenten bij station Breda was er geen sprake van een enigszins evenredige verdeling van de respondenten over de twee casussen.
Voor eventueel vervolgonderzoek kan het nuttig zijn om een casus te onderzoeken waarvan ook het samenwerkingsverband overeenkomt met het samenwerkingsverband in Arnhem. Dit minimaliseert dan alleen wel de kans dat er bij dat samenwerkingsverband sprake is van een vergelijkbare complexiteit in het stationsgebied. Maar in combinatie met dit onderzoek heeft dat naar alle waarschijnlijkheid toch een toegevoegde waarde, met name op de generaliseerbaarheid van de resultaten. Daarnaast zal een groter aantal respondenten voor de casussen bijdragen aan een hogere interne validiteit. Met name voor de casus uit Breda, waarvan in dit onderzoek slechts drie respondenten zijn geïnterviewd, had dit een positief effect gehad op deze interne validiteit.
Het feit dat de twee samenwerkingsverbanden verschillend waren heeft echter ook een positieve kant, dit maakt het verband van de factoren op het succes van het samenwerkingsverband sterker. Het sluit op die manier uit dat de vorm van het samenwerkingsverband zelf van grote invloed is op de mate van succes.
Op het gebied van de betrouwbaarheid zijn er ook nog een aantal verbeterpunten voor eventueel vervolgonderzoek. Uit de analyse van de antwoorden van de respondenten
51 kwam naar voren dat niet alle vragen uit de interviews het doel hebben bereikt met het oog waarop ze waren geformuleerd. Dit betreft vooral de vragen op het gebied van samenwerkingsniveaus. De begrippen uitvoerend niveau en strategisch niveau bleken vaak niet duidelijk genoeg gedefinieerd voor de respondenten. Dit heeft ervoor gezorgd dat de vragen mogelijk niet de indicatoren meten die ze moeten meten wat een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het onderzoek. Als bij vervolgonderzoek dezelfde vraag wordt gebruikt dan is het belangrijk dat hier een uitgebreide toelichting bij komt. Met behulp van deze toelichting moet het voor de respondenten duidelijk worden wat het verschil is tussen het uitvoerend en het strategisch niveau binnen een organisatie. Als dit voor de respondenten duidelijk is, dan zorgt dat er automatisch voor dat de indicatoren op de juiste manier worden gemeten. Dat draagt weer op een positieve manier bij aan de kwaliteit van het onderzoek.
Tot slot zijn de beide casussen vrij complex en zijn er bij de analyse van de samenwerkingsverbanden een aantal zaken open voor interpretatie. De samenwerkingsverbanden zijn voor het grootste gedeelte niet op papier vastgelegd, erg fluïde en in sommige gevallen is er discussie mogelijk over welke organisaties allemaal deel uitmaken van de samenwerkingsverbanden en welke organisaties eigenlijk geen significante rol spelen. Vanwege deze hoge mate van complexiteit moeten er een keuze gemaakt worden door de onderzoeker die misschien niet in alle gevallen is te onderbouwen met sterke argumenten. De keuze heeft betrekking op het identificeren van de deelnemers van de geanalyseerde samenwerkingsverbanden. Omdat niet in alle gevallen duidelijk was welke organisaties deelnemer waren van het samenwerkingsverband heeft de auteur in sommige gevallen die beslissing moeten nemen. Bij die beslissing was het niet mogelijk om de keuze in alle gevallen op de juiste manier te onderbouwen, omdat de handvaten hiervoor ontbraken. Voor vervolgonderzoek is het van toegevoegde waarde om te zorgen voor een nog duidelijkere afbakening van de casus. Dat is mogelijk door in het voorstadium beter na te denken over in welke geval een organisatie geïdentificeerd kan worden als een deelnemer van het samenwerkingsverband en in welk geval niet. Om te helpen bij deze afweging kunnen criteria worden opgesteld. Een voorbeeld van een dergelijk criterium is bijvoorbeeld hoe vaak een organisatie deel neemt aan een vergadering van het samenwerkingsverband omtrent het veiligheidsbeleid van het stationsgebied.
52
Literatuurlijst:
Allen, T., & Henn, G. (2007). The organization and architecture of innovation. Abingdon: Routledge.
Baarda, B., Bakker, E., Boullart, A., Julsing, M., Fischer, T., Peters, V., & Van Der Velden , T. (2018). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van
kwalitatief onderzoek (4de editie). Groningen/Utrecht, Nederland: Noordhoff Uitgevers.
Backers, S., Hoogendorn, B., & van Loon, R. (2019). Publiek private samenwerking in het
veiligheidsdomein (2.2). Geraadpleegd van https://www.security-kaders.nl/wp- content/uploads/2019/10/Rapport-Scriptie-PPS-in-het-Veiligheidsdomein_v3-04-10-
2019.pdf.
Barretta, A., & Busco, C. (2011). Technologies of government in public sector's networks: In search of cooperation through management control innovations. Management Accounting
Research, 22(4), 211-219.
Batenburg, A., & Hornikx, J. (2016). Integriteit in kwantitatief, empirisch onderzoek.
Tijdschrift voor Taalbeheersing, 38(2), 193-200.
Bekkers. (2013). Beleid in beweging. Achtergronden, benaderingen, fasen en aspecten van
beleid in de publieke sector. 2de, herz. dr. Utrecht: Uitgeverij Lemma bv.
Belbin, R. M., Snijders, M., & Bast, B. (1998). Teamrollen op het werk. Den Haag: Academic Service.
Bergquist, W., Betwee, J., & Meuel, D. (1995). Building strategic relationships: How to extend
your organization's reach through partnerships, alliances, and joint ventures. San Francisco:
Jossey-Bass Publishers.
Beutler, L.E., Machando, P., & Neufeld, S.A. (1994). Therapist variables. In A.E. Bergin, & S.L. Garfield (Eds.), Handbook of psychotherapy and Behavior Change. 4th edition. New York: Wiley & Sons.
Bleeke, J., & Ernst, D. (1991). The way to win in cross-border alliances. Harvard business
review, 69(6), 127-135.
Boonstra, J. J. (2007). Ondernemen in allianties en netwerken: Een multidisciplinair perspectief. M & O: tijdschrift voor management en organisatie, 61(3/4), 5-35.
53 Bovens, M. A. P., Hart, P. T., & van Twist, M. J. W. (2007). Openbaar Bestuur, Beleid,
Organisatie en Politiek. Deventer: Wolters Kluwer Nederland B.V.
Bovens, M. A. P., & Hemerijck, A. (1996). Het verhaal van de moraal: een empirisch
onderzoek naar de sociale bedding van morele bindingen. Amsterdam: Boom Koninklijke
Uitgevers.
Canoy, M, Janssen, M.C.W, & Vollaard, B. (2001). Publiek – private samenwerking bij
combinatie projecten. Centraal Planbureau, Den Haag. Geraadpleegd van
http://hdl.handle.net/1765/11796.
Crisislab. (z.d.). Redelijk veiligheidsbeleid. Geraadpleegd op 22 november 2019, van
https://crisislab.nl/veiligheidsbeleid/.
Daft, R. L., Boissevain, R., & Bannink, M. (1998). Organisatietheorie en-ontwerp. Den Haag: Academic Service, economie en bedrijfskunde.
Delden, P. van (2009). Samenwerking in de publieke dienstverlening. Utrecht: Eburon Uitgeverij BV.
Desmidt, S., & Heene, A. (2005). Strategie en organisatie van publieke organisaties. Amsterdam: Lannoo Uitgeverij.
Dwyer, A.M. (2010). Models of Successful Cooperation. In L.A. Grenoble en N.L. Furbee, (Red). Language Documentation: Practice and Values (pp. 193-212). Amsterdam: Benjamins. Evan, W. M., & Olk, P. (1990). R&D consortia: A new US organizational form. MIT Sloan
Management Review, 31(3), 37.
Eversdijk, A. W. W., & Korsten, A. F. (2015). Motieven en overwegingen achter publiek- private samenwerking. Beleidsonderzoek Online. februari 2015, DOI: 10.5553/Beleidsonderzoek.000515
Folgerts, O. A. (2011). Grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding en
crisisbeheersing-Effectief samenwerken over grenzen (Master's thesis).
Gerritsen, A. G. A., & Nauta, A. P. (2008). Samenwerking is te leren! Maar hoe?. Tijdschrift voor medisch onderwijs, 27(3), 109-119.
54 Helsoot, I. (2012). Veiligheid als (bij)product: Over beleidsontwikkeling in interactie tussen
bestuurders, adviseurs en narrige burgers. Amsterdam: Boom Lemma uitgevers.
Helsloot, I., Groenendaal, J., & Warners, E. (2012). Politie in de netwerksamenleving. Amsterdam: Reed Business.
Hooijer, R. E. (2010). Grensoverschrijdende samenwerking bij rampen en zware ongevallen.
Een onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op de totstandkoming van grensoverschrijdende samenwerking bij rampen en ongevallen (Master's thesis).
Hulpverlening Gelderland Midden. (2002). Mogelijkheden van rampenbestrijding voor het
project Arnhem Centraal. Arnhem, Nederland: Gemeente Arnhem Stadsontwikkeling.
Huxham, C. (1996). Collaboration and collaborative advantage. In C. Huxham (Ed.), Creating
Collaborative Advantage (pp. 1-18). London: Sage Publications.
Kaats, E., van Klaveren, P. J., & Opheij, W. (2005). Organiseren tussen organisaties: inrichting
en besturing van samenwerkingsrelaties. Schiedam: Scriptum.
Kaats, E., Van Klaveren , P., & Opheij , W. (2006). Ik kan het niet alleen: Samenwerken als instrument. Kluwer Management Tools , 6. Geraadpleegd van https://commoneye.nl/wp- content/uploads/2019/02/Ik-kan-het-niet-alleen-samenwerken-als-instrument-Kaats-
Opheij.pdf.
Klijn, E. H., & Van Twist, M. J. W. (2007). Publiek-private samenwerking in Nederland,
Overzicht van theorie en praktijk. Geraadpleegd van
https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/47262/47262.pdf.
Korsten, A.F.A. (2007). De keuze van een sturingsaanpak. Geraadpleegd op 16 maart 2019,
van Homepage Prof. dr. A.F.A. Korsten:
http://www.arnokorsten.nl/PDF/Beleid/De%20keuze%20van%20een%20sturingsstrategieen
%20070107.pdf.
Korsten, A. F. A., Becker, B. L., & Van Kraaij, T. (2006). Samenwerking beproefd: Innovatieve
organisatievormen bij samenwerking tussen gemeenten. Geraadpleegd van
http://arnokorsten.nl/PDF/Samenwerking/Samenwerk%20beproefd%202006.pdf.
Marshall, C., & Rossman, G.B. (1999). Designing qualitative research. Thousand Oaks: Sage Publications.
55
Literature on Factors Influencing Successful Collaboration. St. Paul, MN: Amherst W. Wilder
Foundation.
Merrill-Sands, D. & B. Sheridan (1996). Developing and Managing Collaborative Alliances:
Lessons from a Review of the Literature. Organizational Change Briefing Note 3. Boston:
Simmons Institute for Leadership and Change.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu . (2016). Verslag over de werking van het Basisnet
vervoer gevaarlijke stoffen in 2015 (Versie 1.0). Geraadpleegd van
https://www.infomil.nl/publish/pages/113991/rapport_verslag_basisnet_jaar_2015.pdf.
Neuvel, J. M. M., & van den Brink, A. (2006). De rol van de risicokaart in de ruimtelijke planning. In Te Koop en andere ideeën over de inrichting van Nederland (pp. 169-176). Wageningen: UR.
NS Groep NV. (2019). NS Jaarverslag 2018. Geraadpleegd van https://www.nsjaarverslag.nl/FbContent.ashx/pub_1001/downloads/v190228091452/NS-
jaarverslag-2018.pdf.
NS Poort. (z.d.). Stationsgebieden komen tot leven. Geraadpleegd van http://retail.nsstations.nl/binaries/content/assets/documenten/corporate-brochure-ns-
stations.pdf.
Pröpper, I.M.A.M. (2000). Samenwerking of autonomie in beleidsnetwerken. In: Blad
Bestuurskunde, jaargang 9, nr. 3, pp. 106-116.
Provan, K. G., & Kenis, P. (2008). Modes of network governance: Structure, management, and effectiveness. Journal of public administration research and theory, 18(2), 229-252. Reulink, N., & Lindeman, L. (2005). Kwalitatief onderzoek. Participerende observatie,
interviewen. Geraadpleegd van
www.cs.ru.nl/~tomh/onderwijs/om2%20(2005)/om2_files/syllabus/kwalitatief.pdf.
Samenwerken. (2015) In Van Dale (15e ed.). Utrecht: VBK Media
Seawright, J., & Gerring, J. (2008). Case selection techniques in case study research: A menu of qualitative and quantitative options. Political research quarterly, 61(2), 294-308.
Smit, N, & van Thiel, S. (2002). De zakelijke overheid: publieke en bedrijfsmatige waarden in
56 Scholtens, A. C. J. (2007). Samenwerking in crisisbeheersing: Overschat en onderschat (Doctoral dissertation, Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra).
Schruijer, S., & Vansina, L. (2007). Samenwerkingsrelaties over organisatiegrenzen, Theorie en praktijk. Management en organisatie, 61(3/4), 203-218
Thomson, A. M., & Perry, J. L. (2006). Collaboration processes: Inside the black box. Public
administration review, 66(1). p. 20-32.
Thoolen, F. (2010). Samenwerking: Hoe de huisvesting de samenwerking beïnvloedt. Geraadpleegd van http://resolver.tudelft.nl/uuid:f5e30a35-685e-4848-b1dd-76fb1ed3c05f. Thiel, S. van (2010). Bestuurskundig onderzoek: Een methodologische inleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Treinreiziger.nl. (2017, 10 augustus). Lijst in- en uitstappers per station van groot naar klein. Geraadpleegd op 18 maart 2019, van https://www.treinreiziger.nl/lijst-en-uitstappers-per- station-van-groot-naar-klein/.
Urlings, T. H., & Blank, J. L. T. (2013). Samen sterk voor sociale veiligheid. Empirisch onderzoek naar netwerk-aspecten en effecten van ketenpartners op sociale veiligheid tussen 2002 en 2011. Geraadpleegd van http://www.ipsestudies.nl/wp- content/uploads/2017/03/Urlings-Blank-2013-Samen-sterk-voor-sociale-veiligheid.-
Empirisch-onderzoek-naar-netwerk-aspecten-en-effecten-van-ketenpartners-2.pdf.
Van Hagen , M., & Exel, M. (2011). De reiziger centraal: De reiziger kiest de weg van de
minste weerstand. Geraadpleegd van
https://www.spoorbeeld.nl/sites/default/files/issuu/14%2008%2012%20sb-essay4-
dereizigercentraal_3.pdf.
Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek. Praktijkboek methoden en technieken. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
VGGM (2002, september). Masterplan brandpreventie: Arnhem Centraal [Rapport].
Geraadpleegd van
Z:\AppData\Local\Microsoft\Windows\INetCache\Content.Outlook\IAC66C9N.
Veiligheidsregio Utrecht . (z.d.). Eerste hulp bij ontruimen. Table-top oefening: ontruimen in
het klein. Geraadpleegd van
https://www.dezorgbrandveilig.nl/sites/default/files/bestanden/kennisbank/folder_instructi
57 Visser, R. A., Gemerden, E. V., More, P. A., & De Roon, R. C. J. (2008). Sturing en
samenwerking in handhavingsprojecten. Leiden University Press.
Visser, W. (1995). Leren organiseren: Samenwerken en managen in de non-profit sector. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Wieberdink, F. (2006). Van netwerk tot regio: een onderzoek naar de toepassing van
regiomarketing en de wijze van samenwerking in het stedelijk netwerk WERV (Master's
thesis, University of Twente).
Wolbers, J. J., Boersma, F. K., & de Heer, J. M. (2012). Netcentrisch Werken in Ontwikkeling.
Een cultuuronderzoek naar multidisciplinaire samenwerking en gezamenlijke operationele beelden in de Veiligheidsregio’s. Den Haag: De Swart.
Zijp , J. P. (2006). Besluitvorming en gevaarsbeheersing: De verschillen en overeenkomsten
tussen rood en blauw. Geraadpleegd van https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/zijp-8-
58
Bijlage 1: Interviewguideline
Uitleg over het onderzoek In opdracht van de gemeente Arnhem en
Veiligheidsregio Gelderland-Midden Doel van het onderzoek:
Verklaring voor de mate van succes van de
samenwerking tussen de verschillende organisaties die verantwoordelijk zijn voor het veiligheidsbeleid met betrekking tot het risicogebied van complexe stationsgebieden.
Manier van gegevens verwerken:
Interviews worden uitgeschreven en deze teksten worden geanalyseerd en geïnterpreteerd.
Privacy/ omgaan met gegevens Audio opname d.m.v. telefoon
Anonimiteit mogelijk indien gewenst
Terugtrekken uit het onderzoek is altijd mogelijk
Vraag Aandachtspunten interviewer
Introductie vragen
Wat is uw functie binnen de organisatie?
Hoeveel dienstjaren heeft u al? Binnen organisatie? Binnen functie?
Wat is u rol in het samenwerkingsverband rondom het veiligheidsbeleid van het stationsgebied?
Vragen over succes samenwerkingsverband
Bent u tevreden over het functioneren van het samenwerkingsverband omtrent het
veiligheidsbeleid van het stationsgebied?
Doorvragen, waarom wel of waarom niet tevreden?
Is er weleens onderling conflict tussen de deelnemende actoren?
Bij ja doorvragen: Hoe vaak? En tussen welke actoren meestal?
Vragen over complementariteit deelnemers
Beschikt uw organisatie over bepaalde kennis, vaardigheden en/of hulpbronnen die andere organisaties niet hebben en die in uw ogen van belang zijn voor het succes van het
samenwerkingsverband?
Korte toelichting geven over wat er wordt verstaan onder hulpbronnen.
Beschikt een andere deelnemende organisatie over bepaalde kennis, vaardigheden en/of hulpbronnen die uw eigen organisatie niet heeft en die in uw ogen van belang zijn voor het succes van het samenwerkingsverband?
Vragen over overeenstemming doel(stellingen)
Wat is in uw ogen de belangrijkste doelstelling van het samenwerkingsverband rondom het
veiligheidsbeleid van het stationsgebied?
In welke mate komt deze doelstelling overeen met de doelstellingen van uw eigen organisatie?
59
Welke actoren maken volgens u onderdeel uit van het samenwerkingsverband rondom het
veiligheidsbeleid van het stationsgebied?
Eventueel doorvragen over waarom in ogen van de respondent sommige organisaties wel en andere geen onderdeel uitmaken van het
samenwerkingsverband.
Vragen over diversiteit samenwerkingsniveaus
Hoe wordt er samengewerkt op strategisch niveau tussen de verschillende deelnemende organisaties aan het samenwerkingsverband?
Indien nodig toelichting geven op onderscheid tussen strategisch en uitvoerend niveau.
Hoe wordt er samengewerkt op uitvoerend niveau tussen de verschillende deelnemende organisaties aan het samenwerkingsverband?
Vragen over de mate van open communicatie
Voelt u zich vrij om alles tegen de ander deelnemers van het samenwerkingsverband te kunnen zeggen?
Als hier een kort antwoord op volgt doorvragen bijv.: Zou u het ook zeggen als u het structureel oneens bent met een bepaalde beleidskeuze van een andere organisatie.
Vragen over de hoeveelheid hulpbronnen
Beschikt het samenwerkingsverband over voldoende financiële middelen om de samenwerking actief in stand te houden?
Beschikt het samenwerkingsverband over voldoende tijd en vergaderruimtes om de samenwerking actief in stand te houden?
Vragen over kracht van het bestuur
Is het duidelijk door wie het samenwerkingsverband omtrent het veiligheidsbeleid van het stationsgebied wordt aangestuurd?
Kunt u zich vinden in de manier waarop het samenwerkingsverband op dit moment wordt aangestuurd?
Waarom wel/niet?. En in geval van nee betekent dit ook dat een andere organisatie beter de leiding kan nemen?
Controlerende vraag Heb ik het goed begrepen dat..?
Afsluitende vragen
Wilt u nog iets toevoegen aan dit gesprek?
Heeft u nog vragen voor mij? Respondent hartelijk danken voor medewerking aan
het interview. Als u in de toekomst nog vragen heeft kunt u terecht bij Michel Willlems van de Gemeente Arnhem (06-41102604)