• No results found

Differentiatie in bestuurssamenstelling

5. Nieuwe samenwerkingsvorm in de Wet gemeenschappelijke regelingen

5.4 Differentiatie in bestuurssamenstelling

Een eenvoudiger model voor interbestuurlijke samenwerking kan worden gevonden door in bijzondere gevallen een gemeenschappelijk orgaan rechtspersoonlijkheid toe te kennen of door bij het gemeenschappelijk openbaar lichaam het dagelijks bestuur (en de voorzitter als zelfstandig orgaan) facultatief te maken.

49 Zie bijvoorbeeld het Recreatieschap Midden-Delfland, Rb. ’s-Gravenhage 2 september 2009, LJN BJ9619; Gst. 2009, 134.

31 Samenwerking tussen decentrale overheden

Dit heeft als voordeel dat geen grootschalige wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen hoeft plaats te vinden, nu omtrent de bevoegdheden, begroting en verantwoording van het

gemeenschappelijk openbaar lichaam en het gemeenschappelijk orgaan al veel geregeld is.

Aansluiten bij één van deze mogelijkheden heeft vanuit wetgevingsoptiek dan ook de voorkeur omdat zo geen nieuwe rechtsvorm wordt geïntroduceerd. Voorgesteld wordt om te kiezen voor het gemeenschappelijk orgaan met rechtspersoonlijkheid om te voorkomen dat verschillende

mogelijkheden in de samenstelling van het bestuur van een gemeenschappelijk openbaar lichaam ontstaan. Een openbaar lichaam met één orgaan voldoet niet aan een van de wezenskenmerken van het zijn van een openbaar lichaam, namelijk dat het gaat om een publiekrechtelijke

gemeenschap van personen met eigen publiekrechtelijke taken- en bevoegdheidssfeer en met een bestuur, op de samenstelling en uitoefening waarvan deze personen rechtstreeks of door middel van een vertegenwoordiging invloed kunnen uitoefenen.50 De openbare lichamen hebben wat betreft hun interne organisatie gemeen dat zij als belangrijkste orgaan een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter kennen.51 Differentiatie in de bestuurssamenstelling moet zoveel mogelijk voorkomen worden.

Toekenning van rechtspersoonlijkheid aan publiekrechtelijke lichamen hoeft niet bij wet te

gebeuren, nu artikel 2:1 lid 2 BW bepaalt dat de rechtspersoonlijkheid uit het bij of krachtens de wet bepaalde moet volgen. De wetgever kan deze bevoegdheid dus toekennen aan bestuursorganen van gemeenten, provincies of waterschappen.52 De vraag die rijst is onder welke omstandigheden de rechtspersoonlijkheid moet kunnen worden toegekend.53 Hierboven zijn vier typen van

samenwerking onderscheiden. De regionale samenwerking en beleidssamenwerking komen, gelet op hun zwaardere bevoegdheden en medeverantwoordelijkheid van de gemeenteraden, niet in aanmerking voor een lichtere bestuursvorm. Uitvoerings- en bedrijfsvoeringssamenwerking komen hiervoor in beginsel wel in aanmerking, omdat daarbij, zoals eerder aangegeven, vaak veel bestuurlijke drukte wordt ervaren door bestuurders, terwijl raden zich op afstand voelen staan. Dit leidt tot twee voorgestelde modellen.

Model 1: Uitvoeringsregelingen

In dit model wordt voor alle collegeregelingen de mogelijkheid geopend om het gemeenschappelijk orgaan rechtspersoonlijkheid toe te kennen. Deze toekenning dient te geschieden in de

gemeenschappelijke regeling zelf, om onduidelijkheid te voorkomen (vgl. het beoogde artikel 7:832 BW). De rechtspersoonlijkheid kan daardoor ook uitsluitend weer worden ingetrokken door wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Een gemeenschappelijk orgaan kan met de

rechtspersoonlijkheid zelf arbeidsovereenkomsten sluiten.

50 Kamerstukken II 1990/91, 21 042, nr. 4, p. 8.

51 Vgl. S.E. Zijlstra, Bestuurlijk organisatierecht, Deventer: Kluwer 2009, p. 67.

52 J.A.F. Peters, Publiekrechtelijke rechtspersonen (diss. Tilburg), Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1997, p. 57.

53 Het onder omstandigheden toekennen van rechtspersoonlijkheid aan een reeds bestaande figuur is reeds een bestaand model, dat bij de openbare rechtspersoon zal worden ingevoegd in het Burgerlijk Wetboek (zie het beoogde artikel 7:832 BW, Kamerstukken I 2004/05, 28 746, nr. A, p. 10).

32 Samenwerking tussen decentrale overheden

Daarnaast wordt expliciet bepaald dat artikel 1 lid 2 Ambtenarenwet van overeenkomstige toepassing is op het gemeenschappelijk orgaan, zodat het ook een eigen ambtelijke dienst kan hebben. Qua bevoegdheden ligt reeds een beperking in artikel 30 lid 1 onder b Wgr besloten in die zin dat geen belastingen mogen worden ingesteld door het gemeenschappelijk orgaan en evenmin algemeen verbindende voorschriften mogen worden vastgesteld. Die bevoegdheden zijn dus niet over te dragen. Dat benadrukt nog eens extra het uitvoerende karakter van de samenwerking. De bepalingen zoals die nu gelden voor verantwoordingsrelaties bij het gemeenschappelijk orgaan (art.

16-19 Wgr) en de voor de begroting (art. 34-35 Wgr) blijven onverkort van toepassing.

Model 2: Bedrijfsvoeringsregelingen

In dit model wordt voor een beperkter aantal gemeenschappelijke regelingen de mogelijkheid geopend om een gemeenschappelijk orgaan rechtspersoonlijkheid toe te kennen. Slechts bij de zogenoemde PIOFACH-taken kan van deze mogelijkheid gebruik worden gemaakt. Dit betekent dat dit begrip duidelijk gedefinieerd dient te worden. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten dat deze term eveneens kent. Het besluit kent echter geen definitie. De Algemene Rekenkamer definieert bedrijfsvoering als: “de bedrijfsprocessen binnen een gemeente om de beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren alsmede de sturing en beheersing daarvan”.54 Onder deze definitie vallen dus ook beleidsontwikkeling en – uitvoering. Dat is niet beoogd met het bedrijfsvoeringsmodel, waarbij het slechts om de

ondersteunende of secundaire processen gaat. In dit kader wordt gekozen voor de volgende definitie: “de ondersteunende bedrijfsprocessen binnen een gemeente alsmede de sturing en beheersing daarvan.” In de memorie van toelichting wordt nader uitgewerkt wat onder ondersteunende processen dient te worden verstaan.

Een meerderheid van de geënquêteerde secretarissen vindt dat een model van een

gemeenschappelijk orgaan met rechtspersoonlijkheid een welkome aanvulling is op de huidige samenwerkingsmodellen. Of dit er ook toe leidt dat men sneller tot het treffen van een

gemeenschappelijke regeling overgaat kan niet gezegd worden, de meningen daarover zijn sterk verdeeld. Een meerderheid van de geënquêteerde secretarissen vindt wel dat de secretaris lid moet kunnen zijn van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijk openbaar lichaam ingesteld bij een uitvoeringsregeling of een bedrijfsvoeringsregeling.

54 Handreiking Bedrijfsvoering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van juli 2007, p. 2.

1 Samenwerking tussen decentrale overheden

Bijlage 1

Onderzoekers

2 Samenwerking tussen decentrale overheden

3 Samenwerking tussen decentrale overheden

Onderzoekers

Het onderzoek is uitgevoerd door Rob de Greef en Frank Maas:

Mr. R.J.M.H. (Rob) de Greef is consultant bestuurlijk juridisch organiseren bij Berenschot te Utrecht, binnen het kennisteam bestuurlijk organisatierecht en het expertisecentrum arrangementbouw.

Daarnaast is hij als buitenpromovendus verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn promotieonderzoek richt zich op de democratische legitimatie van de bestuursorganen bij gemeenschappelijke regelingen. Hij publiceert regelmatig over de Wet gemeenschappelijke regelingen en is tevens auteur van het artikelsgewijs commentaar op de Wet gemeenschappelijke regelingen in H.R.B.M. Kummeling en T.D. Cammelbeeck (red.), Tekst & Commentaar

Gemeentewet Provinciewet, Kluwer: Deventer 2009 (vijfde druk).

Mr. F. (Frank) Maas is junior consultant bestuurlijk juridisch organiseren bij Berenschot te Utrecht, binnen het kennisteam bestuurlijk organisatierecht. Hij is onlangs afgestudeerd in het Nederlands recht, afstudeerrichting Staats- en Bestuursrecht, aan de Universiteit Utrecht. Zijn afstudeerscriptie heeft betrekking op verlengd lokaal bestuur in relatie tot de Wet gemeenschappelijke regelingen.

4 Samenwerking tussen decentrale overheden

1 Samenwerking tussen decentrale overheden

Bijlage 2

Vragenlijst

2 Samenwerking tussen decentrale overheden

3 Samenwerking tussen decentrale overheden

Vragen over uw organisatie

1. Is uw organisatie een provincie, gemeente of waterschap?

־ Provincie

־ Gemeente

־ Waterschap

2. Hoeveel inwoners heeft uw gemeente?

־ 250.001 of meer

־ 150.001 tot 250.000

־ 100.001 tot 150.000

־ 50.001 tot 100.000

־ 20.001 tot 50.000

־ 10.001 tot 20.000

־ 5.001 tot 10.000

־ 5.000 of minder

3. Om welke provincie gaat het of in welke provincie is uw gemeente of waterschap gelegen?

־ Drenthe

־ Flevoland

־ Friesland

־ Gelderland

־ Groningen

־ Limburg

־ Noord-Brabant

־ Noord-Holland

־ Overijssel

־ Utrecht

־ Zeeland

־ Zuid-Holland

4 Samenwerking tussen decentrale overheden

Vragen met betrekking tot trends op het gebied van samenwerking

4. Hieronder volgt een aantal stellingen over mogelijke trends die zich voordoen in de

samenwerking tussen decentrale overheden. Bent u het met deze stellingen eens of oneens? We vragen u daarbij de samenwerking vanuit uw eigen bestuur als uitgangspunt te nemen.

Sterk mee oneens

Mee Oneens Mee Eens Sterk mee eens Weet niet

Samenwerking met decentrale overheden doen we meer en meer met wisselende partners (per

samenwerkingstype verschillende partners)

We hebben in toenemende mate behoefte aan afstemming van beleid en visie met andere decentrale overheden

We hebben in toenemende mate behoefte aan samenwerking met andere decentrale overheden ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken

De autonomie van ons bestuur komt meer en meer onder druk te staan als gevolg van participatie in

samenwerkingsverbanden

Binnen de samenwerkingsverbanden waaraan we als bestuur deelnemen worden de kosten en baten voor de deelnemers meer en meer individueel verrekend

Er vindt in toenemende mate evaluatie plaats van de feitelijke resultaten van de samenwerking

In toenemende mate kiezen we als bestuur ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken voor een privaatrechtelijk in plaats van publiekrechtelijk

samenwerkingsverband

De dualisering maakt het lastiger uit te stijgen boven het individuele belang van de afzonderlijke

samenwerkingspartners.

Er is in toenemende mate behoefte aan doorzettingsmacht in het openbaar bestuur om regionale opgaven goed te kunnen oppakken

Samenwerking ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken wordt voor ons bestuur de komende tijd belangrijker dan samenwerking ten aanzien van beleidsafstemming

5 Samenwerking tussen decentrale overheden

Sterk mee oneens

Mee Oneens Mee Eens Sterk mee eens Weet niet

Politieke keuzes die relevant zijn bij beleidsafstemming tussen decentrale overheden worden voor de

gemeenteraad/Provinciale Staten/het algemeen bestuur van het waterschap in toenemende mate zichtbaar gemaakt

Publiekrechtelijke samenwerking is in de toekomst de meest aangewezen vorm voor regionale

beleidsafstemming

Samenwerking met het oog op de optimalisatie van werkprocessen en organisatie zal het winnen van (verdere) opschaling van gemeenten/waterschappen

5. Om tot concrete antwoorden te komen, willen we u een aantal vragen stellen over twee samenwerkingsverbanden van uw bestuur die u zelf kiest. We willen daarbij apart kijken naar:

- samenwerking gericht op (regionale) beleidsafstemming

- samenwerking ten aanzien van uitvoeringszaken, dienstverlening, of beheerstaken.

Bij deze samenwerking kan het gaan om een publiekrechtelijk, maar ook een privaatrechtelijk verband. Hierbij gaat het om samenwerking van uw bestuur met in ieder geval andere decentrale overheden (gemeenten, provincies, waterschappen), maar eventueel ook met één of meer private partijen.

5.1 Kunt u een samenwerkingsverband van uw bestuur noemen waarvan (regionale)

beleidsafstemming een belangrijk onderdeel uitmaakt en waarvan u een redelijk goed beeld heeft?

Een antwoord mogelijk

־ Ja, de naam van het samenwerkingsverband: __________

־ Nee

5.2 Vindt er bij het samenwerkingsverband naast (regionale) beleidsafstemming ook samenwerking plaats ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken?

Een antwoord mogelijk

־ Ja

־ Nee

6. We willen u een aantal vragen voorleggen over dit samenwerkingsverband. We vragen u uw antwoorden te richten op het onderwerp (regionale) beleidsafstemming met andere decentrale overheden.

6 Samenwerking tussen decentrale overheden

6.1 Wat zijn de motieven om deze samenwerking aan te gaan (i.p.v. zelfstandig op te treden)? U kunt maximaal drie motieven aangeven die voor uw bestuur het belangrijkst zijn.

Meerdere antwoorden mogelijk

־ (Bedrijfseconomische) schaalvoordelen

־ Tegengaan dat het beleid van de ene partij de belangen van de andere partij schaadt

־ Het benoemen en realiseren van gemeenschappelijke belangen

־ Een hoger ambitieniveau (samen kunnen we meer)

־ Gemeenschappelijke opstelling naar andere overheden en/of maatschappelijke partijen

־ Een communicatieplatform voor uitwisseling van informatie

־ Wettelijke plicht tot samenwerking

־ Stimulansen vanuit andere overheden (financieel)

־ Ander motief, namelijk ____________________________

6.2 Is dit een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke vorm van samenwerking?

־ Publiekrechtelijk

־ Privaatrechtelijk

6.3 Om welke vorm van samenwerking gaat het?

־ Gemeenschappelijk openbaar lichaam (art. 8 lid 1 Wgr)

־ Gemeenschappelijk orgaan (art. 8 lid 2 Wgr)

־ Centrumconstructie (art. 8 lid 3 Wgr)

־ Regeling zonder meer

־ Stichting

־ Vereniging

־ Coöperatieve vereniging

־ Naamloze vennootschap

־ Besloten vennootschap

־ Dienstverleningsovereenkomst/uitvoeringsovereenkomst/serviceovereenkomst

־ Bestuursakkoord/convenant/intentieverklaring

־ Anders, namelijk ______________________

7 Samenwerking tussen decentrale overheden

6.4 Wat waren de motieven voor de keuze van deze specifieke samenwerkingsvorm?

U kunt maximaal drie motieven aangeven die voor uw bestuur het belangrijkste zijn

־ Slagvaardigheid van de samenwerking

־ Kosten/baten van de samenwerking

־ Democratisch gehalte van de samenwerking

־ Fiscale redenen

־ Flexibiliteit bij het aangaan, opheffen of inrichting van de samenwerking

־ Niet verplichtende karakter van de samenwerking

־ Juridische binding van de samenwerking

־ Controle deelnemers op de samenwerking

־ Rechtspositie personeel

־ Aansprakelijkheidsregelingen van bestuurders

־ Inbreng private partijen

־ Aanbestedingsrecht

־ We zijn door anderen gevraagd mee te doen aan deze vorm van samenwerking

־ Ander motief, namelijk: _____________________

־ Geen specifiek motief

6.5 Hoeveel partijen nemen deel aan deze samenwerking?

Als u dit niet precies weet, kunt u ook een schatting geven of het betreffende veld leeg laten

־ Aantal gemeenten: __________

־ Aantal provincies: __________

־ Aantal waterschappen: __________

־ Aantal private partijen: __________

־ Overige deelnemers: __________

8 Samenwerking tussen decentrale overheden

6.6 In hoeverre bestaat binnen uw bestuur tevredenheid over de resultaten van dit samenwerkingsverband?

Niet In beperkte mate

Heel veel Weet niet

Slagvaardigheid van de samenwerking Kosten/baten van de samenwerking

Democratisch gehalte van de samenwerking (invloed van de raad/Provinciale Staten/algemeen bestuur waterschap)

In hoeverre bent u het eens met de stelling: ‘per saldo zijn we als bestuur beter af met dan zonder deze samenwerking’

7.1 Kunt u een ander samenwerkingsverband van uw bestuur noemen waarvan uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken een belangrijk onderdeel uitmaken en waarvan u een redelijk goed beeld heeft?

Een antwoord mogelijk

־ Ja, de naam van het samenwerkingsverband: __________

־ Nee

7.2 Is dit samenwerkingsverband ook gericht op (regionale) beleidsafstemming – naast de samenwerking ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken?

Een antwoord mogelijk

־ Ja

־ Nee

8. We willen u een aantal vragen voorleggen over dit samenwerkingsverband. We vragen u uw antwoorden te richten op het onderwerp uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken.

8.1 Wat zijn de motieven om deze samenwerking aan te gaan (i.p.v. zelfstandig op te treden)? U kunt maximaal drie motieven aangeven die voor uw bestuur het belangrijkst zijn.

Meer antwoorden mogelijk

־ (Bedrijfseconomische) schaalvoordelen

־ Een hogere kwaliteit van uitvoering/dienstverlening

־ Meer keuzemogelijkheden in dienstverlening

־ Een hoger ambitieniveau (samen kunnen we meer)

־ Een communicatieplatform voor uitwisseling van informatie

־ Wettelijke plicht tot samenwerking

־ Stimulansen vanuit andere overheden (financieel)

־ Ander motief, namelijk ____________________________

9 Samenwerking tussen decentrale overheden

8.2 Is dit een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke vorm van samenwerking?

־ Publiekrechtelijk

־ Privaatrechtelijk

8.3 Om welke vorm van samenwerking gaat het?

־ Gemeenschappelijk openbaar lichaam (art. 8 lid 1 Wgr)

־ Gemeenschappelijk orgaan (art. 8 lid 2 Wgr)

־ Centrumconstructie (art. 8 lid 3 Wgr)

־ Regeling zonder meer

־ Stichting

־ Vereniging

־ Coöperatieve vereniging

־ Naamloze vennootschap

־ Besloten vennootschap

־ Dienstverleningsovereenkomst/uitvoeringsovereenkomst/serviceovereenkomst

־ Bestuursakkoord/convenant/intentieverklaring

־ Anders, namelijk ______________________

8.4 Wat waren de motieven voor de keuze van deze specifieke samenwerkingsvorm?

U kunt maximaal drie motieven aangeven die voor uw bestuur het belangrijkste zijn

־ Slagvaardigheid van de samenwerking

־ Kosten/baten van de samenwerking

־ Democratisch gehalte van de samenwerking

־ Fiscale redenen

־ Flexibiliteit bij het aangaan, opheffen of inrichting van de samenwerking

־ Niet verplichtende karakter van de samenwerking

־ Juridische binding van de samenwerking

־ Controle deelnemers op de samenwerking

־ Rechtspositie personeel

־ Aansprakelijkheidsregelingen van bestuurders

־ Inbreng private partijen

־ Aanbestedingsrecht

־ We zijn door anderen gevraagd mee te doen aan deze vorm van samenwerking

10 Samenwerking tussen decentrale overheden

־ Ander motief, namelijk: _____________________

־ Geen specifiek motief

8.5 Hoeveel partijen nemen deel aan deze samenwerking?

Als u dit niet precies weet, kunt u ook een schatting geven of het betreffende veld leeg laten

־ Aantal gemeenten: __________

־ Aantal provincies: __________

־ Aantal waterschappen: __________

־ Aantal private partijen: __________

־ Overige deelnemers: __________

8.6 In hoeverre bestaat binnen uw bestuur tevredenheid over de resultaten van dit samenwerkingsverband?

Niet In beperkte mate

Heel veel Weet niet

Slagvaardigheid van de samenwerking Kosten/baten van de samenwerking

Democratisch gehalte van de samenwerking (invloed van de raad/Provinciale Staten/algemeen bestuur waterschap)

In hoeverre bent u het eens met de stelling: ‘per saldo zijn we als bestuur beter af met dan zonder deze samenwerking’

Privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden

9. Graag willen we weten aan hoeveel private samenwerkingsverbanden uw bestuur totaal deelneemt. Als u dit niet precies weet, kunt u ook een schatting geven of het betreffende veld leeg laten.

En wat is uw schatting van het gemiddeld aantal deelnemers aan deze samenwerkingsverbanden?

Het gaat bij deze schatting uitsluitend om deelnemers zijnde andere gemeenten, provincies of waterschappen, inclusief uzelf.

Aantal privaatrechtelijke Gemiddeld aantal samenwerkingsverbanden deelnemers

־ Stichting ____________ ____________

־ Vereniging ____________ ____________

־ Coöperatieve vereniging ____________ ____________

־ Naamloze vennootschap ____________ ____________

־ Besloten vennootschap ____________ ____________

־ Dienstverleningsovereenkomst/uitvoeringsovereenkomst/serviceovereenkomst ____________ ____________

־ Bestuursakkoord/convenant/intentieverklaring

____________ ____________

11 Samenwerking tussen decentrale overheden

10. Welke ontwikkelingen of trends ziet u in de samenwerking tussen decentrale overheden?

_____________________________

Wet gemeenschappelijke regelingen

11. We willen u ook nog enkele vragen voorleggen met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).

11.1 Kunt u aangeven wat u van de hieronder genoemde stellingen vindt

Sterk mee oneens

Mee Oneens Mee Eens Sterk mee eens Weet niet

De Wgr sluit niet aan bij de huidige samenwerkingspraktijk

De Wgr sluit niet aan bij andere organieke wetgeving zoals de Provinciewet, Gemeentewet en Waterschapswet

De Wgr sluit niet aan bij de Algemene wet bestuursrecht waar het om toekenning van bevoegdheden gaat De begrotingscyclus in de Wgr sluit niet aan bij de begrotingscyclus van de gemeente, de provincie of het waterschap

Bij gemeenschappelijke regelingen die zich concentreren op (regionale) beleidsafstemming leidt het verplicht ebben van een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bij een gemeenschappelijk openbaar lichaam tot onnodige bestuurlijke drukte

Bij gemeenschappelijke regelingen die zich concentreren op uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken leidt het verplicht hebben van een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bij een gemeenschappelijk openbaar lichaam tot onnodige bestuurlijke drukte.

Een nieuwe bestuursvorm voor gemeenschappelijke regelingen met een bestuursorgaan dat

rechtspersoonlijkheid bezit is een welkome aanvulling op de huidige vormen die de Wgr biedt Een nieuwe bestuursvorm voor gemeenschappelijke regelingen met een bestuursorgaan dat

rechtspersoonlijkheid bezit zorgt ervoor dat mijn bestuur vaker zal kiezen voor samenwerking op grond van de Wgr

12 Samenwerking tussen decentrale overheden secretaris-directeur van het waterschap moet lid kunnen zijn van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijk openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan bij een gemeenschappelijke regeling die concentreert op uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken De gemeenteraden, Provinciale Staten en algemene besturen van

waterschappen staan teveel op afstand van de gemeenschappelijke regelingen

Het financieel toezicht op

gemeenschappelijke regelingen kan worden afgeschaft onder gelijktijdige versterking van de controle door de gemeenteraad/Provinciale Staten/algemeen bestuur van het waterschap

De goedkeuring van

gemeenschappelijke regelingen tussen uitsluitend waterschappen kan worden afgeschaft.

11.2 Het ministerie denkt na over het introduceren van een nieuwe samenwerkingsvorm in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze nieuwe samenwerkingsvorm ziet met name op uitvoerings-, dienstverlenings- en beheerstaken. De nieuwe rechtsvorm kent minder bestuurlijke drukte en kent tevens rechtspersoonlijkheid.

Voor welke typen samenwerking zou een nieuwe vorm moeten worden geïntroduceerd?

Meerdere antwoorden mogelijk

־ Beheerstaken (personeel, informatie, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting)

־ Gezamenlijke uitvoeringsdiensten, waaraan geen bevoegdheden worden overgedragen, maar slechts gemandateerd (bijvoorbeeld omgevingsdiensten, sociale diensten; de deelnemers blijven verantwoordelijk)

־ Gezamenlijke uitvoeringsdiensten, waaraan bevoegdheden worden overgedragen (bijvoorbeeld belastingdiensten, sociale diensten, werkvoorzieningschappen; het samenwerkingsverband is verantwoordelijk)

־ Gemeenschappelijke regelingen voor regionale beleidsafstemming

־ Gemeenschappelijke regelingen waaraan ook verordenende bevoegdheid wordt overgedragen

־ Anders, namelijk: ____________________

13 Samenwerking tussen decentrale overheden

11.3 Hoe zou de nieuwe samenwerkingsvorm moeten worden vormgegeven?

Een antwoord mogelijk

־ Een samenwerkingsverband met een bestuursorgaan, zoals het gemeenschappelijk orgaan, maar dan met rechtspersoonlijkheid

־ Gemeente-, provincie- en waterschapsbesturen moeten vrijelijk kunnen beslissen over de samenstelling, net als bij de eigen bestuurscommissies

־ Het samenwerkingsverband moet worden aangestuurd door een ambtelijke directeur, waarbij een raad van toezicht bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemers hem controleert.

14 Samenwerking tussen decentrale overheden

1 Samenwerking tussen decentrale overheden

Bijlage 3

Uitkomsten enquête

2 Samenwerking tussen decentrale overheden

3 Samenwerking tussen decentrale overheden

Gemeenten provincies waterschappen

N=282 Sterk mee oneens Mee oneens Mee eens Sterk mee eens Weet niet

Samenwerking met decentrale overheden doen we meer en meer met wisselende partners (per samenwerkingstype

We hebben in toenemende mate behoefte aan afstemming van beleid en visie met andere decentrale overheden.

We hebben in toenemende mate behoefte aan

De autonomie van ons bestuur komt meer en meer onder druk te staan als gevolg van participatie in waaraan we als bestuur deelnemen worden de kosten en baten voor de deelnemers meer en meer individueel verrekend.

Er vindt in toenemende mate evaluatie plaats van de feitelijke resultaten van de

4 Samenwerking tussen decentrale overheden

gemeenten provincies waterschappen

N=282 Sterk mee oneens Mee oneens Mee eens Sterk mee eens Weet niet

In toenemende mate kiezen we als bestuur ten aanzien van uitvoering, dienstverlening en/of beheerstaken voor een privaatrechtelijk in plaats van publiekrechtelijk

De dualisering maakt het lastiger uit te stijgen boven het individuele belang van de

De dualisering maakt het lastiger uit te stijgen boven het individuele belang van de