• No results found

11 ‘DIE GEEST GETUIGT MET ONZE GEEST’ - ROM 8:16

In document Wat is de mens? T. Austin-Sparks (pagina 45-48)

Wij hebben veel gezegd over de geest van de mens, maar als wij alles gezegd hebben wat wij kun-nen zeggen, dan hebben wij nog niets bereikt, tenzij wij volledig plaats geven aan de Heilige Geest.

De meest volmaakt ingestelde mens zou zonder de Geest van God niets meer zijn dan een prachtige machine zonder kracht. Hij is de ‘Geest des levens’, de Geest van het licht, de Geest der waarheid en der gebeden, de Geest van wijsheid, van genade, van kracht en van inzicht, ja van alles wat God voor ons is in Christus Jezus. Terwijl het noodzakelijk is dat Hij in de mens een orgaan tot zijn be-schikking heeft van dezelfde orde als die waartoe Hij zelf behoort, de geest van de mens, kan dat orgaan op het gebied van de goddelijke dingen zonder Hem net zo min functioneren als het lichaam dat kan zonder lichamelijk leven. Als wij de aard en de vermogens van de menselijke geest hebben ontdekt, moeten wij er toch altijd voor oppassen ONZE geest niet de allesbeheersende factor in ons leven te maken. Wij luisteren niet voortdurend naar ONZE geest, dat zou ons aan ernstige gevaren blootstellen. Wij moeten ‘in Christus’ blijven en niet leven in onze eigen geest. Voor een kind van

God is de Heilige Geest de goddelijke bewoner van de menselijke geest en Hij heeft de leiding en de heerschappij in ons leven. Wij zullen in verwarring komen en beschaamd staan, wanneer wij te rade gaan bij iets of iemand anders dan de Heer zelf, of wanneer wij ons leven ergens anders in zoeken dan in Hem. Er zijn verschillende dingen in verband met de Heilige Geest die uiterst be-langrijk zijn voor een leven in zijn volheid. Eén daarvan is dat de zalving met en de werking van de Heilige Geest door ons gemeenschappelijk worden ontvangen en ervaren. Omdat wij daar elders over geschreven hebben, willen wij het hier alleen maar noemen. Maar een vèrstrekkende en wij zouden kunnen zeggen een allesomvattende vraag is: wat heeft de Heilige Geest zich in deze bede-ling in de eerste plaats ten doel gesteld? Zijn voornaamste doel is - Christus alles in allen te maken.

Pinksteren was een beweging vanuit de hemel om in de gemeente, bestaande uit mannen en vrou-wen hier op aarde, waar te maken wat er in de hemel had plaats gehad. Daar was Christus verhoogd aan de rechterhand van God. Hij was ‘gekroond met heerlijkheid en eer’. ‘Alle dingen’ waren ‘on-der zijn voeten gelegd’. Hij was geïnstalleerd als de volmaakte Mens, de Mens die in alles overeen-komt met Gods oorspronkelijke voornemen. Deze verhoging, deze installatie zou voortaan een wer-kelijkheid zijn, waardoor God zich zou laten LEIDEN bij alles wat Hij met de mens doet. Gelijk-vormigheid aan het beeld van Gods Zoon zou voortaan bepalend zijn voor de verhouding van God tot de gelovigen.

Vanaf de wedergeboorte tot de verheerlijking zou Christus voor hen de kracht, het wezen en het doel van alles zijn. Hij en Hij alleen zou de bron zijn van hun leven, van hun bestaan en van hun dienst. Wat in beginsel waar was geweest van zijn eigen verhouding tot God tijdens zijn leven hier op aarde, moest ook waar worden van allen die met Hem verbonden zouden worden na zijn verho-ging. ‘Niets van (Grieks: vanuit) zichzelf’ (Joh 5:19) was een vaste regel voor al zijn werk, zijn woorden, zijn tijd en voor de wegen die Hij ging. Hij wilde zich nooit tot iets verplichten wat het voor Hem onmogelijk zou maken snel van koers te veranderen, als zijn Vader de wens daartoe te kennen zou geven. Hij gaf niets om reclame, noch om de publieke opinie. In alle dingen en overal waren de wil en de weg van zijn Vader doorslaggevend voor zijn leven. In dit opzicht vergeleek Hij zichzelf met de zijnen, die Hem zouden volgen toen Hij zei: ‘Indien gij mijn geboden bewaart ...

gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb’, en ‘Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben ‘(Joh 15:10 en 17:16, enz.).

De Heilige Geest is gekomen om ons te leren onszelf in alle opzichten te verloochenen en Christus de alleenheerschappij te geven. De ziel is de zetel van het menselijk ‘Ik’, de geest is de tempel van de opgestane Christus, die verhoogd is aan Gods rechterhand. Vanuit die tempel moet Hij al onze persoonlijke zaken regelen, zodat Hij in alle dingen de Eerste is. Dit is het allesomvattende werk van de Heilige Geest.

‘Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader ... opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heer-lijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make.

Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods’ - Efeziërs 3:14-19.

AANHANGSEL: ‘De natuurlijke mens’ en ‘de oude mens’ - Hoofdstuk 3

Er is door een zeker schrijver onderscheid gemaakt tussen de ‘natuurlijke’ mens en de ‘oude’ mens.

De oude mens zou dan totaal verdorven zijn, zonder ‘enig kenmerk dat aan God herinnert’, maar de natuurlijke mens zou nog ‘een overblijfsel in zich hebben van zijn goddelijke oorsprong’, zoals

‘natuurlijke genegenheid, vriendelijkheid en dikwijls een grote mate van waarheid en oprechtheid in de omgang met zijn medemensen’. Dit onderscheid is de oorzaak van de onenigheid tussen de humanisten en hen die zeggen dat de mens totaal verdorven is. Wij willen erop wijzen dat de ziel, die deel uitmaakt van het wezen van de mens, niet noodzakelijkerwijze boosaardig hoeft te zijn, maar dat er twee redenen zijn waarom het volkomen uitgesloten is, dat hij zichzelf zou kunnen red-den of enige verdienste zou hebben voor God:

1: Hij is aan de vruchteloosheid onderworpen (Rom 8:20) en aan het ‘niet kunnen’ van 1Kor 2:14.

2: De ziel is door zijn medeplichtigheid aan het werk van de boze machten hun bondgenoot gewor-den en pas wanneer de menselijke geest levend gemaakt is en vernieuwd, kan hij beseffen hoe ver-schrikkelijk dat bondgenootschap is.

Schets achteraan in het boek:

In document Wat is de mens? T. Austin-Sparks (pagina 45-48)