• No results found

4.1 LANDSCHAPSECOLOGISCHE SYSTEEMBESCHRIJVING

4.1.1 Topografie en hydrografie

Het noordelijk deel van dit gebied, de E3-plas, is in beheer van Natuurpunt en behoort tot het gebied ‘Tussen Wamp en Neten’, meer bepaald de “Arendonkse Watering”(Figuur 4.1). Tussen Wamp en Neten bestaat uit zes deelgebieden (Rode Del, Hooyput, Arendonkse Watering, Graaf, Goorbossen, Goorneetje) op de noordoostelijke rand van het stroombekken van de Kleine Nete. Het kanaal Dessel-Schoten is dwars op de stroomrichting van de Neetjes gegraven. Water speelt dan ook een hoofdrol in allerlei vormen: moeras, (vis)vijver, ex-zandwinput, kwelgebied, vloeiweide, beek, broekbos. Over het bosbestand zijn geen recente gegevens bekend.

4.1.2 Geohydrologie

Grondwater

Voor geologie wordt verwezen naar §1.2. Verder is er over dit gebied zeer weinig geweten over de grondwaterhydrologie.

Stilstaand oppervlaktewater

De zandwinplas, met 3130 habitat (o.a. Luronium natans), werd doorheen 2016 fysisch-chemisch gekarakteriseerd (Figuur 4.2; Tabel 4.1). Het is een heldere plas op zand, deels grenzend aan hoger gelegen akkerland, maar zonder rechtstreekse aanvoer van oppervlaktewater. De samenstelling zweeft tussen die van zacht grondwater en regenwater in. Het water is circumneutraal, gebufferd en eerder nutriëntenarm. Er stellen zich geen problemen door algenbloei of op het vlak van zuurstofhuishouding, wat er op wijst dat er vooralsnog weinig invloed uitgaat van de aanpalende akkers en dat aangevoerde nutriënten efficiënt in het sediment gesequestreerd worden. Het is niet onwaarschijnlijk dat de relatief hoge chlorideconcentratie in verband staat met kanaalwater dat de plas als grondwater kan bereiken.

Tabel 4.1 Synthese van de fysisch-chemische waterkwaliteit van het door INBO in 2015-2016 bemonsterde stilstaand water in deelzone C

C - Zomerzorg AN_ARE_001: 1/6/2015-2/5/2016, n= 11 gem. med. min. max. stdev. cv temp. °C 13,7 12,6 5,0 25,2 6,5 0,47 pH - 7,2 7,4 5,8 8,0 0,7 0,09 EC25 µS/cm 320,4 319,0 314,0 326,0 3,8 0,01 HCO3 mg/L 39,4 39,6 35,3 43,1 2,6 0,07 zuurstof mg/L 10,0 9,9 8,7 11,6 1,0 0,10 saturatie % 96,2 98,3 76,3 111,9 11,7 0,12 zwevend 105°C g/L <0,025 <0,025 <0,025 <0,025 0 0 zwevend 550°C g/L <0,025 <0,025 <0,025 <0,025 0 0 chlorofyl a µg/L 4,24 <5 <5 16,10 4,27 1,01 faeofytine µg/L 4,42 <5 <5 14,00 4,29 0,97 NPOC mg/L 5,6 4,6 3,8 14,7 3,1 0,56 NO3 mg/L 1,24 1,20 0,41 2,22 0,68 0,55 NO2 mg/L <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0,00 0,00 NH4 mg/L 0,155 0,130 <0,05 0,320 0,101 0,65 TIN mg/L 0,4 0,4 0,2 0,7 0,2 0,37 TON mg/L 0,6 0,6 0,4 1,0 0,2 0,31 TN mg/L 1,0 1,1 0,6 1,3 0,2 0,18 PO4 mg/L <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0 0 TP mg/L 0,016 <0,02 <0,02 0,044 0,011 0,72 Cl mg/L 47,7 47,8 45,8 49,5 1,1 0,02 SO4 mg/L 36,1 35,9 34,7 38,1 1,0 0,03 Ca mg/L 25,7 25,2 22,1 29,1 2,6 0,10 Na mg/L 23,7 23,4 22,6 24,9 0,7 0,03 K mg/L 4,8 4,6 4,3 5,4 0,4 0,08 Mg mg/L 4,2 4,1 4,0 4,8 0,3 0,07 Al mg/L <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0 0 Fe mg/L <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0 0 Mn mg/L 0,06 <0,1 <0,1 0,14 0,03 0,51 S mg/L 12,7 12,7 12,3 13,2 0,2 0,02 Si mg/L 2,09 2,38 1,32 2,76 0,59 0,28 abs. 440 nm m-1 0,0013 0,0007 0,0000 0,0069 0,0020 1,45 IR - 0,49 0,49 0,46 0,51 0,02 0,05

4.1.3 Zonering waterafhankelijke vegetatietypen

Aangezien het hier om een gegraven plas gaat, kan hier niet over een natuurlijke zonering van vegetatietypen worden gesproken. Over de bossen is bijzonder weinig geweten.

4.1.4 Winddynamiek en vegetatietypering

Winddynamiek speelt een belangrijke rol voor het creeren van golfslag in een grote waterpartij.

4.1.5 Historische landschapsontwikkeling en vegetatietypering

In de Arendonkse Watering zijn rond 1850 vloeiweiden aangelegd. Het mineraalrijke kanaalwater moest de arme zandbodem omvormen tot rijke landbouwgrond. Dit bleek geen succes en in 1863 ging de maatschappij over kop. De percelen werden bebost, maar staan nog steeds onder invloed van het kanaalwater. In de Arendonkse Watering is aan een waterplas die gegraven is als zandwinput voor de aanleg van de E34 (https://www.natuurpunt.be/natuurgebied/tussen-wamp-en-neten).

Figuur 4.3 IR-EGV-diagram van recent bemeten stilstaand oppervlaktewater in deelzone C, op basis van jaargemiddelde waarden, met de referentiepunten voor neerslag (At), oud grondwater (Li) en zeewater (Th)

4.2 STIKSTOFDEPOSITIE

Tabel 4.2 Kritische depositiewaarde (KDW), totale oppervlakte en oppervlakte in overschrijding (actueel en prognose voor 2025 en 2030) voor de actueel binnen de deelzone aanwezige habitattypen code naam KDW (kg N/ ha/ jaar) totale opper-vlakte (ha) oppervlakte in overschrijding (ha) 1 2012 2025 2030

3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren 8 1,12 1,12 1,12 1,12

3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe stilstaande wateren

met benthische Chara spp. vegetaties 8 10,08 10,08 10,08 10,08

9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten

met Quercus robur 15 1,05 1,05 1,05 1,05

91E0_vo Meso- tot oligotroof elzen- en berkenbroek 26 0,13 0,13 0,00 0,00

Eindtotaal 12,38 12,38 12,24 12,24

1 gemodelleerde stikstofdeposities op basis van het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012. De prognoses 2025 en 2030 zijn gebaseerd op de modelleringen via het BAU-scenario (zie leeswijzer).

Figuur 4.4 Overschrijding van de kritische depositiewaarde van de actueel aanwezige habitats, op basis van de gemodelleerde stikstofdeposities volgens het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012, en de vectoriële habitatkaart, uitgave 2016 (De Saeger et al. 2016)

4.3 ANALYSE VAN DE HABITATTYPES MET KNELPUNTEN EN

OORZAKEN

Dit deelgebied, en meer bepaald de E3-plas, bevat habitattype 3140 (Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische vegetaties van Chara) en 3130 (oligotrofe tot oligo-mesotrofe stilstaande water met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea). De belangrijkste knelpunten voor habitattype 3140 zijn de waterkwaliteit en atmosferische depositie. Het vermijden van directe inspoeling van nutriëntenrijk water en een lokaal intact grondwatersysteem (voldoende kwel en drainage) zijn van belang voor de instandhouding van dit habitattype.

De LSVI wijst op een ongunstige situatie door een gebrekkig doorzicht en de aanwezigheid van eutrofiëringsindicatoren en invasieve exoten. De E3-plas te Zomerzorg (5 ha), staat momenteel gekarteerd als Ap (diepe plas = geen habitat), door beter beheer en kwaliteitsverbetering kan deze plas evolueren naar dit habitattype. Een kwaliteitsverbetering van de bestaande plassen is vereist.

In het gebied komt naast een goed ontwikkeld 9190 ook zwak ontwikkeld elzenbroek (vo) voor, maar de mooie delen liggen net buiten SBZ. In het SBZ is de bodem net sterk verstoord en lijkt het elzenbos weinig potenties te hebben om te ontwikkelen tot habitatwaardige vegetaties (mond.med. I. Jacobs).

4.4 HERSTELMAATREGELEN

Een beter beheer van deze grote artificiële plas (3130 en 3140) en een kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater is vereist om deze plas duurzaam habitatwaardig te houden. Verder is voorgesteld om plaatselijk de oever aan te schuinen, hoewel het effect onduidelijk is. Ook het vrijzetten van de oevers, nu omringd met elzen is wenselijk. Baggeren of ruimen zijn geen prioritaire maatregelen aangezien er geen aanwijzingen zijn voor interne eutrofiëring.

Het aanwezige 9190 vereist geen prioritaire herstelmaatregel aangezien het voldoende goed ontwikkeld is, hiervoor worden de Vlaamse prioritering overgenomen. Enkel voor de herstelmaatregel ‘ingrijpen soorten in boom- en struiklaag wordt van prioriteit 1 naar 2 verlaagd aangezien de soortsamenstelling in orde is. Voor het zwak ontwikkelde elzenbroekbos ontbreekt de kennis en lijkt de bodem te verstoord om potenties te hebben om te ontwikkelen naar een habitatwaardig elzenbos. Ook hier wordt de Vlaamse prioritering overgenomen.

4.5 MAATREGELENTABEL PER OVERSCHREDEN HABITATTYPE

5 DEELZONE - RONDE PUT EN HOGE MOER (2100026_D)