• No results found

7.1 LANDSCHAPSECOLOGISCHE SYSTEEMBESCHRIJVING

7.1.1 Topografie en hydrografie

Deze deelzone omvat de vallei van de Zuunbeek tussen Pepingen (op ca 40m hoogte) en Zuun (op ca 25 m hoogte), alsook een deel van de valleien van haar zijbeken: de Bosbeek, de Molenbeek en de Baasbergbeek.

De vallei van Molenbeek en van de Bosbeek vormen zeer mooie voorbeelden van asymmetrische valleien. De zuidwestelijke helling (naar het noordoosten georiënteerd) is steeds veel meer afgevlakt en dus minder steil dan de noordoostelijke helling. Hiermee hangt samen dat de (zuid)westelijke zijvalleien veel langer zijn dan de (noord)oostelijke. Processen van solifluctie en gelifluctie tijdens de ijstijden waren bepalend bij het ontstaan van deze asymmetrie. Een beperktere sneeuwophoping en grotere expositie ten aanzien van de zon zorgden ervoor dat de (noord)oostelijke helling minder erodeerden (Agentschap Ontroerend Erfgoed 2017).

De Zuunbeek ontspringt op een hoogte van ongeveer 70 m in Kester en stroomt door Pepingen, door het gehucht Oudenaken (waar ze haar voornaamste zijwaterloop, de Molenbeek, ontvangt) en vervolgens door Sint-Pieters-Leeuw waar ze in de Zenne uitmondt op een hoogte van ca 20 m.

In 2016 en 2017 werden opnieuw meanders aangelegd in de vallei van de Zuunbeek tussen de Molenbeek en Zuun, waar de Zuunbeek sinds de jaren 1970 rechtgetrokken en verdiept was. Een deel van de rechtgetrokken bedding blijft behouden en moet dienen als overstromingskanaal.

7.1.2 Geologie, bodem en geohydrologie

Geologie en bodem

De geologische opbouw van het gebied bestaat uit Quartaire leemafzettingen bovenop Tertiaire lagen (Eoceen) van de van mariene oorsprong Formatie van Tielt (slechts plaatselijk aangetroffen) en Formatie van Kortrijk. Plaatselijk is de vallei verder uitgeschuurd tot op de Paleocene Formatie van Hannut.

Het Quartair bestaat in het centrale gedeelte van de vallei stroomafwaarts Oudenaken uit 20- 25 m dikke afzettingen: het gaat om Vroeg Weichseliaan fluviatiel grind en zand bedekt door Midden Weichseliaan fluviatiel leem. In de rest van de vallei van de Zuunbeek en in de zijvallei van de Molenbeek zijn 15 – 20 m Midden Weichseliaan fluviatiele leemafzettingen aanwezig. Op de flanken zijn de Quartaire eolische leem afzettingen veel dunner (eolisch leem van Laat en/of Midden Weichseliaan).

De vallei van de Zuunbeek is hier ingesneden in het Lid van Saint-Maur (Formatie van Kortrijk), een niet doorlatende en niet watervoerende siltige klei. Ter hoogte van het kasteel van Budingen en stroomafwaarts Sint-Pieters-Leeuw dagzoomt zelfs de Paleocene Formatie van Hannut onder het Quartair. De Formatie van Hannut bestaat uit fijn glauconiethoudend zand met kleiige intercalaties.

In het noorden van deze deelzone (domein Gaasbeek) komen de glauconiethoudende kleiige zanden van de Formatie van Tielt onder het Quartair voor. De Formatie van Tielt bedekt daar de zware klei van het Lid van Aalbeke, de vroeger afgezette zanden en kleien van het Lid van Moen en het Lid van Saint-Maur (allemaal leden van de Formatie van Kortrijk).

De Zuunbeekvallei en de Molenbeekvallei worden volgens de bodemkaart van België grotendeels ingenomen door leembodems zonder profielontwikkeling (A.p). Langs de Zuunbeek stroomopwaarts Sint-Pieters-Leeuw komen ook plaatselijk kleilenzen voor. De hoger gelegen gronden zijn vooral uitgeloogde leembodems (met een textuur B horizont), met op de flanken van de vallei van de Blaasbergbeek ook zandleemgronden (met een textuur B horizont of zonder profielontwikkeling).

Geohydrologie

Het grootste deel van de vallei van de Zuunbeek is ingesneden in het niet doorlatende en niet watervoerende Lid van Saint-Maur (Formatie van Kortrijk). In deze zone is er dus geen regionale grondwatervoeding, maar eerder lokale grondwaterbewegingen door de Quartaire afzettingen.

De Formatie van Hannut die plaatselijk in de vallei dagzoomt is wel watervoerend. De formatie bestaat uit mariene klei en silt met zandige lagen met daarbovenop kalksteen, siltsteen en zandsteen, afgedekt door een laag glauconiethoudend zand.

In het noorden van de deelzone (domein Gaasbeek) vormen de kleiige zanden van de Formatie van Tielt een watervoerend pakket boven de zware klei van de Formatie van Kortrijk (lid van Aalbeke). In het Lid van Moen (dat afwisselend uit zand- en kleiafzettingen bestaat) kan er ook grondwater horizontaal bewegen, wat aanleiding geeft tot het optreden van bronnetjes.

Hydrochemie

Grondwater

Het ondiepe grondwater in de vallei van de Zuunbeek is heel sterk gebufferd en rijk aan calcium. De fosfaatconcentraties zijn meestal laag (op één uitzondering na), maar veel peilbuizen vertonen duidelijke tekens van verontreiniging: verhoogde concentraties nitraat , natrium, chloride en sulfaat worden regelmatig gemeten.

Onderstaande figuur geeft een overzicht van de beschikbare gegevens voor waterchemie in deze deelzone (16 meetpunten).

Hieronder gaan we dieper in op de beschikbare gegevens voor het ondiepe freatische grondwaterpakket (van west naar oost):

Ter hoogte van de Geynsberg worden vaak verhoogde sulfaatconcentraties in het ondiepe grondwater gemeten, met soms ook verhoogde nitraat-, chloride- en natriumconcentraties (data INBO Watina). Meetpunten van DOV in landbouwzone vertonen in het grondwater in de Quartaire afzettingen extreem hoge nitraatconcentraties en vaak verhoogde sulfaatconcentraties.

Op de westelijke flank van de vallei van de Molenbeek worden in het water van de zand-lemige deklagen (Quartair) sterk verhoogde sulfaatconcentraties gemeten (data DOV meetpunt 701/32/5).

In de Zuunvallei net stroomafwaarts de Beisberg bevat het ondiepe grondwater soms verhoogde sulfaat-, nitraat- en/of natriumconcentraties (data INBO Watina). Wat hoger op de flanken van de vallei bevat het ondiepe grondwater in het Quartaire freatische pakket ook af en toe verhoogde sulfaat- en nitraatconcentraties (DOV meetpunt 701/32/2).

De peilbuisraai stroomopwaarts Sint-Pieters-Leeuw vertoont soms verhoogde waarden voor de sulfaat-, nitraat- en natriumconcentraties van het ondiepe grondwater. Eén enkele keer

Figuur 7.4 Spreiding van de belangrijkste hydrochemische variabelen voorgesteld aan de hand van boxplots. De horizontale streepjeslijnen geven het 10% en 90% percentiel van alle meetwaarden in de Watina databank en dienen enkel om de waarden van de deelzone te situeren ten opzichte van de globale toestand van het Watina meetnet in Vlaanderen. Indien voor een locatie van

meerdere tijdstippen een meting beschikbaar was, werd de mediane waarde van deze tijdsreeks berekend

Stroomafwaarts Sint-Pieters-Leeuw (ter hoogte van de Heidries ) worden regelmatig verhoogde sulfaatconcentraties in het ondiepe grondwater in de vallei van de Zuun gemeten (data INBO Watina). Soms worden ook verhoogde concentraties nitraat vastgesteld (en één enkele keer chloride).

Oppervlaktewater

De VMM controleert de waterkwaliteit op verschillende meetpunten in de Zuunbeek en in haar zijbeken. Samengevat zijn vooral de concentraties totaal fosfor en orthofosfaat zorgwekkend: op veel meetpunten scoren deze variabelen slecht en er is nog geen duidelijke verbetering waarneembaar. De verschillende waterlopen bereiken meestal een goede kwaliteit voor de nitraatconcentraties, en de andere variabelen plaatsen zich tussen die 2 extremen. Er lopen sinds 2003 werken om verschillende collectoren aan te leggen en zodoende de lozingen in het beekwater te vermijden. Begin 2018 zou nog een ontbrekende schakel in de collector af moeten zijn.

Hieronder bekijken we de beschikbare metingen (recentste 3 meetjaren, meestal recenter dan 2010) meer in detail (data VMM).

In de Zuunbeek zelf is de kwaliteit voor totaal fosfor en orthofosfaat (ontoereikend tot) slecht, voor de zuurstofconcentratie ontoereikend tot matig, voor Kjeldahl stikstof, totaal stikstof en chemisch zuurstof verbruik meestal matig, voor biochemisch zuurstof verbruik matig tot goed en goed voor nitraat.

Voor de zijbeken worden enkel de variabelen met een goede en slechte kwaliteit vermeld. Andere variabelen scoren (soms goed tot) matig of ontoereikend.

De Bosbeek en de Molenbeek scoren slecht voor totaal fosfor en orthofosfaat en goed voor nitraat. Daarnaast scoort de Molenbeek ook slecht voor de heel lage zuurstofconcentratie. De Ganzeveldbeek en Ketelbeek bereiken een goede score voor nitraat. De beek (zonder naam) tussen de Baasbergbeek en de Gaspeldorenbeek (meetpunt 365370) haalt een goede kwaliteit voor orthofosfaat, zuurstof, nitraat en totaal stikstof.

Grondwaterdynamiek

Er zijn slechts vrij korte tijdreeksen beschikbaar voor de peilbuizen in de vallei van de Zuunbeek en ze vertonen meestal vrij grote grondwatertafelschommelingen (> 1.2 m). Dit is consequent met waarnemingen in andere Vlaamse valleien waar er geen regionale kwel optreedt: de grondwaterstandsdalingen als gevolg van evapotranspiratie gedurende het zomerhalfjaar worden niet of zeer beperkt gecompenseerd door toestroming en de invloed van neerslagepisoden is meestal goed waarneembaar.

Overstromingen

Zowel de vallei van de Bosbeek, de vallei van de Molenbeek als de vallei van de Zuunbeek zelf zijn effectief overstromingsgevoelige gebieden.

7.1.3 Winddynamiek en vegetatietypering

7.1.4 Historische landschapsontwikkeling en vegetatietypering

Op zowel alle historische kaarten is de zuunbeekvallei een aaneengesloten graslandencomplex, vaak met bomenrijen op de perceelsranden. Op de Villaretkaart (ca. 1745) wordt de Zuunbeek meanderend getekend, op de Ferrariskaart (1777) lijken grote delen reeds recht getrokken. Langs enkele zijbeken (Karenbergbeek, Beisbeek en Molenbeek) en op een aantal valleiflanken (o.a. thv Schamelbeek) zijn enkele kleinere bossen aanwezig. Tot de jaren 1930 blijft dit beeld van de vallei behouden. Op een luchtfoto uit de jaren 1950 bestaat de vallei nog steeds grotendeels uit grasland, maar zijn jonge populierenaanplantingen te zien verspreid in de vallei. De locaties van deze jonge aanplantingen komen zeer goed overeen met de actueel aanwezige populierenbosjes in de vallei.

Ongeveer de helft van de bossen in het domein van Gaasbeek zijn reeds aangegeven op de Villaretkaart (ca. 1745), drie kwart ervan staat op de Ferrariskaart (1777) en het beeld op de Vandermaelenkaart komt zeer goed overeen met de actuele situatie. Enkel ter hoogte van de ingang langs de Kasteelstaat is er nog wat bos bij gekomen.

7.2 STIKSTOFDEPOSITIE

Tabel 7.1 Kritische depositiewaarde (KDW), totale oppervlakte en oppervlakte in overschrijding (actueel en prognose voor 2025 en 2030) voor de actueel binnen de deelzone aanwezige habitattypen

code naam KDW (kg N/ ha/ jaar) totale oppervlakte (ha) oppervlakte in overschrijding (ha) 1 2012 2025 2030

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type

Magnopotamion of Hydrocharition 30 0,32 0,00 0,00 0,00

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten >34 1,58 0,00 0,00 0,00

6430,rbbhf Voedselrijke zoomvormende ruigten of regionaal belangrijk biotoop moerasspirearuigte met graslandkenmerken

>34 3,29 0,00 0,00 0,00

6430_hf Vochtige tot natte moerasspirearuigten >34 3,63 0,00 0,00 0,00

6510_hu Laaggelegen schraal hooiland: glanshaververbond

(sensu stricto) 20 1,39 1,39 0,00 0,00

9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en

soms ook Taxus in de ondergroei 20 7,05 7,05 0,82 0,00

9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum,

subtype Atlantisch neutrofiel beukenbos 20 0,03 0,03 0,00 0,00

9130_end Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum,

subtype Atlantisch neutrofiel beukenbos 20 30,15 30,15 0,00 0,00

91E0_va Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en

essen-iepenbos 28 11,73 0,00 0,00 0,00

91E0_vavc Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en

essen-iepenbos, deels goudveilessenbos 28 0,62 0,00 0,00 0,00

91E0_vc Goudveil-essenbos 28 5,94 0,00 0,00 0,00

91E0_vn Ruigte-elzenbos (Filipendulo-Alnetum) 26 0,94 0,00 0,00 0,00

91E0_vnva Ruigte-elzenbos (Filipendulo-Alnetum), deels beekbegeleidend vogelkers-essenbos en essen-iepenbos

26 3,43 0,00 0,00 0,00

Eindtotaal 70,09 38,61 0,82 0,00

1

gemodelleerde stikstofdeposities op basis van het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012. De prognoses 2025 en 2030 zijn gebaseerd op de modelleringen via het BAU-scenario (zie leeswijzer).

7.3 ANALYSE VAN DE HABITATTYPES MET KNELPUNTEN EN

OORZAKEN

In het voorjaar en de zomer van 2017 werd een deel van de habitatkaart geüpdatet in functie van deze landschapsecologische gebiedsanalysen. Hier volgt een overzicht van de aangetroffen habitattypes:

- Het Habitattype 6430 komt wellicht niet (meer) voor in de Zuurbeekvallei. Er komen wel moerasspireavegetatie voor die zeer gelijkaardig zijn met 6430_hf, maar deze vegetaties komen steeds uit verlaten graslanden en zijn meestal niet beekbegeleidend.

- Habitattype 6510 komt voor op een beperkt aantal plaatsen in de Zuunbeekvallei en het domein Gaasbeek. Een vrij zure variant komt voor op enkele hellingen aan de Beisberg in Oudenaken. Enkele mooi ontwikkelde kalkrijkere varianten komen voor langs aan het kasteel van Gaasbeek, maar de meeste hiervan vallen net buiten het SBZ. Qua structuur zijn deze graslanden goed ontwikkeld, maar qua indicatorsoorten scoren deze minder.

- Habitattype 9120 komt zeer beperkt voor. Het grootste aandeel ervan is sterk verruigd met bramen en scoort slecht qua sleutelsoorten.

Figuur 7.5 Overschrijding van de kritische depositiewaarde van de actueel aanwezige habitats, op basis van de gemodelleerde stikstofdeposities volgens het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012, en de vectoriële habitatkaart, uitgave 2016 (De Saeger et al. 2016)

- Habitattype 9130 komt vooral voor op het kasteeldomein van Gaasbeek (grotendeels in goede staat van instandhouding) en op de flanken van enkele zijbeken van de Zuunbeek (Beisbeek en Molenbeek, minder gunstige staat van instandhouding).Habitattype 91E0 komt frequent voor in de valleien, vooral voor in enkele zijbeken van de Zuunbeek (Beisbeek en Molenbeek). Vier subtypes zijn aanwezig: 91E0_va, 91E0_vc, 91E0_vm en 91E0_vn. De staat van instandhouding varieert sterk. De meeste 91E0_vc bossen scoren goed qua soortensamenstelling, terwijl 91E0_va, 91E0_vm en 91E0_vn meestal minder goed scoren. De verstoring is meestal minder dan de grenswaarde.

Voor de drogere habitattypes (6510, 9120 en 9130) wordt hierdoor de KDW overschreden, voor de habitattypes van natte omgeving (91E0 en evt. 6430) wordt deze niet overschreden. Voor het hele valleisysteem gelden echter wel andere knelpunten, o.a. in de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater (o.a. door de talrijke lozingen van afvalwater in de Zuunbeek en haar zijbeken). Aangezien de KDW’s voor habitattypes die gebonden zijn aan de valleien (6430 en 91E0) niet overschreden worden, wordt hier echter niet verder op ingegaan.

7.4 HERSTELMAATREGELEN

In de bossfeer worden enkel de KDW’s van de droge bostypes overschreden. Voor kleine fragmenten kan de aanleg van een bufferscherm leiden tot een significante reductie in depositie in de kern van het fragment. Ook voor het grotere, aaneengesloten bos in het domein van Gaasbeek is deze maatregel zeer relevant, aangezien het bos rechtstreeks grenst aan intensieve landbouw.

Verder is het belangrijk om de onevenwichten in nutriëntenstatus die ontstaan door stikstofdepositie te mitigeren door het afvoeren van basische kationen (Ca, Mg, K, Mn,…) zoveel mogelijk te beperken. Belangrijkste maatregel hierbij is een verminderde houtoogst, met maximaal behoud van oogstresten en dood hout in het bos. Ingrijpen in de boomsoortensamenstelling en structuur van het bos (meer structuurvariatie en licht) zijn voor de betroffen bossen minder relevant, omdat zij nu reeds zeer structuurrijk en gemengd zijn. Het habitattype 6510 is actueel beperkt aanwezig en verkeert in overschrijding. Belangrijkste herstelmaatregel, bovenop het huidige begrazingsbeheer, is het occasioneel maaien van perceel, met afvoer van het maaisel.